• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Over de grens

    Het Nederlands vreemdelingenbeleid, ingebed in het Europese, is gericht op weren en reduceren van aantallen van vluchtelingen en andere immigranten. Het is kortzichtig en gebaseerd op korte termijndenken. Er wordt in aantallen gedachten, een fictieve indeling in ‘echte’ dus ook ‘onechte’ vluchtelingen moet die quota legitimeren. Er wordt niet zorgvuldig gestudeerd op duurzame oplossingen van grondoorzaken van migratie. En het aantal vluchtelingen op wereldschaal neemt ondertussen toe.

    Nederland verzorgt dit afschrikbeleid samen met haar Schengen- en Europese Unie partners. Er wordt heel wat heen en weer geharmoniseerd om vooral niet voor elkaar onder te doen. In dit tijdperk van maatregelen tegen immigratie ziet het leven voor vluchtelingen, uitgeprocedeerden en andere ongedocumenteerden en mensen zonder verblijfsvergunning er somberder uit dan ooit. Justitie houdt in haar beleid krampachtig mythes in stand om het vreemdelingenbeleid te legitimeren, zoals die van de ‘echte’ vluchteling. Justitie maakt wat rekensommen over vluchtelingen en mikt voor het overgrote deel op rigoreuze verwijderingsmogelijkheden. Justitie beweert dat het aantal asielzoekenden afneemt sinds introductie van haar afschrik- en afschuifing-strumenten. Nederland is dan ook zo’n beetje vol met maatregelen tegen immigratie.

    Een rijtje Hollandse nieuwe.
    binnenland
    **intensiveren van het binnenlands vreemdelingentoezicht en opvoeren van quota voor op te sporen illegalen: méér politie, méér racistische en razzia-achtige controles, méér cellen, méér politie, enzovoorts;
    **het afsluiten van collectieve voorzieningen voor illegalen, door registratie in het Vreemdelingen Administratie Systeem en de Gemeentelijk Basis Administratie waarbij bestanden aan elkaar gekoppeld zijn;
    **de aanstaande invoering van de Koppelingswet, die recht op voorzieningen koppelt aan een verblijfsstatus;
    **controles op grond van de Wet op de Identificatieplicht (WID);
    **aanmeldcentra ter selectie en afschrikking van vluchtelingen;
    **terug-, en overnameovereenkom-sten met landen van herkomst, het tot veilig verklaren van voor vluchtelingen onveilige landen, de wet veilige derde landen, het leggen van claims op vluchtelingen die uit één van de andere Schengenlanden komen, en vluchtelingen volgens Schengen-afspraak te deporteren naar buiten het Schengen gebied;
    **het experimenteren met afhande-ling als ‘kansloos’ betitelde asielzaken in een overlegmodel tussen justitie en rechtshulpverleners; beslissingen vallen buiten de rechter om, dit spaart Justitie tijd en geld uit;
    **het dumpen van en verdere opvang ontzeggen aan afgewezen vluchtelingen die hun procedure afwachten in ROA-woningen. Ook uit Aanmeldcentra worden kanslozen op straat gedumpt.

    grensgebied
    **intensiveren van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen, de vliegende marechaussee-brigades aan de oost- en zuidgrenzen van Nederland, méér marechaussee voor méér grenskon-trole. Prioriteit is het onderscheppen van vluchtelingen. De statistieken van het MTV laten hoge cijfers zien van teruggestuurde buitenlandse mensen.
    Terwijl er voor Schengen-burgers en andere ingezetenen van de Europese Unie, én voor de handel open grenzen zijn, zijn ze afgesloten voor immigranten.
    Binnen dit MTV zijn afspraken ‘over de grens’ met politie van buurlanden.

    buiten Schengen/EU
    **door het afsluiten van grenzen ontstaan vluchtelingenkampen aan de buitengrenzen van Europa. Verzamelplekken van mensen wier vluchtpogingen gestrand zijn, die niet terug kunnen en die tussen wal en schip vallen. Van daaruit hopeloze nieuwe vluchtpogingen, mensen trachten zee en rivier te trotseren waarbij niet geringe aantallen zijn verdronken.

    landen van herkomst
    **de lange arm van de marechaussee die controles uitoefent bij vliegtuigen bij in- en uitstappen;
    **kopieverplichting en bij verzaken daarvan sankties voor vliegtuigmaat-schappijen;
    **aanmeldcentra aan de oost- en zuidgrenzen van Nederland en binnenkort een derde op Schiphol, alwaar de vooruitgeschoven justitiepost in feite het aanmeldcentrummodel uitvoert.

