• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Openbare orde verstoord

    Actievoeren mag, maar dan wel binnen de bestaande regels. Wie daar maar een klein beetje buiten treedt komt al gauw in aanraking met politie of justitie. Over het algemeen hebben actievoerders te maken met dezelfde wetten en regels als iedere Nederlander. Zorg in ieder geval dat je daar van op de hoogte bent als je een actie organiseert.

    De overheid en het bedrijfsleven zijn niet echt gecharmeerd van actievoerders. In de loop der jaren zijn er aardig wat wetten en regels verzonnen om repressief op te kunnen te treden tegen activisten. Zo is eind jaren tachtig artikel 140, het zogenaamde lidmaatschap van een criminele organisatie, herontdekt. Tegenwoordig vindt bijna elk groot recherche-onderzoek plaats op basis van artikel 140. Af en toe wordt het ingezet tegen activisten.

    Succesvol was die inzet niet altijd. Zo mislukte in 1997 het inzetten van artikel 140 rondom de Eurotop in Amsterdam. Mede als reactie daarop, en ter voorbereiding van de Europese kampioenschappen voetbal in juni 2000, werd door de overheid driftig een aantal wetsartikelen veranderd of ingevoerd ter handhaving van de openbare orde. We gaan hier vooral in op de uitbreiding van de strafbaarstelling van openlijke geweldpleging (artikel 141) en de nieuwe Wet Bestuurlijke Ophouding. Beide wetten zullen in de toekomst grote gevolgen kunnen hebben voor activisten.

    Artikel 140

    Stel je voor, je bent niet echt een doorwinterde actievoerder en hebt geen zin om dagenlang in een cel te zitten. Bij de blokkade, die het Groen Front organiseerde, besloot jij dus maar om de koffie en de broodjes te regelen. Oké, je moest wel af en toe naar een vergadering en je hebt zo hier en daar wat oude bekenden gemotiveerd om weer eens mee te doen met een actie. De blokkade verliep perfect, tot een onverwachte beweging van een politiepaard de verhitte gemoederen deed escaleren. Er ging een ruit in, meubels de straat op en hup de fik erin. Zon relletje dat af en toe (door ongenuanceerd politie-optreden) kan ontstaan. Jij was er gelukkig niet bij.

    Toen op een ochtend het blauwe licht door je ramen scheen, de straat werd afgezet en je deur werd ingebeukt dacht je nog, nee die is verkeerd, ik heb toch niks gedaan ? Maar de hulp-officier van justitie was onverbiddelijk: U bent gearresteerd op grond van artikel 140, lidmaatschap van een criminele organisatie’. En ja hoor, bij het verhoor hadden ze mooie fotos, verklaringen van informanten en bewijzen over de door jou gezette koffie bij de voorbereiding.

    Bovenstaand verhaal lijkt onmogelijk, maar is toch heel dicht bij de werkelijkheid. Artikel 140 wordt namelijk af en toe ingezet tegen politiek actieve groepen. Maar wat is artikel 140 nu precies en wat kunnen politie en justitie er nu mee? Is er wel iets tegen te doen? En zijn er nog andere wetten die ongeveer hetzelfde regelen?

    Artikel 140 is eigenlijk een heel bijzonder wetsartikel. Niet een bepaald misdrijf is strafbaar gesteld, maar het lidmaatschap van een organisatie, die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Naast de normale vormen van medeplichtigheid in het strafrecht is dit één van de weinige artikelen die het individu aansprakelijk kan stellen voor het gedrag van een groep. Midden 2000 wordt een soortgelijke bepaling opgenomen in artikel 141 (openlijke geweldpleging).

    Belangrijk bij artikel 140 is de manier waarop termen als lidmaatschap, organisatie en oogmerk worden ingevuld. Daarnaast is het vervolgingsbeleid van justitie natuurlijk interessant, in een aantal gevallen heeft deze geprobeerd artikel 140 op te rekken.

    Wanneer mag artikel 140 gebruikt worden?

    De afgelopen jaren zijn de grenzen van het gebruik van artikel 140 flink afgetast. Niet alleen in zaken tegen activisten, ook in strafzaken tegen georganiseerde criminaliteit duikt artikel 140 regelmatig op.

     

    Organisatie

    In eerste instantie gaat het om de uitleg van het begrip organisatie. Een organisatie hoeft om te beginnen geen rechtspersoon te zijn. Wel moet er een georganiseerd samenwerkingsverband zijn dat gestructureerd is.

    Uit de rechtsontwikkeling van artikel 140 is ondertussen enige duidelijkheid gekomen. Zo is van een gestructureerd samenwerkingsverband sprake als er gemeenschappelijke regels en doelstellingen bestaan, waaraan de deelnemende personen gebonden zijn en als er druk op de individuen kan worden uitgeoefend zich aan die regels te houden. Een organisatie is dus als een eigen eenheid, met een eigen dynamiek, waarbij de gemeenschappelijke doelstelling uitstijgt boven het individuele.

