• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort2_67

    131 personele  samenstelling  dan  tot  dan  toe  was  voorgesteld.  Zijn  concrete  voorstel  was  de  twee  opties een keer tezamen met het LBOM, de CRI en het LRT te bespreken. Daarna diende “een en ander” te worden afgestemd op de tussenrapportage van spoor 1 in maart 1997. Ook de samenwerking met de rijksrecherche en mogelijke andere teams binnen spoor 1 diende in dat overleg aan de orde te komen. Op    10    maart    1997    vond    er    periodiek    afstemmingsoverleg    plaats    tussen    Holthuis    en    de teamleidingen  van  spoor  1  en  spoor  2.  Blijkens  het  journaal  van  spoor  2  vroeg  Holthuis  bij  deze gelegenheid  aan  Godlieb  om  de  inbedding  van  het  team  verder  te  regelen  met  de  korpschef  van  het KLPD, De Wijs.226  Holthuis  zelf  schreef  naar  aanleiding  van  deze  bijeenkomst  op  19  maart  1997  een brief  aan  Docters  van  Leeuwen  waarin  hij  onder  meer  verwees  naar  het  onderhoud  tussen  hem, Zwerwer en Godlieb d.d. 26 februari en hem verzocht ermee in te stemmen dat het team onder leiding van Zwerwer op basis van de nota die deze naar aanleiding van dit onderhoud had opgesteld feitelijk aan het werk zou gaan.227 Het antwoord van Docters van Leeuwen d.d. 27 maart 1997 was niet mis te verstaan.  Om  te  beginnen  verweet  hij  Holthuis  dat  hij  zijn  brief  aan  hem  en  niet  aan  Gonsalves  als portefeuillehouder  had  gestuurd:  “Het  feit  dat  ik  eerder  met  de  heren  Zwerwer  en  Godlieb  over  dit onderwerp heb gesproken doet hier niets aan af”. Vervolgens wees hij erop dat de weergave van het gesprek  in  de  nota-Zwerwer  “niet  helemaal  juist”  was.228   In   dat   gesprek   had   hij   aangegeven,   zo schreef  hij,  dat  het  strafvorderlijk  kader  van  het  onderzoek  bleef  zoals  het  was  vastgesteld.  Tevens had  hij  aangegeven  dat  hij  er  begrip  voor  had  dat  van  de  informatie  die  uit  onderzoek  naar  voren kwam,   nog   niet   kon   worden   bepaald   of   deze   binnen   het   opgedragen   kader   viel   (hoorden   alle puzzelstukjes wel bij dezelfde puzzel). Meer in het algemeen had hij, zo vervolgde hij, gewezen op de noodzaak  om  normale  kaders  te  kiezen  die  zonneklaar  maakten  dat  men  niet  met  de  voorfase  van een justitiële inlichtingendienst bezig was. Veel loste deze discussie echter niet op volgens Van Gemert229: “Het  was  heel  moeilijk  om  met  spoor  2  samen  te  werken.  Ik  kon  alleen  vanuit  de  politielijn het  een  en  ander  afdwingen.  Maar  in  de  justitielijn  lukte  het  niet  om  afspraken  feitelijk  tot uitvoering te brengen. Een van de problemen was de omgang met informanten. Wij vonden op    een    bepaald    moment    dat    het    spoor-2-onderzoek    veel    te    dicht    kwam    bij    ons opsporingsonderzoek.  Ik  heb  toen  vanuit  de  politielijn  Godlieb  erbij  gehaald  en  gezegd  dat het zo wat mij betreft niet langer kon. Dat heeft ook daadwerkelijk geleid, bij het college, tot een inperking van het onderzoek van spoor 2 en indirect heeft dat ook weer ertoe geleid dat Godlieb zich terugtrok. Maar omdat het zo werd ingeperkt kwam het ook weer heel dicht bij het strafrechtelijk onderzoek en dat wilde ik niet. Ik heb altijd op het standpunt gestaan: “laat de  BVD  dit  veiligheidsonderzoek  maar  doen”.  Ik  wilde  dit  onderzoek  niet  voegen  met  het strafrechtelijk onderzoek.” 5.4 De concrete onderzoeksactiviteiten van spoor 2 In  het  licht  van  de  aanhoudende  perikelen  met  betrekking  tot  de  opdracht  van  spoor  2  is  het  niet verwonderlijk dat het voor de teamleiding moeilijk was om de onderzoeksactiviteiten van de teamleden systematisch  te  organiseren.  Zo  werd  er  bijvoorbeeld  in  de  loop  van  januari  1997  een  systeem  met werkopdrachten ontwikkeld maar dit systeem werd in de praktijk niet ten volle gehanteerd.230                                                 226 Dagjournaal “Argus team” d.d. 10 maart 1997 (F7). 227 Brief H. Holthuis d.d. 19 maart 1997 aan A. Docters van Leeuwen (F18). 228 Brief A. Docters van Leeuwen d.d. 27 maart 1997 aan H. Holthuis (F18). 229 Interview W. van Gemert d.d. 30 januari 2001. 230 In totaal werd er 177 opdrachten in vraagvorm geformuleerd. Blijkens onze gegevens werden er slechts enkele volgens het betrokken systeem beantwoord (F8).