• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Artikel 140 en de inval bij Opstand

    Een analyse van december 1994

    Uit: NN, december 1994, buro Jansen & Janssen.

    “Het niet-strafvordelijk vooruitlopend onderzoek heeft eigenlijk veel weg van een de wijze waarop een zorgzame houtvester of boswachter zijn natuurgebied bewaakt en beschermt. Niet alleen heeft hij oog voor de natuurlijke gesteldheid van zijn gebied, hij houdt ook veranderingen in de gaten en let op het komen en gaan van gebruikers van het bos. Daarbij gaat hij niet de gehele tijd op de loer liggen, maar let op uiterlijk waarneembare feiten en/of afwijkend gedrag, die hem aanwijzingen zouden geven om de rust van de gebruikers te verstoren door echt indringend te gaan opletten.”

    Van Duijne, onderzoeker naar georganiseerde misdaad bij het ministerie van Justitie.

    Toen op 28 september de Haagse politie invallen deed bij de stichting Opstand, haar medewerkers en bestuursleden, kopte de meeste kranten al met de link naar het RaRa-onderzoek. De geheimzinnigheid van de persofficier N. Zandbergen (“We hebben diep over deze werkwijze nagedacht en die voorgelegd aan de rechter-commissaris. En die vond dat het kon. We concludeerden dat het grote belang van het onderzoek het bekendmaken van de reden van de inval in de weg staat.”) was uitzonderlijk te noemen in gevallen van een inval die plaats vindt bij derden. Opstand en haar medewerkers werden namelijk zeer nadrukkelijk zelf niet verdacht van een strafbaar feit.
    Anderhalve maand later, op 14 november, krijgt de advokaat, Ties Prakken, middels een fax van rechter-commissaris mr. Ruijs.
    Hans Krikke en Jan Müter, beide medewerkers van Opstand, worden sinds 11 november als verdachte aangemerkt. Zij worden verdacht van het feit dat zij in de periode 1987 tot en met 1993 te ‘s Gravenhage en/of elders in Nederland hebben deelgenomen aan een organisatie die zich “RARA” noemt, welke organisatie het oogmerk heeft het plegen van misdrijven, zoals het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen, brandstichtingen en/of het vernielen van gebouwen en/of andere goederen, in ieder geval het plegen van misdrijven. Een hele mond vol, met andere woorden een artikel 140 construktie.
    Uit de schaarse stukken die de Ties Prakken opgestuurd heeft gekregen, blijkt dat het artikel 140 onderzoek naar de anonieme leden van RARA sinds 1 oktober 1993 loopt. De invallen zijn in het kader van dit artikel 140 onderzoek goedgekeurd door de rechter-commissaris Ruijs. Een oprekking van de mogelijkheden van Justitie in vergelijking met het verleden.

    Het RaRa onderzoek na de DIA-bom

    Het DIA team dat na de bomaanslag op de Dienst Inspectie Arbeidsverhoudingen in het Ministerie van Sociale Zaken te Den Haag aan het werk ging begon natuurlijk niet helemaal bij nul. Het Kosto-team was nog maar een half jaar opgeheven en kon dus in bijna dezelfde hoedanigheid weer aan werk: een sterke vertegenwoordiging van de Haagse politie (Bureau Zware Criminaliteit) en de Dienst Bijzondere Recherche Zaken van de CRI. Een kern van 15 rechercheurs, bijgestaan door meerdere specialisten in kleine units. Vergelijkbaar met de opzet van het LCT dat de Makrobranden destijds onderzocht, dat bestond uit een vaste kern van 26 rechercheurs en groeide in drukke tijden uit tot 65 mensen. Er was nog even verwarring over de positie van de BVD, maar als “kernteamlid” draait de dienst wel degelijk mee.
    De Haagse politiewoordvoerder H. Schreuder kondigde al direct een andere aanpak aan “We nemen liever de tijd om de zaak uiteindelijk in veroordelingen uit te laten monden. We laten ons niet storen door de tijdsdruk.”