    Actiegroepen vallen al gauw onder deze definitie van organisatie. Meestal is er wel sprake van enige structuur, een gezamenlijk doel, een gezamenlijke naam en er wordt vaak ook wel verwacht dat je je aan bepaalde regels houdt. Artikel 140 werd geherintroduceerd na de ontruiming van de Mariënburcht in 1987 . De Hoge Raad bepaalde in 1990 dat er destijds inderdaad sprake was van een organisatie. De bewoners traden als eenheid naar buiten, ze gebruikten een gemeenschappelijke naam en hadden een gemeenschappelijke doel. Er werd wekelijks vergaderd, er was een werkverdeling door de vorming van onder andere een binnengroep, een buitengroep, een contactgroep en een persgroep, terwijl later nog een EHBO-post werd geformeerd; Maar staar je niet blind op de term structuur. Ook actiegroepen met wisselde samenstelling kunnen direct onder artikel 140 vallen. De Hoge Raad bepaalde in januari 1991 in een arrest dat de vervolging van een activist van het Vredes Actie Kamp (VAK) op grond van artikel 140 terecht was geweest. Het VAK organiseerde eind jaren tachtig diverse actiekampen bij militaire oefenterreinen. Er werden veelvuldig hekken geknipt, vliegtuigen beklad en dergelijke. In 1998 organiseerde het VAK een actieweekend in Vierhouten. Twee mensen werden op heterdaad betrapt bij het knippen van hekken en gearresteerd. Vervolgens werd het hele actiekamp opgerold op grond van artikel 140. Acht anti-militaristen moesten voor de rechter verschijnen. Deze politierechter benadrukte in zijn vonnis dat artikel 140 vooral bedoeld is ter bestrijding van misdaadsyndicaten en dat er voor de duurzaamheid en de structuur van het VAK als organisatie geen bewijzen waren. In hoger beroep bepaalde het Hof dat het VAK ondanks haar wisselende samenstelling toch een organisatie was. De kampen werden onder (ongeveer) dezelfde naam georganiseerd, ze werden daadwerkelijk voorbereid, langs verschillende wegen aangekondigd en de kosten van de kampen werden gedeeld. Maar ook al is een actiegroep enigszins gestructureerd en heeft de groep gezamenlijk een misdrijf gepleegd, toch hoeft er geen sprake te zijn van toepassing van artikel 140. Belangrijke voorwaarde is dat er meerdere misdrijven zijn gepleegd gedurende enige tijd. Achterliggend idee bij het gebruik van artikel 140 was immers om organisaties aan te kunnen pakken, die vanwege hun misdadig oogmerk gedurende langere tijd een gevaar opleveren voor de samenleving. Inmiddels is die gedachte wel bijgesteld. De voorwaarde gedurende enige tijd wordt al sinds de vervolging van de Mariënburcht-arrestanten creatief uitgelegd. In de Mariënburchtzaak bepaalde het gerechtshof dat het samenwerkingsverband niet slechts het plegen van een enkel misdrijf in het kader van één enkele actie als oogmerk had, doch het op deze wijze ageren wilde voortzetten ten dienste van het verzet tegen de leegstandswet, onderdrukking van de zwarte bevolking in Zuid-Afrika en nog een reeks andere zaken, in verband waarmee meerdere objecten als doelwit worden aangemerkt.

    De Hoge Raad betrok in haar oordeel vooral het feit dat er naast het directe verzet tegen de ontruiming van de Mariënburcht ook een week voor de ontruiming een poging tot brandstichting bij het stadhuis was gedaan. Deze termijn van een week werd door de Hoge Raad aangemerkt als geruime tijd. Op deze manier ben je al gauw kwetsbaar als je als vaste groep mensen, onder een vaste naam, rondom verschillende onderwerpen actie voert. het De hoge eisen die eigenlijk aan de continuïteit werden gesteld zijn met dit arrest verkleind tot de periode van een week.

    Wel is er paal en perk gesteld aan het toepassen van artikel 140 bij eenmalige gebeurtenissen. Het ging hierbij meestal om ontruimingen, uit de hand gelopen demonstraties of confrontaties tussen voetbalsupporters. Vooral de rechtszaak tegen de krakers van het Wolters Noordhoff Complex in Groningen is bepalend geweest. In juni 1990 werd het Wolters Noordhoff Complex in Groningen gewelddadig ontruimd. Er werd veel verzet geboden en de Groningse burgemeester Staatsen sprak van een oorlogssituatie. Alle 139 krakers werden gearresteerd en beschuldigd van lidmaatschap van een criminele organisatie. Ondanks grote druk van justitie sprak de rechtbank de verdachten vrij van artikel 140. Volgens de rechtbank was er namelijk geen sprake van verschillende misdrijven gedurende langere tijd. Wel werden de krakers veroordeeld op grond van een uitgebreid artikel 141, hierover later in dit hoofdstuk meer.

    Het Gerechtshof in Leeuwarden bepaalde een jaar later dat de rechtbank met het afwijzen van artikel 140 de juiste weg was ingeslagen. Ook de veroordeling van artikel 141 werd teruggedraaid.

    In de jaren erna kregen politie en justitie constant nul op t request in hun pogingen demonstranten of voetbalsupporters te vervolgen na relletjes. Wat niet betekende dat artikel 140 niet preventief werd ingezet zoals tijden de Eurotop in juni 1997 in Amsterdam. Maar daar werd het gebruik van artikel 140 door de rechtbank afgewezen, alle arrestanten kwamen in aanmerking voor een fikse schadevergoeding.

    Lidmaatschap

    Een tweede belangrijk toetsingselement van artikel 140 is het zogenaamde lidmaatschap. Actiegroepen zijn meestal geen vereniging met lidmaatschapskaartjes en dergelijke, laat staan dat er een ledenadministratie is. Toch ben je in termen van artikel 140 al snel lid van een criminele organisatie.

    Om te beginnen is het belangrijk om in de gaten te houden dat het er bij artikel 140 niet om gaat of je zelf een strafbaar feit begaat. Het gaat om de vraag of de organisatie als oogmerk heeft (hierover straks meer) om misdrijven te plegen. De individuele bijdrage hoeft geen strafbare feiten op te leveren, slechts het geheel. Dit gaat ook op als je alleen bij de voorbereiding actief bent geweest. Wel heeft de Hoge Raad bij de Mariënburchtzaak bepaalt dat er in ieder geval een verband moet zijn tussen iemands aandeel in de organisatie en het misdrijf De Hoge Raad bepaalde in het Mariënburcht-arrest dat er wel een rechtstreeks verband moest zijn tussen iemands deelname en het criminele oogmerk. Betrokkene moet behoren tot het samenwerkingsverband en een aandeel hebben in, dan wel ondersteunen, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140Sr gestelde oogmerk. Die voorwaarde van rechtstreeks verband betekende destijds voor een vaste bewoner van de Mariënburcht dat hij alsnog werd vrijgesproken. Op de dag van de ontruiming was hij alleen aanwezig geweest in de perskamer.