    **enzovoorts, de maatregelen worden in hoog tempo op elkaar gestapeld.

    Het gevangennemen en uitzetten van mensen zonder verblijfsvergunning is dan ‘het sluitstuk van het vreemdelingenbeleid’. Aan het begin en aan het eind kun je in detentie verdwijnen.
    Bij start van de asielprocedure kan een vluchteling de toegang tot Nederland worden geweigerd. Tot voor kort verdween deze dan in het ‘grenshospitium’, gevangenschap in afwachting van een beschikking. Deze maatregel is tijdelijk uitgeschakeld, het ‘grenshospitium’ fungeert nu als Huis van Bewaring voor illegalen.
    Op het einde van de rit kun je als afgewezen vluchteling of illegaal in vreemdelingenbewaring worden gezet voor uitzetting.
    Nederland wordt zo’n beetje volgebouwd met grote gevangenissen voor vluchtelingen en illegalen. Het jongste experiment op dit gebied wordt het verwijderingskamp Ter Apel. Daar worden vluchtelingen die tot op heden zoals dat hoort vrij rondlopen, straks domweg gedetineerd. Ook het bij het Huis van Bewaring gevoegde AZC heeft een karakter van extra beveiliging, etmaals-registratie en intensievere controle door meer formatieplaatsen.

    Gevangenissen zijn instrumenten ter afschrikking van immigraten. Vreem-delingenbewaring kan tegenwoordig in tegenstelling tot een tijd terug, meer dan een half jaar duren. De juridische basis ervoor, artikel 26 Vreemdelingenwet, schrijft evenals het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, voor, dat er zicht zou moeten zijn op spoedige uitzetting. Tenslotte is vrijheidsberoving een uiterst zwaar middel. Bovendien zitten mensen geïsoleerd van de samenleving en rechteloos opgesloten.
    Ook hoor je steeds meer het begrip ‘openbare orde’ als basis voor gevangenschap. Dan wordt een kansloos geachte vluchteling die bv. geen papieren heeft als potentiële onderduiker gezien en dus in bewaring gezet, een suggestieve beschuldiging.
    Dat het aantal asielverzoeken verminderd is, zegt in de aard der zaak niets over het aantal hierheen gevluchte immigranten. Velen zullen namelijk buiten de procedures omgaan, wetend dat zij geen eerlijke asielkans krijgen en hun eigen vonnis tekenen als zij officieel asiel aanvragen. Dit betekent een toename van het aantal geïllegaliseerden. Vluchtelingen worden illegaal gemaakt, op straat of stations gedumpt en verdwijnen in het niets, maar zijn hier wél en moeten zien te overleven. Sommigen kloppen bij ons soort organisaties aan, velen doen een beroep op hun landgenoten hier. Vele geïllegaliseerden blijven ‘onzichtbaar’ terwijl de statistieken hen als ‘uitgezet’ aanmerken.

    De toekomst zal laten zien dat gedwongen migratie zich niet kan laten vangen in beheersingsnetten. Vele immigranten zullen buiten die vangnetten om proberen hier te komen en zullen daar veel voor over hebben zolang tegenstellingen in de herkomstlanden niet zijn opgelost.
    Het is absurde onverantwoorde struisvogelpolitiek om als rijk Westers land te gaan staan juichen over het verminderde aantal asielverzoeken, terwijl de aantallen vluchtelingen en vluchtmotieven in de wereld toenemen.

    Rammelen aan de poort

    Een week na de Europese Top in Amsterdam reden opnieuw zwarte limousines de binnenplaats van de Nederlandsche Bank op. Met aanzienlijk minder decorum werden de regeringsleiders van de aspirant-lidstaten van de Europese Unie – Letland, Litouwen, Estland, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Slovenië – door premier Kok ontvangen om op de hoogte gebracht te worden van de uitkomsten van de Top.

    Voor hen geen vijfduizend politieagenten, die in licht euforische staat na de hallucinerende ervaring van de Capital of criminalisation inmiddels het saaie politiewerk in de provincies weer ter hand hadden genomen.