    Het DIA team kon voor een deel de draad oppakken die het Kosto team had opgezet. Belangrijk element van het onderzoek was het opzetten van het misdaadanalyse programma ‘Octopus’. Het Kosto-team heeft hier zeer veel geld en tijd in geïnvesteerd, waarop nu kon worden doorgebouwd. Octopus is een ondersteunend programma waarin informatie van observaties, telefoontaps, informanten en eigen onderzoek zoveel mogelijk op dezelfde wijze verwerkt wordt. Middels diverse zoekmogelijkheden zijn er dan allerlei combinaties te maken, die op het eerste gezicht niet zo voor de hand liggen. De hoeveelheid info die deze computer bevat is waarschijnlijk gigantisch. Justitie zal zich in het RaRa onderzoek niet teveel beperkingen opleggen als het gaat om de hoeveelheid mensen die ‘op z’n minst aandacht vereisen’ te registreren. Een groot deel van radikaal links zal ondertussen wel genoteerd zijn.
    Tot de invallen bij Opstand heerst er een zeer grote stilte rondom het RaRa onderzoek. De BVD benadert natuurlijk nog steeds wel verschillende mensen ‘om in RaRa-kringen te infiltreren’, maar meer dan een metafoor voor alles wat linkser is dan Vluchtelingenwerk is de term RaRa hier eigenlijk niet. Het leek er erg op dat het DIA-team, net als zijn voorgangers, op een dood spoor zat. De druk op resultaat is echter groot, niet voor de tweede keer wil men de kantoren en auto’s verlaten zonder resultaat. Opnieuw duikt het team in het RaRa Umfeld en deze keer stort het team zich op de stichting Opstand.

    Opstand

    Opstand begeeft zich immers al jarenlang op hetzelfde aktieterrein als RaRa, heeft in het verleden de manifestatie voor René R. mee georganiseerd en herbergt in de ogen van het team een schat aan informatie. Niet alleen onderzoeken op het gebied van illegale buitenlanders, maar ook documentatie over radicaal linkse aktiegroepen. Wellicht was het in de ogen van het team ook meer dan toevallig dat Opstand vlak voor de aanslag nog regelmatig contact had met de DIA en een dag na de aanslag op het huis van Kosto een interview had gepland met hem.
    Bij de huiszoekingen op 28 september behoudt justitie ‘in het belang van het onderzoek’ een absoluut stilzwijgen. Er wordt alleen meegedeeld dat de betrokkenen geen verdachten zijn. Advocaat Ties Prakken dient onmiddellijk een beklagschrift in bij de Haagse Rechtbank. Zij stelt dat de huiszoekingen onrechtmatig zijn, omdat de betrokkenen recht hebben op informatie over de reden van de tegen ‘NN’ toegepaste dwangmiddelen. Daarnaast beroept ze zich op de vrijheid van meningsuiting voor de onderzoekers/journalisten van Opstand, die daarin nu ernstig worden ingeperkt. Als het beklagschrift gegrond wordt verklaard zal al het materiaal terug moeten worden bezorgd.

    Dan volgen op 14 november de faxen aan Ties Prakken, waarin Jan Müter en Hans Krikke bestempeld worden als verdachten. De verbazing is niet alleen bij Jan en Hans groot, ook de gezamenlijke Nederlandse pers springt erboven op. Waarom worden deze verdachten niet gearresteerd? Is men werkelijk RaRa op het spoor? Volgen er nog meer arrestaties? Justitie heeft geen bevredigende antwoorden en Hans en Jan doen juist het tegenovergestelde van wat Justitie verwacht had. in alle openheid en met naam en toenaam treden ze naar buiten en wagen zich een dag later in het hol van de leeuw. Justitie kan z’n gezicht eigenlijk alleen nog maar redden door beide verdachten te arresteren, maar doet dat niet.