    Dit zogenaamde lidmaatschap is wel een spanningsveld waar de politie in ieder geval veel gebruik van maakt in de opsporing. Belangrijk voorbeeld is de vervolging van het journalistencollektief Opstand. Eind 1994 kwam dit kritisch onderzoekscollektief in de tentakels van een artikel 140 onderzoek naar RaRa terecht. De aanslagen van RaRa waren een doorn in het oog van de overheid en het lukte maar niet om de groep te pakken te krijgen. Artikel 140 werd gebruikt om het onderzoek naar RaRa uit te voeren. Het geeft de mogelijkheid om diep te graven, veel mensen te onderzoeken en verschillende opsporingsmethoden te gebruiken. Maar waar houdt een eventueel lidmaatschap van RaRa op? De journalisten van Opstand hielden zich bezig met hetzelfde onderwerp (illegale buitenlanders) als RaRa.

    Politie en justitie probeerden Opstand via dit thema, hun ideologie en hun radicaal-linkse netwerk te linken aan RaRa. Er werd een huiszoeking verricht, beide journalisten werden na een tijdje gearresteerd en verhoord en er werd een ronde gedaan langs gematigde, vaak religieuze organisaties waarmee Opstand samenwerkte. De verdenking van lidmaatschap van RaRa bleek niet hard te maken. Gevolg van het hele onderzoek was echter wel dat een netwerk in wording gecriminaliseerd was en dat Opstand nauwelijks meer toe kwam aan haar feitelijke werk, het doen van kritisch onderzoek.

    Deze manier van toepassing van artikel 140 is na Opstand in Nederland niet meer toegepast. In het buitenland, en dan met name Duitsland, worden radicaal-linkse groepen vaak op deze manier aangepakt. Ook in Italië, Spanje en sinds een recente wetswijziging in Groot-Brittannië vindt deze manier van vervolging vaak plaats. Met de toenemende samenwerking binnen Europa is dit iets om in de gaten te houden. Eén van de eerste samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van strafrecht in de Europese Unie is de harmonisatie van het begrip criminele organisatie. Ook (negatieve) beïnvloeding van de staat is opgenomen als mogelijke grond van vervolging.

    Oogmerk

    Laatste belangrijke voorwaarde bij artikel 140 is het criterium oogmerk tot het plegen van misdrijven. Vergis je hierbij niet: het misdrijf hoeft niet echt gepleegd te zijn, als je met je actiegroepje er op los filosofeert, nadenkt en discussieert over echt harde actie dan beoog je een misdrijf en is artikel 140 van toepassing. Het hoeft ook helemaal niet zo te zijn dat je met je actiegroep alleen misdrijven wilt plegen. Dat hoeft namelijk niet het hoofddoel te zijn. Het is voldoende als de misdrijven het naaste, directe doel van de organisatie zijn.

    De meeste actiegroepen hebben een ideële doelstelling. Van de hele wereld autovrij, via de wereld is van iedereen tot MAI niet gezien. Maar de Hoge Raad bepaalde in een uitleveringszaak van twee leden van de RAF in 1978 dat zon ideële doelstelling vervolging op grond van artikel 140 niet in de weg hoeft te staan.

    . In deze zaak was de Hoge Raad van oordeel dat ook sprake is van oogmerk als de organisatie het plegen van misdrijven als naaste doel heeft, zij het dan slechts ter verwezenlijking van een, in haar voorstelling, edel einddoel. Nu de RAF haar einddoel heeft trachten te bereiken door het plegen van georganiseerd geweld en deze geweldpleging tot strategie heeft gemaakt, kon gezegd worden dat zij het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Aanpassing van artikel 140

    Inmiddels er naar aanleiding van het Hakkelaar-proces ook gewerkt aan een strafverhoging van het huidige artikel 140. Op 4 februari 1999 is deze wijziging in werking getreden.Op het eerste gezicht is alleen de straf verhoogd van 5 naar 6 jaar. Voor bestuurders en oprichters geldt daarnaast een verhoging met een derde van de straf (die kan tot 8 jaar oplopen). In de nieuwe wet geldt deze verhoging ook voor ‘leiders’ van de criminele organisatie.

    Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het begrip leider uitgebreid wordt: ‘leiders zijn diegenen die bij het optreden van het georganiseerde verband initiatieven ontplooien waarnaar de andere deelnemers zich richten. Dit ontplooien van initiatieven kan spontaan gebeuren’. Dit betekent dus dat ook actiegroepen, waarbij juist informele verbanden een grote rol spelen, en sommige mensen een leidersrol hebben, onder deze strafverhoging vallen.

     

    Artikel 140 als inlichtingenmiddel

    Artikel 140 is een artikel dat politie en justitie veel macht geeft, juist omdat men zoekt naar een groep. Vaak is die groep niet echt gedefinieerd (RaRa, ELF, ALF), laat staan de leden ervan. Op zoek naar de leden van de groep start justitie een onderzoek naar anonieme verdachten. In feite valt heel Nederland hieronder, maar justitie selecteert natuurlijk wel. In praktijk vallen vooral activisten, die met ongeveer eenzelfde onderwerp bezig zijn hieronder.

