• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Observant #30, oktober 2004

     

    15 oktober 2004
    Brits wapenbedrijf infiltreert
    Actiegroepen doelwit bedrijfsspionage (deel 1)

    Ravage #13, Eveline Lubbers en Wil van der Schans

    De in 1998 ontmaskerde infiltrant Adrian Franks, die destijds in Nederland actief was bij activistische organisaties, blijkt meer op z’n kerfstok te hebben. Een Britse journalist wist de hand te leggen op talrijke documenten die aantonen dat de informatie die Adrian verzamelde, onder meer afkomstig van Britse vredesgroepen, werd doorverkocht aan British Aerospace.

    In de zomer van 1998 ontmaskerde het Amsterdamse buro Jansen & Janssen de toen 39-jarige Adrian Franks als infiltrant. Adrian had de aandacht getrokken nadat hij geprobeerd had zijn contacten met een aantal linkse activistische clubs in Nederland uit te breiden, onder andere bij het antimilitaristische onderzoeksbureau Amok Maritiem en de milieuorganisatie A Seed.
    De uit Equihen Plage (Normandië) afkomstige Fransman, die zich bediende van meerdere achternamen, bleek de eigenaar te zijn van een particulier inlichtingenbedrijf dat informatie verzamelde over activisten. In september 2003 kwam de journalist David Connet van The Sunday Times een zaak op het spoor die grote overeenkomsten vertoonde met de onthulling van Jansen & Janssen.
    Het onderzoek naar Adrian Franks alias Le Chêne alias Mayer kreeg zo een bijzonder staartje. Adrian’s moeder, Evelyn Le Chêne, verzamelde in Groot-Brittannië en daarbuiten gegevens over duizenden activisten. Haar bedrijf Threat Response International werkte onder andere voor British Aerospace (BAe), ‘s lands grootste wapen­exporteur.


    5 november 2004
    Brits wapenbedrijf infiltreert
    Actiegroepen doelwit bedrijfsspionage (deel 2)

    Ravage #14, Eveline Lubbers en Wil van der Schans

    In de periode 1996 tot 1998 werd een Britse vredesorganisatie doelwit van een wapenbedrijf waar het campagne tegen voerde. British Aerospace had een inlichtingenbureau opdracht gegegeven alles over het werk van de actievoerders uit te zoeken. Zes personen infiltreerden en stelden stapels rapporten samen. Buro Jansen & Janssen onderzocht het materiaal.

    In september 2003 kwam de journalist David Connet van de Sunday Times een zaak op het spoor die grote overeenkomsten vertoonde met de onthulling van Jansen & Janssen. Het onderzoek naar Adrian Franks alias Le Chêne alias Mayer kreeg zo een bijzonder staartje. Adrian’s moeder, Evelyn Le Chêne, verzamelde in Groot-Brittannië en daarbuiten gegevens over duizenden activis­ten. Haar bedrijf Threat Res­ponse Inter­national werkte onder andere voor British Aerospace (BAe), ‘s lands grootste wapen­exporteur.

    Het hele verhaal van Adrian Le Chene/Franks


    23 oktober 2004
    Overheid offert vrijheid te makkelijk op aan terreurbestrijding
    Dagblad van het Noorden, Wil van der Schans en Rick van Amersfoort

    De overheid wil de samenleving beschermen tegen terroristische dreigingen. Voor dat grote algemene belang wordt geknabbeld aan de rechten en vrijheden van het individu. De vraag is of de overheid bij het inschatten van de risico’s uitgaat van de juiste uitgangspunten en of de inlichtingendiensten hun werk wel goed doen.

    ‘De overheid moet zich effectiever wapenen tegen mogelijk terroristisch geweld. Daarbij is het onontkoombaar rechten en vrijheden van individuen op wettelijke basis af te wegen tegenover het belang van de veiligheid van velen” Met deze woorden verdedigden de ministers Remkes en Donner vorige maand de aantasting van burgerrechten. Politie en veiligheidsdiensten ontspringen als enige de bezuinigingsdans. Hun roep om meer middelen en bevoegdheden wordt ruimschoots beloond omdat de dreiging van het terrorisme elke dag groter lijkt te worden. Hoe realistisch dit beeld is, is onduidelijk, maar Remkes en Donner vegen twijfels en kritiek van tafel. Vragen worden niet beantwoord, want de vijand kan daarvan leren. Onderzoek en feiten doen ons echter twijfelen aan het beeld dat de ministers presenteren.


