254 Figuur 2 13.3 Het verloop van het onderzoek Naarmate de taps meer informatie opleverden over de mogelijke betrokkenheid van J. en zijn kompanen bij het organiseren van cocaïnetransporten, deed de betrekkelijk geringe omvang van het LRT-team zich in negatieve zin gevoelen. Zoals uit figuur 2 is af te leiden, was er vooral in het eerste half jaar van 1999 onvoldoende mankracht om relevante informatie “uit te rechercheren”. Het was, met andere woorden, nauwelijks mogelijk om de verkregen informatie te verdiepen door de inzet van andere methoden, zoals observatie of het horen van personen. Overigens speelde bij dit laatste ook mee dat men met het onderzoek nog niet naar buiten wilde treden. Het was door de veelheid van informatie nauwelijks meer mogelijk om verkregen tapgegevens te relateren aan drugstransporten. Een complicatie hierbij was dat er voortdurend diverse drugstrajecten tegelijkertijd liepen, zodat het moeilijk was te weten op welk transport een afgeluisterd gesprek betrekking had. Naast taps werden er ook peilbakens gezet op auto’s waarmee verdachten reden en werd geregeld het observatieteam ingezet om na te gaan waar en met wie J. en zijn medeverdachten kontakten hadden. Ook werden in november 1998 de eerste strafrechtelijke financiële onderzoeken (SFO’s) gestart tegen J. en enkele medeverdachten. Deze SFO’s waren gericht op het in kaart brengen van bezittingen van onder meer J. (onroerend goed), en het traceren van gelden/bestedingen/stortingen waarvan de herkomst onduidelijk was. Deze SFO’s zouden pas na de aanhouding van de verdachten in februari 2000 verder worden geactiveerd omdat de huiszoekingen in februari 2000 aanknopingspunten boden voor gerichter financieel onderzoek. Uit de SFO’s tegen J. en zijn echtgenote vloeiden twaalf rechtshulpverzoeken voort.580 580 Volgens de financiële rechercheurs zou tot dusverre (december 2000) zo’n 10 tot 12 miljoen gulden aan bestedingen (inclusief investeringen) door J. in de afgelopen jaren zichtbaar zijn te maken. In de uitvoering van het financiële onderzoek lopen de rechercheurs tegen tal van problemen aan die tijdvertragend werken, zoals rechtshulpverzoeken en vermeende schuilconstructies met rechtspersonen. Als gevolg van deze vertragingen loopt het financiële onderzoek qua timing uit de pas met het tactische onderzoek. TIJD 40 30 20 10
fort3_66
January 1, 1999