    Vervolgens begint justitie een netwerk-onderzoek. Wie flyert er wel eens tegen Mc Donalds, wat voor stukken worden er geschreven, wie overleggen er met elkaar. Omdat de maximale straf op overtreding van artikel 140 hoger is dan vier jaar mag er ook worden afgeluisterd, geobserveerd en mogen verdachten worden aangehouden. De kring anonieme verdachten kan zo groot zijn als men maar wil. Artikel 140 is voor de politie dan ook een ideaal middel om een actiebeweging in de gaten te houden.

    Lees goed wat de nieuwe Wet Bijzondere Opsporingsmethoden allemaal toestaat. Omdat een artikel 140 onderzoek ook al de voorbereidende fase kan beslaan kunnen al deze middelen (afluisteren, direct afluisteren, observeren, infiltreren) breed ingezet worden.

    Artikel 140 en ordehandhaving

    Veelvuldig heeft Justitie geprobeerd een groep mensen die de openbare orde hadden verstoord (tenminste in de ogen van Justitie) te vervolgen op grond van artikel 140. Hierboven werd al het voorbeeld van het Wolters Noordhoff Complex genoemd, maar ook in de tien jaar na 1990 heeft Justitie artikel 140 nog regelmatig uit de kast getrokken bij openbare orde problemen. De Eurotop in 1997 in Amsterdam is het bekendste voorbeeld, maar regelmatig probeerde Justitie ook voetbalsupporters te vervolgen.

    Na de Eurotop barstte de discussie over aanpassing van de wetgeving weer los. Justitie en burgemeesters pleitten voor een wet, die hen de mogelijkheid geeft mensen preventief op te kunnen pakken. En met het zicht op rellen tijdens de EK 2000 en met een steun in de rug na de rellen rondom het kampioensfeest van Feyenoord in juni 1999 kwamen er twee wetsvoorstellen uit de koker van Justitie. De ene betreft Bestuurlijke Ophouding, de ander een uitbreiding van de strafbaarstelling van openlijke geweldpleging. Voor juni 2000, wanneer de EK begint moeten de voorstellen aangenomen zijn. Beide voorstellen zullen ook voor actievoerders veel gevolgen hebben.

     

    Bestuurlijke Ophouding

    Met het wetsvoorstel Bestuurlijke Ophouding krijgen burgemeesters er een fiks machtmiddel bij. Zij kunnen dan een groep mensen laten aanhouden en opbrengen naar een door hen aangewezen plaats.

    De maatregel geldt als groepsgewijs een noodbevel of noodverordening wordt overtreden.

    De maximumtermijn van ophouden is 12 uur, maar moet zo kort mogelijk zijn. Ander belangrijk punt is dat er voor ophouding eerst een duidelijke waarschuwing moet worden gegeven. Bovendien moet de plaats van ophouding geschikt zijn voor de opvang van de op te houden personen. Ten slotte moet de burgemeester zo spoedig mogelijk een verslag van bevindingen maken. In het wetsvoorstel wordt een onderscheid gemaakt tussen twee situaties: een uitzonderingsituatie en een situatie die kan worden voorzien. Met deze voorstellen in de hand wordt de macht van de burgemeester weer een flink stuk groter. Een verordening of noodmaatregel kan veel effectiever worden afgedwongen en zal wellicht vaker worden ingezet.

    Voorwaarden Bestuurlijke Ophouding

    Bestuurlijke Ophouding kan alleen toegepast worden onder de volgende voorwaarden :

    – als blijkt dat de inzet van bestaande maatregelen geen oplossing biedt bij de bestrijding van grootschalige ordeverstoringen.

    – er moet sprake zijn van een massaal karakter.

    – de bevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast ten aanzien van de door de burgemeester aangewezen groepen.

    – wanneer niet-naleving van de noodverordening groepsgewijs heeft plaatsgevonden.

    – wanneer de reguliere maatregelen tekort schieten.

    – wanneer duidelijk is voor de betreffende persoon welke handeling ver- dan wel geboden is.

    Preventief oppakken, een wens van veel politici, lijkt met deze wet niet mogelijk. Letterlijk staat er in de Memorie van Toelichting: Overwogen is de bevoegdheid te laten uitstrekken tot dreigende niet naleving van de aangewezen voorschriften, waarbij zou worden opgetreden, indien met stellige zekerheid de verwachting bestaat – en dit ook kan worden aangetoond – dat een groep voornemens is als zodanig vastgestelde en aangewezen voorschriften te overtreden’. Hier is van afgezien, ‘vanwege de geringe zekerheid die deze constructie biedt met betrekking tot het zich voordoen van ordeverstorend gedrag’.

    Met andere woorden: de juristen zetten de politici wat dit betreft gelukkig op hun plek. Dat betekent dat bestuurlijke ophouding niet preventief mag worden ingezet, er zal altijd sprake moeten zijn van ‘niet-naleving’ van een specifiek voorschrift. Volgens de Memorie van Toelichting moet erg concreet en duidelijk zijn welke handeling ver- of geboden is.

    Dat mensen niet preventief kunnen worden opgepakt houdt niet in dat de wet niet flink repressief is. Het gaat hier vooral om de uitleg van termen als ‘oproerige beweging’, ‘ernstige verstoring van de openbare orde’ en ‘vermoeden van’. Op basis hiervan kan de burgemeester een noodbevel doen uitgaan.