    Nieuwe lidstaten

    De herziening van het Verdrag van Maastricht stond grotendeels in het teken van de uitbreiding van de Europese Unie met de landen uit Midden- en Oost-Europa. De aspirantleden – de zogenaamde ‘geassocieerde landen’ – worden klaargestoomd voor hun toetreding. De geassocieerde landen moeten de uitgebreide Brusselse regelgeving op het gebied van de Interne Markt overnemen willen ze zich lidstaat van de Europese Unie mogen noemen.
    Minder bekend is dat de geassocieerde landen ook examen wordt afgenomen op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken, waaronder het asiel- en migratiebeleid. Die onbekendheid is vooral het gevolg van de geheimzinnigheid waarvan het Europese Justitie- en politiebeleid zwanger gaat. De twee belangrijkste structuren waarbinnen dit beleid haar beslag krijgt, Schengen en de zogenaamde ‘Derde Pijler van Maastricht’ die bestierd wordt door de Europese Raad van Justitie en Binnenlandse zaken (de JBZ-Raad), opereren in een democratisch en juridisch niemandsland.
    Noch het Europees Parlement, noch een nationaal parlement, noch een nationale of Europese rechter kan effectief invloed of controle uitoefenen op het beleid. Gecombineerd met een welhaast pathologische zucht naar geheimhouding maakt het de organen tot de ideale speelplaats voor ambtenaren en politici die niet gediend zijn van een te grote betrokkenheid van de burger bij Europa. In het Nederlands Juristenblad, spreekbuis voor de kritisch ingestelde juristen en hoogleraren die Nederland rijk is, werd de JBZ-Raad onlangs nog vergeleken met een Politbureau.

    De Russen komen!

    De preoccupatie van de Europese Lidstaten met de migratiepolitiek van hun Oosterburen dateert van de omwentelingen in het Oostblok. Terwijl de gemiddelde West-Europese televisie-kijker vertederd de onafzienbare stoet Trabantjes aanschouwde die optrok naar de Berlijnse toonzalen van welvaart en luxe, heerste in de besloten kamers waar de Schengen-onderhandelaars bij elkaar kwamen een geheel andere stemming.
    De ambtenaren hadden net vijf jaar taaie onderhandelingen achter de rug over de uitwerking van het Akkoord van Schengen dat in 1985 het licht zag. In dat Akkoord was overeengekomen de binnengrenzen van de Schengen-staten op te heffen om één ruimte te creëren waarin kapitaal, goederen, diensten en personen zich vrij kunnen bewegen.
    In de loop van de onderhandelingen was de nadruk komen te liggen op de zogenaamde ‘compensatoire maatregelen’ die nodig werden geacht “tot bescherming van de veiligheid en tot verhindering van de illegale immigratie”, zoals artikel 17 van Schengen stelt. Net nu de onderhandelaars dachten met een uitgelezen pakket van visa-verplichtingen, verscherpt vreemdelingentoezicht, verscherpte buitengrenscontroles en een ingeperkt asielrecht hun werk te hebben volbracht, trok de stoet vrolijk pruttelende Trabantjes een lelijke streep door de rekening.
    De Schengen-staten zagen zich plotsklaps geconfronteerd met een onbeschermde Oost-grens, waar tot voor kort gestaalde VOPO’s elke illusie over vlucht dan wel migratie naar het Westen vakkundig om zeep hielpen. Niet alleen 20 miljoen (arme) DDR-burgers betraden zo onverwacht het Schengen-rijk. In hun kielzog werden Hongaren, Roemenen en Joegoslaven verwacht die via de DDR hun weg naar het Westen zouden vinden.
    Maar vooral de dreigende komst van de Russen baarde zorgen. Nu eens niet in de vorm van tot op de tanden toe bewapende eenheden van het Rode Volksleger, maar in de vorm van straatarme sloebers die eindelijk hun land konden verlaten – iets waar de Westerse landen ironisch genoeg decennialang op hadden gehamerd. Volgens de meer zwartgallige scenario’s stonden maar liefst tien miljoen Russen op het punt de koffers te pakken voor een enkele reis Europa.