    8 oktober 2004
    Gezocht: man met baard
    Overheid moet oppassen voor stigmatisering bij terreurbestrijding

    Contrast nr 19, Wil van der Schans

    Stigmatiserend, bruut, een nachtmerrie: de commentaren op de inval vorige week bij een Marokkaans gezin in Utrecht waren niet mis te verstaan. In de strijd tegen terrorisme spreekt het kabinet over ‘een oorlogssituatie’. Dat mag echter niet ontaarden in willekeur en discriminatie.

    In een verklaring, ondertekend samen met veertig Utrechtse Marokkanen, noemde burgemeester Brouwer de inval bij een onschuldig Marokkaans gezin in de Bucheliusstraat vorige week ronduit stigmatiserend. De voltallige Tweede Kamer sprak haar zorgen uit en zowel D66 als Groenlinks willen een reactie van de minister. Lousewies van der Laan (D66) wil dat minister Donner zijn excuses aanbiedt om het publieke draagvlak voor terrorismebestrijding in stand te houden. Wim de Bruin, woordvoerder van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie, vindt overigens niet dat met te veel machtsvertoon is binnengevallen. ‘Het hoort erbij dat het soms misgaat en dat is ook uit te leggen.’


    27 oktober 2004
    Terrorismebestrijding en privacy
    Advies van de Gemeenschappelijke controle-autoriteiten

    De vier zogeheten Gemeenschappelijke controle-autoriteiten (GCA’s), hebben op 28 september 2004 een gezamenlijk advies uitgebracht over terrorismebestrijding en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De GCA’s – waarin de nationale privacytoezichthouders in de Europese Unie samenwerken – houden toezicht op de gegevensverwerkingen van Europol, Eurojust, het Schengen Informatiesysteem en het Douane Informatiesysteem.

    De GCA’s vragen aandacht voor verbetering van het niveau van bescherming van de fundamentele rechten van het individu ten aanzien van zijn persoonsgegevens en van het toezicht daarop. De bestaande internationale wet- en regelgeving is daarvoor niet voldoende. Gelet op de toenemende schaalvergroting van de gegevensverwerkingen, waarvan vaak onverdachte personen het onderwerp zijn, is er behoefte aan nieuwe specifieke regels voor de politiesector die voldoende bescherming van de rechten van het individu garanderen.

    Het advies is opgesteld in antwoord op vragen van een commissie van het Britse House of Lords dat onderzoek doet onderzoek naar anti-terrorisme-activiteiten in de Europese Unie (EU), die ook de vier GCA’s om hun standpunt had gevraagd


    Aankondiging:
    De Balie
    Terrorismebestrijding: Leuker kunnen we het niet maken, veiliger wel?
    8 november 2004
    aanvang 20.00 uur

    “Veiligheid in Nederland is een groot goed. Iedereen moet zich in de samenleving vrij kunnen bewegen.” Met deze zinnen opent de pagina Naar een veiliger samenleving van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het klinkt geruststellend maar de dagelijkse realiteit lijkt anders.“Lidstaten Europese Unie laks tegen terreur; bommelding vliegtuig niet doorgegeven; gepakt na loze berichten; Justitie: meer eigen onderzoek terreur” kopt de NRC bijvoorbeeld in één week tijd. Ministers spreken zelfs van een ‘oorlogssituatie’.
    In hoog tempo zijn er op Europees en Nederlands niveau maatregelen genomen om terrorisme te bestrijden. Welke maatregelen zijn er genomen of zitten er in de pen? Hoe effectief zijn deze maatregelen en wat voor gevolgen hebben ze voor de rechtstaat, onze privacy, voor allochtonen en voor de inrichting en taken van onze veiligheids- en inlichtingendiensten? Staan de maatregelen wel in verhouding tot de dreiging van het terrorisme?
    Het motto van de AIVD is: Levende vissen zwemmen tegen de stroom in, alleen de doden drijven mee. Aanslagen moeten verijdeld worden maar hoe voer je een transparante strijd tegen een tegenstander die juist gebaat is bij geheimhouding en bij troebel water?

