• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort2_15

    79 het belang van deze twee punten voor het verdere onderzoek is het aangewezen om de passages in “versie 2” die hierover handelen, letterlijk te citeren: “Het  hiervoor  bedoelde  operationele  onderzoek  zal  kunnen  worden  uitgevoerd  door  (een gedeelte  van)  het  LRT  onder  gezag  van  het  Hoofd  LBOM  (koppeling  met  spoor  2),  onder leiding   van   een   op   het   LBOM   gedetacheerde   zaaksofficier   (…).   Hierover   is   inmiddels overeenstemming bereikt met de korpschef van het KLPD. Deze oplossing biedt een aantal voordelen: gezag en beheer over het team zijn reeds geregeld, er is een goede werklocatie voorhanden  (…),  het  onderzoek  past  in  twee  van  de  drie  aandachtsvelden  van  het  LRT (financieel   rechercheren   en   incidenteel   onderzoek   van   nationaal   belang)   en   eventuele tijdelijke aanvulling van het LRT kan zeer waarschijnlijk binnen het KLPD worden gevonden, zodat   er   geen   rechtspositionele   problemen   ontstaan.   Wat   het   LBOM   betreft:   er   zal   een geschikte  zaaksofficier  moeten  worden  gevonden,  die  op  het  LBOM  gedetacheerd  wordt voor   de   duur   van   het   onderzoek,   alsmede   bijbehorende   ondersteuning.   Het   laat   zich overigens   aanzien,   dat   deze   O.v.J.   na   afloop   van   de   detachering   vast   aan   het   LBOM verbonden  zal  kunnen  worden,  omdat  uitbreiding  met  een  zaaksofficier  so  wie  so  voor  de loop van 1996 gepland is in verband met de huidige onderzoeksportefeuille van het LRT.” De zaaksofficier die voor dit onderzoek werd aangetrokken was Noordhoek. Een van de overwegingen voor    Holthuis    om    voor    Noordhoek    te    kiezen    –    die    op    dat    moment    was    verbonden    aan    het Amsterdamse parket – was73: “(…)    dat    hij    afkomstig    was    van    de    FIOD    en    dus    op    het    gebied    van    het    financiële rechercheren goed was ingeschoten. Een van de drie doelstellingen van het hele onderzoek betrof de vraag: “waar is het geld gebleven?” Volgens Noordhoek zelf was het ook een belangrijk punt74: “(…) dat de zaaksofficier niet “besmet” was door de IRT-affaire. Vrakking vond het daarnaast heel positief dat er een officier uit Amsterdam op dit onderzoek werd gezet.” Opmerkelijk  hierbij  is  dat  toen  Noordhoek  werd  gepolst  voor  dit  officierschap  hij  tot  zijn  verbazing moest vaststellen dat er “ook nog een spoor 2 was”. En het verbaasde hem evenzeer dat er wel werd gesproken  van  een  tweede  officier  naast  Zwerwer  maar  dat  er  in  het  geheel  niet  werd  gepraat  “over een tweede man die met mij het onderzoek zou moeten gaan doen”. 75 Wat  spoor  2  betreft  behelsde  “versie  2”  van  het  scenario  alleen  een  nadere  personele  invulling van  de  plannen.  Expliciet  werd  gesteld  dat  ook  voor  dit  onderzoek  een  team  noodzakelijk  was.  Dit team  zou  moeten  staan  onder  het  gezag  van  het  hoofd  LBOM.  Zwerwer  was  gevraagd  en  bereid gevonden  de  leiding  van  dit  onderzoek  op  zich  te  nemen.76  Deze  verklaarde  in  zijn  interview  dat  hij pas  “na  lang  wikken  en  wegen”  had  ingestemd  met  het  desbetreffende  verzoek.  Zijn  voorwaarden waren  dat  hij  een  goede  plaatsvervanger  kreeg,  dat  hij  zelf  het  team  mocht  samenstellen  en  dat  hij                                                 73 Interview H. Holthuis d.d. 17 januari 2001. 74 Interview E. Noordhoek d.d. 31 januari 2001. 75 Interview E. Noordhoek d.d. 31 januari 2001. 76 Deze “versie 2” bevindt zich in B8. Blijkens de mutaties van W. van Gemert in het persoonlijk dagrapport dat hij van 29  juni  1996  tot  15  oktober  1996  heeft  bijgehouden  hebben  H.  Holthuis  en  R.  Gonsalves  de  toedeling  van  het onderzoek  aan  het  LRT  vermoedelijk  op  29  juni  1996  besproken  met  de  korpschef  J.  de  Wijs  van  het  KLPD  te Driebergen (F 24).