    Nieuwe Muur

    De drastisch hertekende kaart van Europa bezorgt sindsdien een groot aantal justitiële werkgroepen kopzorgen. De fluwelen revoluties van de Oost-Europese burgerij leidden een periode van grote instabiliteit in. Een merkwaardig amalgaam van kersverse politieke partijen, Westerse bedrijven, speculanten, maffia en nationalistische afscheidingsbewegingen vulden het machtsvacuüm dat de communistische heersers achter lieten.
    De geforceerde invoering van de vrije markteconomie en de uit de Derde Wereld befaamde shock-therapieën op receptuur van internationale financiële instellingen leiden tot armoede, werkloosheid en algehele onzekerheid. De exodus van Albanezen naar Italië en de burgeroorlog in het voormalig Joegoslavië onderstreepten de instabiliteit van het nieuwe Europa.
    De Europese Lidstaten reageerden in eerste instantie met het dichttimmeren van de grenzen. De Oder-Neisse-rivier tussen Polen en Duitsland staat symbool voor de nieuwe scheiding die door Europa is getrokken. Wachttijden van vier uur (personenwagens) tot twintig uur (vrachtwagens) horen tot de dagelijkse routine aan de grenspost Frankfurt aan de Oder. Daar ook vindt een dagelijks kat-en-muis spel plaats tussen illegale grensoverschrijders en de Bundes Grenzschutz, die met high-tech warmte-camera’s, helikopters, patrouilleboten, honden en mobiele patrouilles de grenzen bewaakt.
    De feitelijke muren van fort Europa werden voorzien van een stevige juridische fundering. In 1992 besloten de EG-ministers van Justitie tot de invoering van het principe van ‘veilige landen’ en ‘veilige derde landen’. Asielzoekers die uit een in Europese ogen ‘veilig land’ komen, of tijdens de vlucht een ‘veilig derde land’ hebben aangedaan, worden niet langer tot de asielprocedure toegelaten. Op deze lijst van veilige landen werden onmiddellijk de Midden- en Oost-Europese landen gezet.
    De mogelijkheid om asiel aan te vragen in West-Europa was daarmee in één keer afgesloten. Belangrijker nog was dat zo ook de asielzoekers die via Oost-Europa het Westen probeerden te bereiken linea recta teruggestuurd konden worden. Ze reizen immers via een ‘veilig land’, dus moeten daar maar asiel zoeken. Op die manier is een ‘cordon sanitaire’ gecreëerd, waarin de Midden- en Oost-Europese landen fungeren als bufferstaten tegen migratie naar West-Europa.

    Buitengrenzen

    Als de landen van Midden- en Oost-Europa eenmaal tot de Europese Unie toetreden, worden ze van bufferstaat tot buitengrens van Europa. Die gedachte bezorgde menig immigratie-ambtenaar kippevel. Wordt die buitengrens dan wel afdoende bewaakt, vroeg men zich bezorgd af. In december 1994 besloten de Europese regeringsleiders dan ook dat er een ‘gestructureerde dialoog’ moest plaatsvinden over de migratiepolitiek. De gepensioneerde Engelse ambtenaar Anthony Langdon, gepokt en gemazeld in de geheime ambtelijke netwerken waarin sinds de jaren tachtig aan het Europees asielbeleid wordt gewerkt, werd op pad gestuurd om eens te kijken hoe het stond met de migratiepolitiek in de geassocieerde landen.
    De Europese Unie en de geassocieerde landen, concludeerde Langdon ruim een jaar later, hebben “een onmiddellijk en gedeeld belang om het hoofd te bieden aan de druk van illegale immigratie en zware criminaliteit die de kop heeft opgestoken als een onwelkom gevolg van de vrijheden van het democratisch transformatieproces.” (4660/96, Confidential CK4 5, Brussel 30 januari 1996).
    Langdon stelde voor om de geassocieerde landen examen af te nemen. De landen moeten bewijzen “dat ze hun externe grenzen kunnen reguleren tegen de druk van ongewenste migratie en illegaal verkeer.” Als schot voor de boeg voegde Langdon er aan toe dat de prioriteit moet liggen bij de bestrijding van illegale immigratienetwerken omdat “acties tegen illegale migratienetwerken zowel strijd zijn tegen illegale immigratie, als tegen zware criminaliteit.”
    De landenrapporten die Langdon aanbeval worden opgesteld in het zogenaamde clearing house CIREFI (Centrum voor Informatie, Beraad en Gegevensuitwisseling inzake Grensbewaking en Immigratie). Dit clearing house behoort tot één van de meer geheimzinnige organen van de Derde Pijler van Maastricht. Hoewel de CIREFI-documenten vertrouwelijk zijn, en in de woorden van toenmalig staatssecretaris Kosto “niet aan journalisten mogen worden gegeven of anderszins openbaar worden gemaakt”, valt er in Nederland met enige creativiteit en doorzettingsvermogen nog wel eens de hand op te leggen.