    De oprekking

    Maar er is natuurlijk meer aan de hand. Achteraf bekeken zijn de huiszoekingen een soort gelegitimeerde inkijkoperaties geweest. Volgens Ties Prakken, advokaat van Opstand, is het de eerste keer dat een Officier van Justitie grijpt naar het verregaande middel van huiszoeking in een anoniem verdachten onderzoek.
    In de inmiddels zeer vele artikel 140 onderzoeken maakt de politie wel uitgebreid gebruik van een aantal andere dwangmiddelen, zoals afluisteren, observeren en videoregistratie. Dat men hier extreem ver in gaat is al gebleken uit bijvoorbeeld de artikel 140 onderzoeken na de Mariënburgt ontruiming en tegen Radio 100. Voor huiszoekingen, wat een fikse aantasting is van de privacy voor de betrokkenen, gold tot nu dat er op z’n minst een verdachte met naam en toenaam bekend moest zijn.
    Uit de gerechtsstukken blijkt dat bij de huiszoekingen in het geval van Opstand er geen tenaamgesteld gerechtelijk vooronderzoek liep. Het komt er eigenlijk op neer dat ter opsporing van anonieme RaRa-leden bij anderen een inval kan worden gedaan. Een oprekking van het artikel 140 onderzoek, die als hij goedgekeurd wordt door de Raadkamer, de nodige konsequenties kan hebben voor de toekomst. De kans is groot dat Justitie dan vaker naar dit verregaande middel grijpt in zogenaamd ‘gevoelige onderzoeken’.

    De ‘denkers’ en de ‘doeners’.

    Justitie zat al sinds 1 oktober 1993 op de lijn van artikel 140. Niet een onderzoek naar anonieme verdachten die deel hebben genomen aan de bomaanslag op het Ministerie van Sociale, maar een onderzoek naar anonieme verdachten die lid zijn van de RaRa. Op deze wijze hoeft justitie geen directe relatie meer met de aanslag zelf te leggen. Het is mogelijk dat Justitie serieus ‘de doeners en denkers’ theorie serieus uit gaat proberen.
    De doener en denkers theorie kwam voor eerst naar voren bij een vergelijkend onderzoek van Leon Wecke naar de RaRa persverklaring na de bomaanslag op het huis van Kosto en het zelfinterview dat in de Konfrontatie van juni 1991 is verschenen. Eén van de hoofdconclusies van dat onderzoek was dat de ‘bomplaatser(s) en de RaRa-ideolo(o)g(en) niet identiek lijken te zijn’. Ook na de bomaanslag op de DIA kwam deze theorie weer boven drijven. Het lijkt er nu op dat justitie deze konstruktie uitprobeert op of gebruikt tegen Opstand. Artikel 140 biedt de mogelijkheid om de ‘doeners’ en ‘denkers’ theorie strafrechtelijk vorm te geven. Van de denkers hoeft immers niet meer bewezen te worden dat ze rechtstreeks iets met de bomaanslagen zelf te maken hebben gehad. Echt gemakkelijk zal het echter niet zijn voor justitie. Hoe bewijs je immers dat iemand bij de ‘denkers’ hoort? Flinterdunne overeenkomsten tussen de persverklaringen en eigen geschriften? Gedachtenfrutsels op papier of de computer over het beleid van Kosto? Een uit woede geschreven verslag over een inval van de DIA? Of is het voldoende als een RaRa lid anoniem informatie bij Opstand heeft ingewonnen?

