• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • STAATSVEILIGHEID IN DE SCHOOLBANKJES?

    werkzaam bij het Onderzoeksbureau Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (OBIV) te Nijmegen
    tevens auteur van: Operatie Homerus, Spioneren voor de BVD
    (Breda, 1998, ISBN: 906728100x)

    Bij de commotie die afgelopen week ontstond rond de uitlatingen van staatsecretaris Adelmund over het islamitisch onderwijs sneeuwden een aantal belangrijke vragen onder. Waarom deed de BVD onderzoek naar islamitisch onderwijs? Wat is de kwaliteit van het onderzoek? Waarom volgde een openbaar rapport van de geheime dienst? En: wat had en heeft de Binnenlandse Veiligheidsdienst überhaupt te zoeken in de schoolbankjes? De BVD – zo stelt ze zelf in het afgelopen week verschenen rapport – komt pas in actie als een gewichtig staatsbelang in het geding is. Tijdens de parlementaire behandeling van de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is dat mogelijk nog wat scherper geformuleerd: spraken moest zijn van een dreiging die de zwaarte heeft van een bedreiging van de veiligheid van de staat. De taakstelling van de BVD is destijds door parlement en regering niet voor niets zo scherp afgeperkt: alleen zeer zware bedreigingen van staatsbelangen en onze democratische rechtsorde rechtvaardigen het optreden van de Nederlandse staatsveiligheidsdienst. In de praktijk moet dan gedacht worden aan terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens en internationale spionage. Met betrekking tot de politieke islam zou je zeggen dat een BVD-rol slechts weggelegd is waar duidelijke linken bestaan met terroristische organisaties. Dat onze islamitische scholen bepaald geen trainingskampen voor terroristen zijn, zal ook de BVD toch al snel in de gaten gehad hebben. Vanaf dat moment dient die dienst zich terug te trekken. Als het al zo is dat een enkel bestuurslid van een islamitische school er radicale opvattingen op na houdt dan is dat nog geen reden onderzoek te doen naar de betreffende school. Die school kan door de dienst hoogstens ingelicht worden over ‘s mans radicale opvatting en dat was dan dat.

    Uit het BVD-rapport lijkt het alsof de dienst zomaar op eigen houtje een onderzoek is gestart naar aanleiding van een aantal berichten in de media ‘waarin een spanningsveld wordt gesignaleerd tussen ontwikkelingen en activiteiten in het islamitisch onderwijs en de in Nederland gehanteerde principes van tolerantie en non-discriminatie.’ We mogen aannemen dat daar een beslissing van bewindslieden/het kabinet aan is vooraf gegaan. Vraag is dan echter of het kabinet de BVD in de afgelopen jaren ook onderzoek heeft laten doen naar ontwikkelingen en activiteiten binnen of vanuit andere geloofsgroepen die op gespannen voet staan met die ‘in ons land gehanteerde principes van tolerantie en non-discriminatie’. Ik noem de vrouwendiscriminatie binnen de SGP, waarop Nederland is aangesproken door de Verenigde Naties en de homohaat binnen delen van de christelijke kerken. En hoe zit het met radicale opvattingen over abortus, euthanasie of het verzet van ouders van bepaalde geloofsrichtingen tegen de inenting van kinderen tegen polio. Minister De Vries verwijst in zijn begeleidende brief bij het rapport van zijn BVD juist naar internationale mensenrechtenverdragen, waaronder het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, om overheidsbemoeienis te legitimeren.

    Het BVD-rapport is slechts verkennend geweest en gebaseerd op gesprekken met ‘deskundigen’, betrokkenen uit het onderwijsveld, waaronder enkele docenten en (oud-)directeuren en ‘de bestaande contacten van de BVD’. Kinderen en ouders zijn, ‘om geen onnodige onrust te veroorzaken’, zo goed als niet benaderd. Blijkbaar is de dienst er zichzelf van bewust dat ze niet de meest aangewezen instelling is om een onderzoek naar zo’n onderwerp te doen: de BVD schrikt af bij de gewone mensen. Toch heeft men dus twee jaar lang een selectief onderzoek gedaan en besluit men het weinig schokkende resultaat openbaar te maken. Het past slechts in een trend van problematisering van de islam, die met het eerdere rapport werd ingezet.

    De BVD doet zijn werk over het algemeen in het geheim en is ook bepaald niet al te loslippig over de uitkomsten van onderzoeken. Men wil immers, zo heet het dan, het actueel kennisniveau van de dienst geheim houden. Dat wordt door de dienst gekwalificeerd als een staatsgeheim op zich. In dat licht is het wat vreemd dat over een bepaald gevoelig thema, waarnaar minimaal onderzoek is gedaan, waaruit bovendien blijkt dat er eigenlijk bijzonder weinig aan de hand is een openbaar rapport verschijnt. Dat gebeurde in de afgelopen jaren nog één keer: het BVD-rapport over ‘De politieke Islam’. Dé twee uitzonderingen op de regel (we zeggen niets!) hebben betrekking op slechts één terrein waarop de dienst actief is: de anti-integratieve krachten binnen de radicale of politieke islam. In het nieuwste rapport stelt de BVD zelf vast dat juist racisme en discriminatie door autochtone Nederlanders de grootste bedreiging vormen van het integratieproces. Waarom verschijnt daar dan geen openbaar rapport over? Of over de bevindingen op het gebied van het terrorisme, links radicalisme of rechts extremisme, de proliferatie van massavernietigingswapens of de spionage. De BVD zal toch ook wel begrijpen dat juist het openbaar maken van een rapport als dit onnodige commotie kan veroorzaken. Zelfs, al was het maar volgens het aloude ‘waar rook is, is vuur’-principe, als de uitkomsten van het onderzoek zijn dat er niet zoveel aan de hand is binnen het islamitisch onderwijs.

    De belangrijkste vraag blijft natuurlijk of de BVD überhaupt een rol heeft in het onderzoek naar welke tendens ook in het (godsdienst)onderwijs. Laten we niet vergeten dat de dienst, naar zijn aard, gebruik maakt van bronnen en werkwijzen die zij niet bekend wil maken. Ieder onderzoek, en de eruit voortvloeiende conclusies, worden daarmee per definitie oncontroleerbaar. In de begeleidende brief bij het rapport kondigt minister De Vries aan dat de dienst onderzoek zal blijven doen naar anti-integratieve tendensen in het islamitisch onderwijs. De onderwijsinspectie zal het lesmateriaal tegen het licht gaan houden en – volgens onderwijsinspecteur Janssens in het NRC, in opdracht van de BVD – de lessen gaan observeren. Het getuigt niet alleen van een vergaande opvatting van de taak van de onderwijsinspectie zelf. Die inspectie wordt ook een vehikel voor de BVD en dan hebben we, via de onderwijsinspectie, de BVD in onze schoolbankjes zitten. Minister De Vries doet daar, in dezelfde krant, nog een schepje bovenop: de dienst heeft ook een taak binnen de moskee. Niet alleen het feit dat de onderwijsinspectie onderzoek doet naar het godsdienstonderwijs van – één bepaalde – geloofsrichting is een historische stap. Ook het vanzelfsprekend verschijnen van onze Nederlandse Stasi in de school- en kerkbanken is dat.