• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort3_34

    222 uitlevering   bij   een   aantal   banken   van   alle   bescheiden   op   naam   van   De   J.   en   van   een   stichting, waarvan De J. lid was van de kascommissie.491 Op     17     april     1998     werd     door     de     rechter-commissaris     toestemming     gegeven     om     de telefoonaansluiting  van  De  J.  voor  de  duur  van  een  maand  af  te  tappen.  In  die  periode  werden  veel gesprekken opgenomen, maar hieronder bevonden zich geen gesprekken die voor het onderzoek van belang  waren.492  Na  deze  periode  werd  de  termijn  op  verzoek  van  de  officier  van  justitie  met  een maand  verlengd.  Ook  de  telefoongesprekken  die  in  deze  periode  werden  afgeluisterd  leverden  geen bruikbare informatie op. Het tappen werd vervolgens gestaakt.493 Het  onderzoek  kwam  in  de  zomer  van   1998  langzaam  maar  zeker  tot  stilstand.  Er  werd  niet verder  actie  ondernomen  op  basis  van  de  bevindingen  van  het  rechtshulpverzoek  en  evenmin  werd besloten  om  getuigen  te  gaan  horen.  Enerzijds  stagneerde  het  onderzoek  omdat  het  tot  dan  toe onvoldoende  resultaat  had  opgeleverd.  Anderzijds  wilde  de  teamleiding  niet  met  het  onderzoek  naar buiten   treden,   gezien   de   belangen   van   het   tegelijkertijd   lopende   onderzoek   tegen   J.494   Dat   is bijvoorbeeld de reden geweest waarom niet met getuigen is gesproken. Opmerkelijk  is  wel  dat  er  geen  expliciete  besluitvorming  aan  de  tijdelijke  opschorting  van  het onderzoek ten grondslag lag. Pas in november 2000 werd door een ervaren rechercheur, die zelf niet bij  het  onderzoek  tegen  De  J.  betrokken  was  geweest,  een  inventarisatie  gemaakt  van  de  stand  van zaken  en  van  de  mogelijke  aanknopingspunten  voor  een  vervolg  van  het  onderzoek.  Het  gerechtelijk vooronderzoek is overigens tot op heden niet gesloten. 10.6 Conclusie Het onderzoek tegen de “Taartman” vormde tot op zekere hoogte een inbreuk op de strategie van het 060-team.  Immers,  de  “Taartman”  behoorde  niet  tot  de  zes  oorspronkelijke  onderzoeksubjecten.  De rechtvaardiging  van  de  bijstelling  van  de  strategie  was  gelegen  in  het  feit  dat  met  het  aanpakken  van de  “Taartman”  mede  werd  beoogd  om  hem  te  laten  verklaren  over  tenminste  twee  of  drie  van  de onderzoeksubjecten. In strafrechtelijke zin werd het onderzoek succesvol afgesloten. De “Taartman” werd door het hof veroordeeld tot een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Mede dankzij enkele getuigenverklaringen,  in  het  bijzonder  die  van  R.,  werden  gedetailleerde  gegevens  bekend  over  de wijze    waarop    enkele    cocaïnetransporten    vanuit    Colombia    naar    Nederland    zijn    verlopen.    Deze transporten  vonden  echter  plaats  in  de  periode  na  de  opheffing  van  het  IRT  en  leverden  derhalve weinig  informatie  op  over  de  rol  van  de  onderzoeksubjecten  van  het  LRT.  De  “Taartman”  weigert  tot op heden verklaringen af te leggen over zijn wetenschap inzake de cocaïnehandel en de eventuele rol hierin van de onderzoeksubjecten. Zo beschouwd heeft het onderzoek nauwelijks aan de bedoelingen en verwachtingen voldaan. De  casus  van  de  “Taartman”  is  in  het  kader  van  deze  evaluatie  vooral  van  belang  vanwege  de gang  van  zaken  rondom  de  deal  met  R.  Hoewel  alle  betrokkenen  vooraf  de  toegevoegde  waarde inzagen  van  het  sluiten  van  deze  deal,  ging  het  in  de  uitvoeringsfase  mis.  Een  verschil  van  opvatting over  de  vraag  of  het  al  dan  niet  oorbaar  is  om  het  instellen  van  hoger  beroep  als  drukmiddel  te hanteren  en  een  ernstig  misverstand  over  wat  het  standpunt  dienaangaande  was  van  de  Haarlemse hoofdofficier  van  Brummen,  zetten  in  oktober  1998  de  verhoudingen  tussen  Noordhoek  en  “Haarlem” (verder) op scherp. Dit keer waren het overigens niet Snijders en Noordhoek die openlijk met elkaar in                                                 491 Proces-verbaal  ten  behoeve  van  de  aanvraag  gerechtelijk  vooronderzoek  tegen  De  J.,  opgemaakt  op  30  maart  1998 (F23). 492 Proces-verbaal  ten  behoeve  van  een  verzoek  tot  het  verlengen  van  het  aftappen  van  gegevensverkeer,  LRT  ordner, 96.061, ordner 2, opgemaakt op 14 mei 1998. 493 Proces-verbaal tot beëindiging van het aftappen van gegevensverkeer, opgemaakt op 11 juni 1998 (F16). 494 Nota van een medewerker van het LRT d.d. 14 november 2000.