    Inventarisatie

    In het rapport (5335/3/96 REV 3 LIMITE CIREFI 8, Brussel 26 april 1996) dat het CIREFI samenstelde wordt “een uiteenzetting gegeven over de stand van zaken op immigratiegebied in elk van de geassocieerde landen; hierbij wordt met name verwezen naar de maatregelen die genomen zijn om de uitwassen van het verschijnsel te bestrijden.”
    Van het CIREFI kregen de aspirantleden een uitgebreid vragenformulier voor de neus gelegd. Met vragen als: “is het smokkelen van vreemdelingen strafbaar?”, “mag er gebruik worden gemaakt van kroongetuigen?”, “zijn werkgevers van illegalen verplicht de uitzettingskosten voor hun rekening te nemen?”, “mogen telefoons worden afgeluisterd ter bestrijding van mensensmokkel?”, “zijn er centrale uitzettingsinstanties?” en “zijn er gespecialiseerde diensten voor document-fraude?” Na bestudering van de antwoorden concludeert het CIREFI dat de oprichting van “gespecialiseerde structuren voor de bestrijding van illegale immigratie” van “fundamenteel belang” is en “een absolute noodzaak.”
    De Midden- en Oost-Europese landen willen volgens hetzelfde rapport vooral zo snel mogelijk toegang tot de databases van de Europese Unie. Dat betekent onder andere “het betrekken van de geassocieerde landen bij het functioneren en de gedetailleerde updating van Europol.” Saillant detail is dat de technische en financiële assistentie die de aspirant-leden wordt geboden bij het op orde brengen van hun immigratiepolitiek, wordt bekostigd uit het zogenaamde PHARE-programma, oorspronkelijk in het leven geroepen om de Oost- en Midden-Europese landen te helpen bij de opbouw van democratische instituties. De bestrijding van immigratie valt daar blijkbaar ook onder.

    Binnenlandse veiligheid

    Voor Duitsland gaat het allemaal nog niet snel genoeg. Begin dit jaar deed de Duitse CIREFI-delegatie het voorstel om een gezamenlijk clearing house van de Europese Unie en de geassocieerde landen op te zetten “voor het vergaren en evalueren van informatie en als strategisch orgaan waarin de krachtlijnen van een effectief bestrijdingsbeleid periodiek besproken en onderling afgestemd worden.” (5344/1/97 REV 1 LIMITE CIREFI 4, Brussel 20 januari 1997). Immers: “Voor haar eigen veiligheid heeft de EU een systeem nodig dat regelmatig tenminste ook de Midden- en Oost-Europese landen omvat als voornaamste landen van herkomst en doorreis van migranten.”
    Er is echter één klein probleempje met het CIREFI: het ontbreekt aan analysecapaciteit. Maar gelukkig is daar altijd nog Europol: “Vóór alles is het belangrijk inzicht te krijgen in de criminele activiteiten van de in Europa grensoverschrijdend opererende bendes mensensmokkelaars, die meestal de illegale immigratie het eerst op gang brengen en waarvan de eliminatie dan ook tot een drastische indijking van de illegale immigratie belooft te leiden. Als een specifiek Europees instrument dringt Europol zich op.”
    Naast de oorlogszuchtige taal is het opmerkelijk hoe de relatie wordt gelegd tussen illegale migratie en mensensmokkel: eerst zijn er criminele bendes, dan ontstaat illegale immigratie. Terwijl een beetje migratie-deskundige de relatie precies omgekeerd legt: door het restrictieve asielbeleid en de strenge grenscontrole zit er voor vluchtelingen niet veel anders op dan gebruik te maken van de diensten van de illegale reisbemiddelaars. Dat deze in dit gat in de markt springen is niets anders dan een enigszins onorthodoxe invulling van het vrije ondernemerschap. Maar dat soort nuances zijn niet besteed aan de bouwers van het Europa van de binnenlandse veiligheid, zoals de Europese leiders het tegenwoordig graag noemen. Dat er taken worden vergund aan Europol, waarvan het Verdrag nog door geen enkel parlement is geratificeerd, is ook slechts een ondergeschikt detail in het licht van de enorme bedreigingen die de Europese lidstaten ontwaren.
    Het wekt dan ook nauwelijks verbazing dat er géén check- list bestaat op het gebied van de rechtsbescherming van asielzoekers in de aspirant-lidstaten. Zijn er voldoende opvangcentra? Zijn de tolken goed opgeleid? Is er genoeg rechtshulp? Die vragen worden niet eens meer gesteld.