    In de Memorie van Toelichting worden voetbalsupporters en krakers met name genoemd als doelgroepen. Wat voetbalsupporters betreft wordt als volgt gefilosofeerd : ‘Met betrekking tot de bestrijding van voetbalvandalisme is voorstelbaar dat de maatregel inhoudt dat supportersgroepen zich in een daartoe aangewezen gedeelte van de speelstad moeten ophouden’. Dit noodbevel zou standaard in de APV van steden met clubs uit het betaalde voetbal moeten worden opgenomen en in ander steden indien nodig meteen worden uitgevaardigd. Elke supporter die zich dan niet aan deze regel houdt kan twaalf uur ‘bestuurlijk worden aangehouden’, als hij of zij niet reageert op een waarschuwing. De bewegingsvrijheid van supporters wordt hiermee definitief beperkt. Voortaan wordt het bij een bezoek aan een uitwedstrijd van een club flink oppassen waar je gaat of staat.

    De directe verwijzing naar krakersrellen komt nogal vreemd over, maar zegt misschien wel iets over de interpretatie van het begrip ‘oproerige beweging’. Eigenlijk al sinds het begin van de negentiger jaren is er bij geen enkele ontruiming sprake geweest van een noodtoestand. Artikel 175/176, het uitroepen van een noodbevel/verordening, is bij ontruimingen na 1990 nooit meer ingezet. Een verwijzing naar krakers in dit wetsvoorstel is dan ook niet meer dan hetzelfde oorlogsgetrom als het misleiden met termen als ‘preventief oppakken’. Er wordt een misplaatst beroep gedaan op vergane sentimenten, waar de politiek blijkbaar nogal gevoelig voor is.

    Maar hetzelfde geldt eigenlijk voor de doelgroep ‘relschoppers rondom demonstraties en andere samenkomsten’. Zo er af en toe al eens een relletje uitbreekt is het vaker het onbeheerst politie-optreden dat de oorzaak is dan dat er zoveel mensen bewust op een rel uit zijn.

    Impliciet gaat het eigenlijk over situaties zoals tijdens de Eurotop in 1997 in Amsterdam. Tijdens dat soort bijeenkomsten is er altijd een noodverordening en het liefst heeft men de radicale demonstranten ver weg. Met de arrestaties op grond van artikel 140 in juni 1997 is Justitie achteraf flink op de vingers getikt. De huidige wetsvoorstellen maken hetzelfde echter mogelijk. De burgemeester hoeft slecht een noodbevel uit te vaardigen (of de noodverordening toe te passen), een waarschuwing uit te doen laten gaan (via een onverstaanbare megafoon van de ME) en een groep kan massaal worden opgepakt.

    Het bevel van de burgemeester zou in kunnen houden dat ‘alle autonomen, anarchisten enzovoort zich gedurende de conferentie niet in de stad mogen begeven’. Met de plicht om de ophouding zo kort mogelijk te laten duren staat de deur dan weer open voor de Koppejan-methode: demonstranten worden ‘bestuurlijk opgehouden’ in een bus en buiten de stad weer losgelaten. Letterlijk wordt dit voorbeeld genoemd in de Memorie van Toelichting.

    De gemeenteraad krijgt een belangrijke rol toebedeeld bij het bepalen van de macht van de burgemeester. In de Memorie van Toelichting wordt bepaald dat ‘voorziene situaties zoveel mogelijk moeten worden geregeld in gangbare regelingen, zoals de Algemene Politie Verordening. Volgens de Memorie van Toelichting kan de gemeenteraad zelfstandig beslissen of er situaties zijn waarbij de burgemeester over deze bevoegdheid moet kunnen beschikken. ‘Van de raad mag worden verwacht dat hij zich bij die keuze laat leiden door eerdere ervaringen binnen de gemeente. Ook hier zullen de situaties moeten voldoen aan ‘ernstige wanordelijkheden, oproerige bewegingen of vermoeden daarvan’.

    Hoofdstuk twee van de Amsterdamse APV regelt de openbare orde en deze nieuwe wet maakt het dus mogelijk dat de raad in een aantal artikelen de bevoegdheid van de burgemeester uitbreidt naar ‘bestuurlijke ophouding’. Stel dat Amsterdam definitief af wil van de onaangekondigde demonstraties, die leveren toch alleen maar ‘ernstige wanordelijkheden op’, dan kan de raad in artikel 2.9 over Openbare Manifestatie laten opnemen dat de burgenmeester bij overtreding ‘bestuurlijk kan gaan ophouden’.

    Artikel 141

    Zij die openlijk met vereende krachten geweld plegen tegen personen of goederen worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en zes maanden’, zo luidt het huidige artikel 141. Een arrest van de Hoge Raad bepaalde jaren geleden dat het enkel uitmaken van de groep waaruit geweld is gepleegd niet voldoende is voor veroordeling als niet vast is komen te staan dat zelf geweld is gebruikt. Daarmee werd het individuele karakter van het Nederlandse strafrecht bevestigd.

    Naar aanleiding van de Eurotop-arrestaties in juni 1997 in Amsterdam meldde oud-minister van Justitie Sorgdrager dat zij vond dat het artikel verouderd was. Haar redenatie was dat schuld anno 1997 niet meer hetzelfde is als in 1866, toen het wetsartikel werd gemaakt. Niet iedereen die geen geweld gebruikt is in onze ogen onschuldig. Hun aanwezigheid kan het plegen van geweld door anderen bevorderen. Geweldplegers zijn temidden van gelijkgezinden moeilijk aan te pakken. De aanwezigheid van gelijkgezinden kan een ontremmend effect hebben op de geweldplegers, aldus Sorgdrager vorig jaar in haar brief aan de Kamer.

    Volgens Sorgdrager was het niet fair dat iemand tegenwoordig wel veroordeeld kan worden voor het medeplegen van moord of zware mishandeling, maar niet voor het met vereende krachten geweld plegen tegen die persoon. De wet zou aangepast moeten worden in die zin: medeplegen ook strafbaar. Degene die welbewust meegaat naar een plaats waar vanuit een groep openlijk geweld zal worden gepleegd, en zich als lid van die groep manifesteert, is niet onschuldig. Ook de vocale, intellectuele en andere bijdragen aan het verband dat openlijk geweld pleegt, tellen mee.