    De avond begint met twee korte inleidingen door advocate Britta Böhler en politicoloog Cees Wiebes. Van de hand van Britta Böhler verscheen onlangs het boek crisis in de rechtstaat. Ze wijst hierin op de zorgwekkende paradox dat de roep om veiligheid uiteindelijk ten koste kan gaan van de rechtstaat, de belangrijkste garant voor onze veiligheid en de kern van wat wij beschaving noemen. Cees Wiebes is deskundige op het gebied van de geschiedenis en huidige activiteiten van (inter)nationale inlichtingen en veiligheidsdiensten.
    Aansluitend een debat tussen Laetitia Griffith (VVD), Wim van Fessem (CDA) en Marijke Vos (GroenLinks) o.l.v. Edwin Bakker (onderzoeker terrorisme Clingendael).

    Reserveren (020-5535100) aanbevolen.
    De Balie
    Kleine Gartmanplantsoen 10
    1017 RR Amsterdam
    www.debalie.nl


    29 oktober 2004
    Docters van Leeuwen hielp als BVD-chef atoomspion Khan om Nederland binnen te komen
    Argos

    Arthur Docters van Leeuwen heeft in 1992 als hoofd van de Binnenlandse Veiligheids-dienst atoomspion en persona non grata Abdul Khan geholpen om Nederland binnen te komen. Dat blijkt uit een reconstructie van de zaak-Khan, die het VPRO radio-programma Argos vanochtend heeft uitgezonden (De Ochtenden, Radio 1, vrijdag 29 oktober 2004). Ook blijkt uit geheime documenten waarover Argos beschikt, dat de Nederlandse autoriteiten Khan al in de loop van 1975 verdachten van atoomspionage bij het ultracentrifugeproject Urenco. Toch kon hij eind 1975 ongestoord naar Pakistan ontkomen om daar te gaan bouwen aan de Pakistaanse atoombom.

    Nadat Khan in 1983 bij verstek tot vier jaar gevangenisstraf is veroordeeld, is hij nog een aantal keren in Nederland terug geweest. In 1988 bijvoorbeeld. Hij werd toen opgepakt bij een verkeerscontrole en het land uitgezet als ngewenst vreemdeling. Toch was Khan in juli 1992 opnieuw in Nederland. Dat zou toen zijn geweest om de ernstig zieke vader van zijn Nederlandse vrouw te bezoeken.

    Hans van den Broek, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken, verklaart tegenover Argos dat hij toen heeft geweigerd Khan om humanitaire redenen toe te laten. Ook toenmalig minister Korthals Altes van Justitie wilde dat niet. Maar dat lag nog niet zo gemakkelijk, zo legt Korthals Altes tegenover Argos uit, want het hoofd van de Immigratiedienst in die jaren – de heer Nawijn, het huidige LPF- Tweede Kamerlid – liet weten dat het verzoek om humanitaire redenen eigenlijk niet geweigerd kon worden. Maar, aldus Korthals Altes, ‘hier waren ook staatbelangen in het geding en dan moet de minister zijn verantwoordelijkheid nemen’: dus Khan kreeg geen visum.

    Toch kwam Khan in 1992 uiteindelijk gewoon via Schiphol Nederland binnen. Oud-hoogleraar strafrecht Frits Ruter, die vanaf 1983 juridisch adviseur was van de advocaten van Khan, vertelt in Argos dat een hoge overheidsfunctionaris (‘een meneer die bij een overheidsdienst werkte en daar een behoorlijke say had’) daar toen voor heeft gezorgd. Ruter wil niet zeggen wie die overheidsfunctionaris was. Uit andere bron krijgen wij te horen dat dit Arthur Docters van Leeuwen is geweest, in 1992 hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

    Als we bij Docters van Leeuwen navraag doen, bevestigt deze dat hij Khan inderdaad in 1992 heeft geholpen om Nederland binnen te komen. Hij zegt dat hij daarvoor toestemming had. Als wij hem voorleggen dat beide betrokken bewindslieden dat tegenover ons ontkennen, antwoordt hij: ‘Ik heb hierover geen rechtstreeks contact gehad met de ministers. Het is via de secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken gegaan.’ Ook bevestigt Docters van Leeuwen dat bij de aankomst van Khan op Schiphol een BVD-functionaris aanwezig was.