    Artikel 140 komt hiermee aardig in de richting van het Duitse artikel 129a, waarin ondersteuning van ‘terroristische’ verenigingen strafbaar is gesteld. Bij Opstand lijkt het wel die kant op te gaan. Justitie doet in ieder geval z’n best de procedures zo goed mogelijk volgens de regels te laten verlopen. Vandaar bijvoorbeeld de 4 rechter-commissarissen bij de huiszoekingen, vandaar ook de op naamstelling van het gerechtelijk vooronderzoek. Een onderzoek naar anonieme verdachten dient namelijk op naam gesteld te worden als er een vermoeden richting bepaalde mensen is. Gebeurt dit niet tijdig, dan verklaart een rechter het bewijsmateriaal meestal onrechtmatig. Jan en Hans zijn dus of voor de zekerheid tot verdachten gebombardeerd, of er is lang van te voren over nagedacht en het is een welbewuste strategie geweest om het onderzoek te faseren. Justitie gebruikt in die optie welbewust een gevoelig onderzoek ter oprekking van haar mogelijkheden, anders had ze Jan en Hans ook al tijdens de invallen als verdachten kunnen bestempelen.
    Aangezien de dossiers volledig gesloten blijven, een zeer grote uitzondering, is het onmogelijk daar nu meer over te zeggen. Het feit dat Jan en Hans niet gearresteerd zijn geeft aan dat Justitie die dossiers voorlopig ook gesloten wil houden. Anders zou de advokaat namelijk binnen drie maanden een deel in mogen zien.

    Informatie

    Justitie heeft natuurlijk meer op het oog dan alleen het oprekken van haar middelen. Een belangrijk onderdeel van het RaRa onderzoek is het verzamelen van informatie over mensen die aktief binnen hetzelfde aktiegebied. Opstand is één van de knooppunten binnen verschillende netwerken. Zoals ze zelf omschrijven vormen ze ook een soort brugfunktie tussen radikaal linkse en gematigde, vaak kerkelijke organisaties. Tussen de papieren van Opstand zaten zeer veel gegevens over hoe die groepen werken, met wie, enz. De invallen zullen zeker niet alleen om de informatie gedaan zijn, maar binnen dit soort onderzoeken speelt dat wel een belangrijke rol. In die zin is het ‘bijeffekt’, het criminaliseren van Opstand een bijkomende faktor waar justitie niet treurig om zal zijn. Samenwerkingsverbanden waar vaak jaren over is gedaan om op te zetten zijn zo binnen een aantal weken aan het afkalven, omdat er een zweem van verdachtmakingen om Opstand heerst. Het werk van Opstand ligt inmiddels wel effektief stil en het zal zeer veel moeite kosten dit weer op te starten.

    Onrust

    Bijkomend effekt van de huiszoekingen en verdachtmakingen is de onrust die daardoor ontstaat. Worden mensen misschien toch zenuwachtig en hoopt Justitie op een foutje? Wil men duidelijk maken het RaRa onderzoek dit keer echt door te zetten tot het bittere eind? Hoop men een beweging rondom het vluchtelingen- en illegalenbeleid te frustreren? Of is hier sprake van een alternatieve Plukze praktijk tegenover links. Vormt voor de georganiseerde misdaad geld als belangrijkste bron van bestaan, linkse groepen zijn voor een deel afhankelijk van de informatie die bepaalde groepen verzamelen. Als je dat drooglegt, leg je een beweging lam. Hoe dan ook politie en justitie hebben zeker hun voelsprieten laten overwerken de afgelopen weken en zullen daar nog wel mee door gaan ook.

    In de ophef over politie en justitiemethodes misstaat de aanpak tegen Opstand niet. Vond de ophef tot nu toe plaats over onderzoeken tegen de georganiseerde misdaad, radikaal links blijkt nog steeds een even eenvoudig slachtoffer te zijn. Als het op methodes aankomt blijken de georganiseerde misdaad en radikaal links uitwisselbare grootheden te zijn. Gezien de huidige ontwikkeling, steeds meer ‘rechten’ voor politie en justitie en steeds minder voor de ‘eventuele’ verdachten staat ons de komende jaren waarschijnlijk nog het nodige te wachten. Het citaat van Duijne waar dit artikel mee begon laat zien hoe ver de gedachten over preventief politieoptreden gevorderd zijn. De stap naar het repressieve optreden tegen Opstand is dan nog maar een kleine.