    Het wetsvoorstel werd op 6 mei 1999 in de Tweede Kamer ingediend. Het afsluitende plenaire debat vond plaats op 2 februari 2000. De huidige minister van Justitie Korthals is op Sorgdragers weg doorgegaan. De term ‘met vereende krachten’ zou vervangen moeten worden door de term ‘in vereniging’. Het zelf plegen van geweld blijft strafbaar, maar ook significante bijdragen daaraan. En daar wrikt natuurlijk de schoen. Iedereen die wel eens bij een demonstratie, actie of manifestatie is geweest weet hoe snel dit soort situaties uit de hand kunnen lopen.

    Laten we eens kijken wat de minister van Justitie er zelf van vindt. In de notities aan de Tweede Kamer en het debat van 2 februari 2000 omschrijft Korthals de reikwijdte van de wet.

    Welbewust

    Om te beginnen wordt het welbewust mee gaan naar een plaats waar vanuit een groep geweld zal worden gebruikt strafbaar. Een omschrijving die geredigeerd is op basis van de supportersrellen in Beverwijk en de Eurotop-arrestaties. Met artikel 140 werd Justitie terechtgewezen door de rechters. Op deze manier wil men nu bewijsproblemen oplossen.

    Maar wat is nu welbewust? Ook na de debatten blijft dit onduidelijk. Een paar voorbeelden:

    Bij de grote werklozendemonstratie tijdens de Eurotop wilde een grote groep demonstranten naar de Nederlandse Bank. Op het Weteringcircuit ontstonden wat schermutselingen. De groep die die poging ondernam, ook al gebruikten maar enkelen geweld, kan in de nieuwe situatie opgepakt worden.

    Ook de scholierendemonstratie van eind 1999 zal onder dit nieuwe bereik vallen. Een aantal mensen begint eieren te gooien en zet daarmee aan tot geweld. Vervolgens vertrekt een grote groep scholieren tegen de zin van de organisatie in de richting van het Binnenhof en daar loopt het uit de hand.

    Ook groepen als GroenFront!, Onkruit Vergaat Niet en fietsdemonstranten kunnen op deze manier fiks aangepakt worden. Gedrag van individuen wordt bepalend voor de inzet van artikel 141. Neem bijvoorbeeld de ontruimingen van de panden langs de Betuwelijn, begin 2000. GroenFront! bepleit geweldloos verzet en de organisatoren staan daar ook voor. Toch is het niet denkbeeldig dat op een dag een actievoerder stenen gaat gooien. Zijn alle GroenFront!ers dan welbewust naar die plek gegaan, hebben zij de significante voorwaarden geschapen voor het geweld? De toekomst zal het uitwijzen, maar gezien het extensieve gebruik van artikel 140 in het verleden valt het ergste te vrezen.

    Oproepen

    Een tweede belangrijke omschrijving is dat ook intellectuele en vocale bijdragen strafbaar worden.

    Eerst de intellectuele bijdrage.

    Een voorbeeld. In Ravage 234 van 2 mei 1997 stond een stukje getiteld Ya Basta. Ene Marc komt daar tot de conclusie dat we niet verder komen dan gezellige acties (gezinsuitjes) van Milieudefensie en neemt de Zapatistas en ELF-Utrecht (die net een mislukte aanslag had gepleegd) als voorbeeld van hoe het ook kan. Echt oproepen voor een bepaalde actie deed Marc nog net niet. Maar stel, hij roept bij de komende Bulderbosmanifestatie van Milieudefensie op om niet alleen ballonnen op te laten . Verzamel voor echte actie bij pier acht , staat er op het pamflet dat hij uitdeelt. Op het moment dat het daar dan uit de hand loopt, is deze Marc onder de nieuwe wet net zo strafbaar als de mensen die geweld plegen. Betreft het een anoniem pamflet en jij bent toevallig een van de mensen die het uitdeelt dan staat je hetzelfde lot te wachten.

    Nu was deze Marc Witteveen toevallig een infiltrant van de BVD (zie de website van Jansen & Janssen), maar wat te denken van toekomstige demonstraties. Fietsers aller landen verzamelt U! Blokkeer de Witbautstraat. Het hoeft maar even mis te gaan (een kleine provocatie kan genoeg zijn) en ook de oproepers/organisatoren zijn de pineut. Waarschijnlijk kan zelfs Ravage aansprakelijk worden gesteld, als de oproep anoniem geplaatst is, en de redactie weigert te zeggen wie hem heeft gestuurd (of dat niet weet).

    Ontremming

    De strafbaarstelling van vocale bijdrage aan het geweld heeft tot veel discussie in het parlement geleid. Ontremmingis hierbij het toverwoord. Geweld wordt volgens Korthals bevorderd of versterkt doordat anderen vocale bijdragen leveren in de vorm van gejoel, ander lawaai of aanmoediging. De Tweede Kamerleden vroegen zich vooral af hoe de politie in godsnaam die ontremming kan constateren. Hoe is geweldsbevorderend gejoel te onderscheiden van gewoon gejoel. Kamerlid Halsema van GroenLinks merkte terecht op dat hier al snel de vrijheid van meningsuiting in gevaar komt.

    En wat als mensen in een ander taal joelen? Moeten er constant vertalers van de politie meelopen? Uiteindelijk stelde Korthals dat het gejoel gericht moet zijn op de gewelddadige handeling.

    Als iemand roept die auto op zn kant en vervolgens doet een groep dat, dan is die persoon strafbaar. Maar wat als tijdens een fietsdemonstratie twee mensen staan te kletsen over het ongemak dat niet alle autos gewoon naar de kant gaan. Een agent, met oordopjes van zn porto in zijn of oor kan dit al gauw verkeerd opvangen. En wie wordt er geloofd in de rechtszaal?