    Na een studie aan de Technische Universiteit Delft werkte Abdul Khan van 1972 tot 1975 bij het Fysisch Dynamisch Onderzoekslaboratorium, het FDO, in Amsterdam. Daar werkte hij aan metallurgisch onderzoek voor een zeer geheim project: de uraniumverrijkingsfabriek Urenco in Almelo. Urenco is een samenwerkingsverband van Nederland, Duitsland en Engeland. De geheimzinnigheid waarmee uraniumverrijking is omgeven, heeft alles te maken met het feit dat verrijkt uranium als grondstof kan dienen voor een atoombom. Eind 1975 vertrok Khan ziek naar Pakistan en liet per brief weten dat hij niet meer terugkwam. Khan diende zijn ontslag in en ging, naar later bleek, voor zijn land werken.
    Op 28 maart 1979 werd in een uitzending van het Zweites Deutsches Fernsehen gemeld dat Pakistan toegang had weten te krijgen tot de Urenco-technologie via dr. ir. A. Khan. De Nederlandse regering nam de zaak serieus en startte twee dagen na de ZDF-documentaire een onderzoek. Althans dat is de officiële versie van het verhaal.

    Maar uit geheime stukken waarover Argos beschikt, blijkt dat de Nederlandse regering al veel eerder signalen kreeg dat er gespioneerd werd bij Urenco in Almelo. Onder de titel ‘Verwijdering uit het UC-project en vertrek’ wordt in een als geheim geclassificeerd rapport uit juli 1979 van de ‘onderzoeksgroep betreffende de activiteiten van Dr. Ir. A.Q. Khan’ verslag gedaan van een drietal signalen die Urenco in 1975 al kreeg en die A. Khan verdacht maakten. Het ging om twee bestellingen, bij een Engelse en bij een Franse firma, van nauwkeurig gespecificeerde apparatuur. De bestellingen werden geplaatst door een medewerker van de Pakistaanse ambassade in Brussel. Verdacht aan die bestellingen waren de bijgevoegde specificaties. In het onderzoeksrapport staat daarover: ‘Het was duidelijk dat de gegevens, die daarbij waren verstrekt, uit een ongerubriceerd meetrapport van UCN afkomstig waren. Het lag voor de hand dat iemand met kennis van zaken de gegevens aan de Pakistaanse overheid ter beschikking had gesteld.’

    De verdenking viel daarbij natuurlijk al gauw op de enige Pakistaanse werknemer van FDO, die ook bij Urenco zelf had gewerkt: Abdul Khan. Temeer daar het rapport als derde signaal noemt dat Abdul Khan in oktober 1975 gesignaleerd werd op de NUCLEX, de Nucleaire Exhibitie in Basel. Getuigen verklaarden over het gedrag van Khan het volgende: ‘Hij zou daar bij verschillende stands vragen hebben gesteld over UC-zaken die bij de aanwezige UC-medewerkers nogal verbazing wekten.’

    De drie incidenten waren aanleiding het doen en laten van Khan nader te onderzoeken. Het rapport gaat verder: ‘Als gevolg van het beraad dat hierover tussen UCN, Economische Zaken en de BVD in oktober 1975 plaatsvond werd Khan bij FDO buiten het UC project geplaatst. FDO kon hem met een andere taak belasten en was in staat daarbij de indruk te wekken dat het ging om werk met een hoge prioriteit.’ Het ministerie van Economische Zaken en de BVD wisten dus al in 1975 dat Khan verdacht werd van spionage en het inisterie stemde ermee in dat hij van het UC-project werd afgehaald. Maar verder gebeurde er niets. Of Khan zelf iets in de gaten had, is niet duidelijk. Wel ging hij twee maanden na zijn overplaatsing met verlof naar Pakistan en besloot niet meer naar Nederland terug te keren.

