• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort2_88

    152 het   college   van   procureurs-generaal,   de   minister   weten   dat   de   “Taartman”   vooralsnog   niet   werd aangemerkt  als  verdachte.  Mocht  evenwel  blijken  dat  dit  alsnog  zou  gebeuren  dan  zou  hij  haar  dit onmiddellijk laten weten. Hetzelfde was het geval indien mocht blijken dat er hoe dan ook sprake was van de voortzetting van de saptrajecten waarover het Fort-team had gerapporteerd. Bovendien merkte Blok op dat er op het Amsterdamse parket een rechtshulpverzoek uit Sri Lanka was binnengekomen om  de  “Taartman”  te  horen  in  verband  met  een  mogelijke  rol  bij  de  handel  in  hasj.308   Uit   latere correspondentie  tussen  het  college  van  procureurs-generaal  en  de  minister  van  Justitie  over  deze kwestie – bovenal ingegeven door de aanhouding van de “Taartman” in België op 12 november 1997 –  kan  worden  opgemaakt  dat  de  behandeling  van  dit  rechtshulpverzoek  was  toevertrouwd  aan  het LRT   dat   op   grond   hiervan   wilde   bezien   of   er   aanknopingspunten   waren   voor   een   onderzoek   in Nederland tegen de “Taartman”.309 Zie hierover meer in hoofdstuk 10. 6.4.2 Het verdere onderzoek van spoor 2 Terwijl het LRT-team zich aldus opmaakte voor het verdere onderzoek in de richting van J., L., Van V. en  de  “Taartman”  werd  het  26-01-onderzoek  op  dood  spoor  gerangeerd.  In  april  1997  zag  het  er echter   niet   naar   uit   dat   dit   zou   gebeuren.   In   het   verlengde   van   de   stukken   die   in   maart   waren gewisseld  tussen  het  team  en  het  college  van  procureurs-generaal  werd  begin  april  een  overzicht opgesteld  van  de  projecten  waarop  spoor  2  zich  zou  richten.310  Deze  keer  waren  het  er  acht.  De belangrijkste waren: — het  zichtbaar  maken  van  criminele  geldstromen  die  zijn  gegenereerd  tijdens,  door  middel  van  of in relatie tot de Deltamethode; — de betrokkenheid van de FIOD bij de Delta-methode; — liquidaties in relatie tot de Delta-methode; — de rol van VdP.; — afspraken tussen autoriteiten en criminelen; — faciliterende rol belastingdienst; — autoracerij als facilitator ten opzichte van georganiseerde criminaliteit; — en de rol van de onroerend goed wereld in dit opzicht. Vervolgens werd tot 2 juni 1997 vastgelegd wie aan welke deelonderzoeken zou werken.311 Ook in dit geval   bieden   in   de   eerste   plaats   het   journaal   en   de   teamverslagen   een   behoorlijk   inzicht   in   de activiteiten die concreet werden ondernomen.312 In   het   algemeen   kwamen   die   erop   neer   dat   er   her   en   der   contacten   werden   gelegd   met politiemensen   die   een   en   ander   wisten   betreffende   de   genoemde   projecten,   dat   er   dossiers respectievelijk   gegevensbestanden   werden   geraadpleegd   bij   recherchediensten   en   dat   er   overleg werd  gepleegd  met  de  leiding  van  diensten,  bijvoorbeeld  met  die  van  de  FIOD.  Overigens  liep  het leggen  van  relaties  lang  niet  altijd  gemakkelijk.  Zo  werden  vraaggesprekken  met  Snijders  en  Teeven steeds  weer  uitgesteld.  De  rijksrecherche  te  Amsterdam  weigerde  een  tijdlang  zelfs  met  het  team  te praten  en  toen  het  eindelijk  tot  een  onderhoud  kwam  werd  dit  goeddeels  beheerst  door  een  kritische discussie over de zin en de aanpak van het onderzoek.313                                                 308 Brief J. Blok d.d. 22 juli 1997 aan de minister van Justitie (C2). 309 Brief A. Docters van Leeuwen d.d. 20 november 1997 aan de minister van Justitie (C2). De Kamervragen werden pas op  19  januari  1998  bij  brief  van  de  minister  van  Justitie  aan  de  Voorzitter  van  de  Tweede  Kamer  in  verband  met lopende onderzoeken terughoudend beantwoord (C2). 310 De desbetreffende nota d.d. 10 april 1997 draagt de titel “KL 26-01: onderzoeksprojecten” (C9). 311 Vergelijk de nota “KL 2601, Planning tot 2/6/1997” (C9). 312 De verslagen van de teamvergaderingen bevinden zich in F13 en het journaal in F2. 313 De correspondentie betreffende de relaties met F. Teeven en de rijksrecherche Amsterdam bevindt zich in F18.