    En neem een gemiddelde charge van de ME. Dikke kans dat een paar onschuldige voorbijgangers een klap krijgen. Als vervolgens iemand gaat schelden op de ME, kwaad is en dat duidelijk laat blijken, terwijl naast hem mensen stenen gooien, ben je al gauw strafbaar.

    Als je tot iets oproept, maar het gebeurt niet, ben je overigens niet strafbaar. Dat zou er voor pleiten om voortaan in ieder geval de meest waanzinnige dingen te roepen tijdens een demonstratie. Een vervolg op de jubeldemonstraties van de Eurotop is ook een oplossing. Kreten als meer politie, aai die vent enzovoort zijn moeilijk te vatten onder ontremmende aanmoedigingen. Wees creatief, of wordt zelfs dat strafbaar ?

    Ervaringsregels

    Een derde belangrijke invulling van de strafbaarstelling van artikel 141 wordt de toepassing in situaties waarbij volgens Justitie sprake is van een gewilde en voorbereide confrontatie met de politie, waarbij belemmering van de bewijsgaring een onderdeel van een welbewust gekozen strategie is.

    Korthals doelt hiermee op situaties waarbij de ware toedracht wordt verhuld of waar bivakmutsen en andere kleding herkenning onmogelijk maken. Maar ook het aandragen van stenen of stokken en het afschermen van personen, bijvoorbeeld door een cordon te vormen. Het van te voren afspreken je mond te houden bij arrestatie. De Kamer vond dit allemaal wel erg ver gaan en op aandringen van PvdA, D66 en GroenLinks omschreef Korthals in tweede instantie de voorwaarden:

    Er moet voldoende nauwe en volledige samenwerking zijn, en de enkele aanwezigheid in een groep van waaruit geweld wordt gepleegd is niet genoeg. Voldoende is in beginsel wel, dat uit ervaringsregels kan worden afgeleid dat het betreffende gedrag een geweldplegingsbevorderende werking heeft.

    Een blik op de gemiddelde ontruiming in Amsterdam levert al gauw bovenstaand beeld op. In die enkele gevallen dat er dan toch met stenen gegooid wordt, is voortaan alsnog de hele groep verantwoordelijk.

    Interessant is natuurlijk ook welke ervaringsregels de politie gaat hanteren. In Amsterdam schijnt men al zonder blikken of blozen de gewelddadigen te kunnen scheiden van de geweldlozen. Als we zien hoe Nordholt tijdens de Eurotop reageerde, het is toch goed dat dat zooitje hanekammen en punkers met veiligheidsspelden van de straat is, zal het uiterlijk tijdens demonstraties meer bepalend worden.

    Over het dragen van identieke kleding en bivakmutsen was ook de nodige discussie. Dittrich (D66) en Santi (PvdA) kwamen beiden met het voorbeeld van asielzoekers uit Iran of Irak, die tijdens een demonstratie ter bescherming van zichzelf en familieleden een bivakmuts of sluier dragen. Op het moment dat het dan uit de hand loopt moet het volgens hun toch niet zo zijn dat deze mensen ook opgepakt kunnen worden.

    Korthals benadrukte hierbij dat dit pas zou gebeuren als het een opzettelijke significante bijdrage levert aan geweld. Of de politie dit onderscheid zo letterlijk kan maken (zeker in combinatie met dat gejoel) is natuurlijk zeer de vraag. In praktijk komt het erop neer dat je je toch uit de voeten moet maken op het moment dat er geweld wordt gepleegd.

    Binnen de ervaringsregels lijkt ook het zwijgen na arrestatie te vallen. Korthals redeneert dat er blijkbaar sprake is van een nauw samenwerkingsverband als mensen afspreken hun mond te houden. Op zich een omgekeerde redenatie in dit verband, want er moet toch al sprake zijn van een andere verdenking, op grond waarvan iemand opgepakt kan worden. Het zou hooguit van toepassing kunnen zijn bij oproepen voor acties of demonstraties, waarbij van te voren wordt gevraagd geen naam te noemen bij arrestatie. Uiteindelijk blijft opzet en daadwerkelijke significante bijdrage wel nodig. Bewijs daarvan kan niet komen van het zwijgen van een verdachte, vindt ook Korthals.

    De inwendige mens

    Een andere opmerkelijke oprekking vormt de strafbaarstelling van diegenen die voor de etenswaren van de geweldsplegers zorgen. Als het aan Korthals ligt moet je het voortaan niet meer in je hoofd halen om iemand die geweld gebruikt te voeden met repen, chocola en ijs. Dat vormt wel degelijk een ondersteuning in de zin van de wet. De Wit van de SP vroeg zich af hoe dit nu een relatie kon hebben. Je richt je toch op het vullen van iemands maag, niet op het geweld.

    Maar Korthals is duidelijk ; het hangt van de omstandigheden af, maar als mensen gaan picknicken en de ene groep voorziet de andere van proviand, waarna de laatste groep vervolgens geweld gaat plegen, is de eerste groep ook strafbaar.

    Een duidelijker opzet voor de vervolging van voorzienende clubs als bijvoorbeeld Rampenplan of Theaterstraat had Korthals hier niet kunnen geven. Terreinbezettingen, actiekampen, blokkades, het hoeft maar enigszins uit de hand te lopen en daar ga je als vervoerder, kok of mede-organisator. Hoewel Korthals steeds benadrukt dat er sprake moet zijn van opzet en een significante bijdrage rekt hij het bereik van het nieuwe artikel 141 met dit voorbeeld toch weer flink op. Het geweld hoeft namelijk nog niet gepleegd te zijn op het moment van de voorziening, maar of het voorspelbaar moet zijn is erg onduidelijk. Moet Rampenplan stoppen met koken als ergens uit de hand loopt, moet de bus van Theaterstraat rechtsomkeerd maken als de actievoerders geweld gebruiken? Gezien het extensieve gebruik van artikel 140 zullen ook de grenzen van artikel 141 wel verkend gaan worden.