    De Nederlandse regering heeft de informatie over de verdenking van atoomspionage bewust geprobeerd in de doofpot te stoppen. Er werd niets mee gedaan. Door die afwachtende houding van de Nederlandse overheid kon Khan jarenlang ongestoord zijn netwerk van nucleaire toeleveranciers uitbouwen en in alle stilte werken aan de Pakistaanse atoombom. Pas na de uitzending op de Duitse televisie in maart 1979, dat is dus vier jaar na de eerste signalen over Khan, werd de Nederlandse regering gedwongen actie te ondernemen.

    In 1983 kwam het in Nederland tot een rechtzaak tegen Khan. Hij werd bij verstek tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar in 1985 werd dat vonnis in hoger beroep vernietigd vanwege een vormfout. Gek genoeg heeft Nederland vervolgens niets meer ondernomen tegen Abdul Khan. De zaak werd niet meer opnieuw voor de rechter gebracht. Toch had dat na herstel van de vormfout gemakkelijk gekund. Dat bevestigen in de reconstructie van Argos zowel oud-hoogleraar Frits Ruter, die in de jaren ’80 de advocaten van Khan bijstond, als officier van Justitie Roelof Jan Manschot, die de zaak-Khan in 1983 voor de rechter bracht.


    MULTI-ANNUAL PROGRAMME FREEDOM, SECURITY AND JUSTICE
    The Council held a debate on the draft multi-annual programme for the area of freedom, security and justice (“The Hague Programme”).
    Following the debate, the Presidency concluded that, pending some outstanding issues, notably concerning qualified majority voting in the field of Title IV of the Treaty, there was a broad agreement on the draft text, and decided to forward it to the next European Council on 4 November 2005, for approval.
    The debate at the Council focused on the following issues:
    – the establishment of a common asylum system,
    – joint processing of asylum applications,
    – the eventual creation of a European corps of border guards,
    – the decision to apply qualified majority voting in the Council and co-decision with the European Parliament on all remaining issues on asylum, migration and frontiers,
    – exchange of information,
    – terrorism,
    – mutual recognition in criminal matters, and
    – judicial cooperation in civil law.
    The objective of the Hague programme is the improvement of the common capability of the Union and its Member States to guarantee fundamental rights, minimum procedural safeguards and the access to justice to provide protection in accordance with the Geneva Convention and other international treaties to persons in need, to regulate migration flows and to control the external borders of the Union, to fight organised cross-border crime and repress the threat of terrorism, to realise the potential of Europol and Eurojust, to further realise the mutual recognition of judicial decisions and certificates both in civil and in criminal matters, and to eliminate legal and judicial obstacles in litigation in civil and family matters with cross-border implications. This is an objective that has to be achieved in the interests of the European citizens by the development of a Common Asylum System and by improving access to the courts, practical police and judicial cooperation, the approximation of law and the development of common policies.
    It should be noted that, as requested by the European Council on 17 and 18 June 2004, the Presidency has drafted, in co-operation with the Commission, a draft of the multiannual programme for the area of freedom, security and justice.
    The draft programme is based on in-depth discussions at the meeting of JHA Ministers within the Council on 19 July 2004 and at the informal meeting of JHA Ministers on 30 September and 1 October 2004. Substantive and detailed written contributions of the Member States received by the Presidency, have also been used to a large extent.
    Over the past years the European Union has increased its role in securing police, customs and judicial cooperation and in developing a coordinated policy with regard to asylum, immigration and external border controls. This development will continue with the firmer establishment of a
    common area of freedom, security and justice by the Treaty establishing a Constitution for Europe, which will be signed in Rome on 29 October 2004. This Treaty and the preceding Treaties of Maastricht, Amsterdam and Nice have progressively established a common legal framework in the field of justice and home affairs, and the integration of this policy area with other policy areas of the Union.
    Since the Tampere European Council in 1999, the Union’s policy in the area of justice and home affairs has been developed in the framework of a general programme. Even if not all the original aims were achieved, comprehensive and coordinated progress has been made. Some of the results that have been achieved in the first five-year period are: the foundations for a common asylum and immigration policy has been laid down, the harmonisation of border controls has been prepared, police cooperation has been improved, and the groundwork for judicial cooperation on the basis of the principle of mutual recognition of judicial decisions and judgments has been well advanced.