• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort2_89

    153 Verder  blijkt  uit  deze  bronnen  dat  de  leiding  van  spoor  2  er  aan  dacht  om  hele  gevoelige  CID- informatie in te brengen in het eigen onderzoek. In hoeverre deze informatie ook kon worden gedeeld met spoor 1 was een van de vraagpunten waarvoor zo vlug geen oplossing werd gevonden. Begin mei tenslotte meldde Holthuis aan Gonsalves dat Snijders met Van Brummen en hem had gesproken over een bron die een en ander wist te melden dat zowel voor spoor 1 als voor spoor 2 van belang  was.  Zijn  voorstel  was  om  deze  informant  nog  eens  door  twee  ervaren  CID-rechercheurs  – waaronder   iemand   van   de   rijksrecherche   –   te   laten   bevragen   en   het   resultaat   hiervan   te   laten vastleggen. De tijd die met deze actie gemoeid zou zijn schatte Holthuis op een week of vier. Daarna zou definitief uitsluitsel kunnen worden gegeven omtrent de verdere voortgang van het onderzoek, de beheersmatige ophanging en de samenstelling van het team.314 6.5 De definitieve breuk in de onderlinge verhoudingen De verslagen van het overleg tussen de leidinggevenden van de beide teams in de maanden april en mei 1997 hebben voor een belangrijk deel betrekking op organisatorische kwesties. In de mate dat zij over  inhoudelijke  vraagstukken  gaan  geven  zij  keer  op  keer  blijk  van  irritaties  en  ergernissen  in  de onderlinge  verhoudingen.315  Zoals  in  het  vorige  hoofdstuk  reeds  werd  aangegeven  vormden  in  het bijzonder   de   contacten   met   (potentiële)   informanten   respectievelijk   het   bezit   van   vertrouwelijke informatie   een   groot   risico   voor   de   werkbaarheid   van   de   verhoudingen   tussen   de   beide   teams. Tengevolge van dit risico daalde hun werkbaarheid in deze periode tot het nulpunt.                                                 314 Brief  H.  Holthuis  d.d.  6  mei  1997  aan  R.  Gonsalves  (C1).  De  informatie  die  deze  informant  had  gegeven  werd  – ingebed met informatie uit andere bronnen – begin mei tot op het laatste moment in kaart gebracht. Zie de betreffende analyse in C9. 315 Deze verslagen zijn opgenomen in F13.