    Nieuwsgierig

    Bovenstaande uitleg van het nieuwe artikel 141 geeft aan dat de reikwijdte enorm zal toenemen. Dat de wet er komt staat na de behandeling in de Tweede Kamer vast, liefst voor de EK 2000 in juni begint. Het aantal onschuldigen dat vast komt te zitten zal behoorlijk toenemen. Korthals gaat vooralsnog helemaal af op de constatering van de Amsterdamse politie dat onschuldigen bij opstootjes meestal vanzelf weg gaan. De ervaring is anders: opstootjes trekken meestal alleen maar een hoop nieuwsgierige, maar onschuldige mensen aan. Korthals vindt nieuwsgierigheid wellicht een slechte karaktereigenschap, het is geen toereikende grond voor strafbaarstelling.

    Belangrijk toetsingscriterium is dat vereist is dat de betrokkene welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn gedrag een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Betrokkene moet het geweld hebben gewild, welke duidelijk wordt aan de bijdrage aan het geweld. Enkel aanwezigheid is niet voldoende.

    Uitlokking

    De grote vraag bij relletjes is natuurlijk altijd wie er is begonnen. In het verleden is maar al te vaak gebleken dat er vanuit bestuur en politie geweldsbevorderende beslissingen worden genomen. Bekend voorbeeld is de studentendemonstratie van 8 mei 1993 in Den Haag. Door stompzinnig politie-optreden die gigantisch uit de hand. Dit werd later bevestigd door een onderzoek van de Ombudsman. Maar ook het onterecht inzetten van artikel 140 bij de Eurotop in 1997 te Amsterdam had gemakkelijk op een veldslag met de politie uit kunnen lopen.

    Zijn bestuur en politie voortaan dan ook vervolgbaar op grond van het nieuwe artikel 141 ? De intellectuele (hoewel….) bijdrage van de Amsterdamse driehoek was immers onweerlegbaar. En leverde de Haagse ME niet een meer dan significante bijdrage aan het geweld?

    Voer voor advocaten en actievoerders zou je zo zeggen.

    Je was een groep, je bent een groep, je zult een groep zijn

    Veel meer dan in het verleden het geval was krijgen politie en Justitie machtsmiddelen in hand, die het individuele karakter van het strafrecht ondermijnen. Naast uitbreiding van artikel 141 staat ook Bestuurlijke Ophouding op het programma. Als individu word je steeds meer verantwoordelijk gesteld voor het gedrag van de groep waarin je je begeeft. Nog meer dan in het verleden kan de overheid op momenten dat zij dat wil repressief optreden. Waar de grenzen komen te liggen zal de toekomst wijzen. Het verleden laat zien dat die vaak aan de uiterste rand liggen van wat (niet) mag.


    Voorbeelden van artikel 140 gebruik tegen actievoerders :

    1894: Het bestuur van de Sociaal Demokratische Bond van Domela Nieuwenhuis is vervolgd wegens overtreding van artikel 140

    1930: Soekarno kreeg vier jaar celstraf wegens zijn deelneming aan en leiderschap van de verboden Partij Nasional Indonesia.

    Maart 1987: Inzet artikel 140 na de ontruiming van de Mariënburcht.

    april 1987: Artikel 140 vormde de legitimatie van een huiszoeking, die op verzoek van de Belgische justitie werd verricht bij de Groningse Knipselkrant. Deze huiszoeking had ten doel bewijsmateriaal te verzamelen, waaruit zou blijken dat er een band bestond tussen de Belgische groep CCC en de Knipselkrant.

    1988: Nadat twee actievoerders op heterdaad betrapt waren bij knippen van hekken en kladden werden alle veertig anti-militaristen van het Vredes Actie Kamp Mobiel in Vierhouten opgepakt en verantwoordelijk gesteld voor deze actie. Acht anti-militaristen moesten voor de rechter verschijnen. Deze politierechter benadrukte in zijn vonnis dat artikel 140 vooral bedoeld is ter bestrijding van misdaadsyndicaten en dat er voor de duurzaamheid en de structuur van het VAK als organisatie geen bewijzen waren. In hoger beroep echter werd geoordeeld dat artikel 140 een goed middel was tegen de deelnemers van het VAK. Volstrekt onschuldige medekampeerders konden zo zonder enig strafbaar feit te hebben gepleegd op grond van artikel 140 gearresteerd en vervolgd worden.

    1989 Vervolging van de North Atlantic Defence Movement (Kees Koning).

    1990 Ontruiming WNC in Groningen. Na massaal verzet werden alle 139 arrestanten vastgehouden op grond van artikel 140 en artikel 141. Na in eerste instantie vrijgesproken te zijn van artikel 140 en te zijn veroordeeld voor artikel 141, werd iedereen in hoger beroep ook vrijgesproken van artikel 141. Er was geen sprake van een langdurig verband.

    1991 Radio 100, een Amsterdamse vrije radio wordt uit de lucht gehaald, het onderzoek vond plaats op grond van artikel 140.

    1995/1996 Justitieel onderzoek naar journalistencollektief Opstand. Politie en Justitie gebruikten artikel 140 om Opstand te verbinden aan RaRa.

    1997 Eurotop in Amsterdam. Massa arrestaties op grond van artikel 140. In kort geding en klachtafhandeling bepaalde de rechtbank dat de verdenking wel terecht was, maar dat er geen sprake was van een criminele organisatie.