• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort2_31

    95 het  betrokken  pand  geschikt  gemaakt  voor  de  huisvesting  van  de  beide  teams.  Op  28  oktober  kon deze  verdieping  in  gebruik  worden  genomen.  Vaste  telefoonverbindingen  waren  er  op  dat  moment nog niet.102  Op  7  mei  1997  werd  voor  de  huur  van  deze  locatie  met  terugwerkende  kracht  voor  de periode 1 november 1996 – 31 oktober 1997 een overeenkomst gesloten tussen de korpschef van het KLPD en de regionale directie van de domeinen.103 Ook de bemensing verliep bepaald niet gemakkelijk. Van Brummen – op dat moment verbonden aan  de  staf  van  het  college  van  procureurs-generaal  –  sprak  in  de  vergadering  van  het  college  van procureurs-generaal  op  25  september  zelfs  nadrukkelijk  zijn  zorgen  uit  over  het  beschikbaar  stellen van politiemensen.104 Het probleem speelde niet zozeer bij de samenstelling van het team voor spoor 1.     Dit     kon     immers     grotendeels     worden     bemand     met     leden     van     het     LRT.     Volgens     het voortgangsverslag  dat  op  27  maart  1997  werd  afgerond,  bestond  dit  team  in  het  najaar  van  1996  uit de volgende “functionaliteiten”105: — vanuit  het  LRT:  voltijds  een  teamleider,  een  projectvoorbereider,  een  seniorrechercheur  fraude, een   financieel   specialist   (econoom),   een   accountant   (AA),   en   deeltijds   het   hoofd   van   de financieel-economische kerngroep, het hoofd van de CID en een medewerker van de CID; — en  “anderen”:  de  zaaksofficier  LBOM,  een  parketsecretaris  en  een  administratief  medewerker LBOM, een analist van de CRI (Schouten) en twee liaisons van de rijksrecherche. Omdat er nadien bij voortduring onduidelijk heeft bestaan over de plaats van Schouten in dit verband is het aangewezen hem hier zelf kort over aan het woord te laten106: “Mijn  betrokkenheid  begint  bij  spoor  1,  daar  was  ik  bij  aangesteld.  Ik  was  ervoor  om  als vraagbaak te dienen, omdat ik veel informatie had over wat er in het Fort-dossier zat. (…) Ik was geplaatst in spoor 1 maar was volgens afspraak ook beschikbaar voor vragen van spoor 2.  Ik  was  ook  samen  met  de  analist  van  spoor  2,  die  de  hele  materie  niet  kende,  op  een kamer geplaatst.” Het LRT-team stond onder de directe leiding van Entken. Zoals Van Gemert zei107: “Hij  was  verantwoordelijk  voor  de  uitvoering  van  het  onderzoek.  Mijn  verantwoordelijkheid behelsde  het  functioneren  van  het  LRT  in  het  algemeen.  Ik  was  verantwoordelijk  voor  de sturing  aan  en  de  samenwerking  tussen  de  verschillende  partijen.  Ik  moest  er  ook  voor zorgen dat de randvoorwaarden voor het onderzoek goed vervuld waren.” Opmerkelijk is overigens dat er bij “de anderen” geen melding werd gemaakt van een CID-officier van justitie. Dit wil echter niet zeggen dat er geen was. Formeel trad namelijk De Groot, de CID-officier van het LBOM, als zodanig op. Maar, zo beweerde Entken108:                                                 102 Vergelijk  de  mutaties  in  het  persoonlijk  dagrapport  van  P.  Entken  (F24).  Ingevolge  de  vernieuwde  regeling  d.d.  18 september 1996 voor de toekenning van middelen uit de zogenaamde BOP-pot konden de aanvragen voor het jaar 1996 worden  ingediend  tot  25  oktober  1996.  Zie  de  Brief  van  A.  Docters  van  Leeuwen  d.d.  2  oktober  1996  aan  de procureurs-generaal bij de gerechtshoven (F18). Verder ook de brief van P. Entken d.d. 25 september 1996 aan H. van Brummen over nog een andere militaire locatie (B8). 103 “Akte van administratieve ingebruikgeving” d.d. 7 mei 1997 (F18). 104 Uittreksel vergadering college van procureurs-generaal  d.d.  25  september  1996  (B7).  Een  van  de  procureurs-generaal wees erop dat de politie mensen moest leveren en dat de minister van Justitie ze desnoods kon opeisen. 105 Rapportage 96060 d.d. 27 maart 1997, blz. 5 (F23). 106 Interview P. Schouten d.d. 9 februari 2001. 107 Interview W. van Gemert d.d. 30 januari 2001. 108 Interview P. Entken d.d. 16 januari 2001.