    Schone stoep

    Het Europees Parlement, dat een zekere reputatie begint te krijgen als hoedster van de meer liberale en humanitaire tradities van Europa, laat in een rapport geen spaan heel van het beleid van de Europese regeringen. “Vervolging en discriminatie, nationaliteitsconflicten, oorlogen en burgeroorlogen, de vernietiging van levensvoorwaarden door de milieuvernietiging en de stijgende armoede in Midden- en Oost-Europese landen en de voormalige Sovjet-Unie zijn hoofdoorzaken van de vlucht en de emigratie van de bevolking” stelt het Europees Parlement nuchter vast. Het beleid van de Europese Unie wordt betiteld als “noch in overeenstemming met de internationale politieke normen inzake de bescherming van vluchtelingen noch met het beginsel van vrij personenverkeer waarop reeds tientallen jaren bij Oost-Europa werd aangedrongen.”
    Maar helaas. Het Europees Parlement heeft geen enkele bevoegdheid op de beleidsterreinen van Justitie en Binnenlandse Zaken.
    Als de aspirant-leden slagen voor hun migratie-examen verschuiven de buitengrenzen van Europa weer een stukje oostwaarts. De nieuwe Lidstaten nemen dan de “hoge Schengen-standaard op het gebied van migratie- en criminaliteitsbestrijding” over, zoals de Duitse regering het tevreden in haar jaarverslag over Schengen noemt. De oplossing van het vluchtelingenvraagstuk is daarmee weliswaar geen stap verder gekomen, maar het Europese stoepje blinkt schoon. En de inwoners van de nieuwe lidstaten, zijn die dan vrij om te gaan en te staan waar ze maar willen in de Europese Unie? Welnee. In de nota ‘Uitbreiding van de Europese Unie’ draait de Nederlandse regering die hoop de nek om. “Teneinde migratie uit de Midden- en Oost-Europese landen te vermijden, zal het vrije verkeer van werknemers aan aanzienlijke beperkingen onderhevig zijn”, schrijft de regering.
    Maar over het vrije verkeer van personen gaat het dan ook al lang niet meer in de Europese Unie.
    Jelle van Buuren

    Afschrikken en afschuiven

    In maart 1994 liet toenmalig minister-president Lubbers een filosofietje los op het asielbeleid. “Het is goed dat de wereld Somaliërs opvangt, maar waarom in het natte Zuilen-West? (wijk in Utrecht, red.). Dat kan toch beter in Saoedi-Arabië of Jemen. Daar hebben ze bijvoorbeeld dezelfde godsdienst.”
    Het was geen oprisping van de premier, die op dat moment – zoals we inmiddels weten – zijn taak steeds zwaarmoediger opvatte en de onmiskenbare verschijnselen van burn-out vertoonde. Lubbers vatte juist in een notedop de kern van het asielbeleid samen zoals dat sinds de jaren tachtig door de Europese landen wordt gevoerd: het opwerpen van alle denkbare drempels om Europa zoveel mogelijk te vrijwaren van migranten, vluchtelingen en ontheemden.
    In de brochure ‘Afschrikken en afschuiven’ wordt de totstandkoming van dat Europese asielbeleid gereconstrueerd. Vanaf de eerste aanzetten midden jaren tachtig in het Accoord van Schengen, tot aan de herziening van het Verdrag van Maastricht. Een beleid dat niet alleen steeds restrictiever van aard werd, maar ook steeds meer tot stand kwam in organen waarop nauwelijks enige juridische of politieke controle mogelijk is. De architecten van Fort Europa smeedden hun plannen in de beslotenheid van ambtelijke werkgroepen en diplomatieke achterkamertjes.
    In de brochure wordt beschreven hoe het beleid tot stand komt binnen een paradoxale dynamiek. De Europese lidstaten werken enerzijds samen op asielgebied, maar waken tegelijkertijd zorgvuldig over hun nationale belangen. Hierdoor heeft het Europese asielbeleid een hoog opportunistisch karakter. Vallen de belangen samen, dan wordt er gezamenlijk beleid gemaakt, zo niet, dan wordt er tussen kleinere groepen lidstaten samengewerkt, of probeert men het op eigen houtje. Hierdoor is een neerwaartse spiraal in gang gezet, waarin de lidstaten elkaar beconcurreren om de status van ‘het minst aantrekkelijk asielland.’
    Ook wordt in de brochure naar de toekomst gekeken. Een lang gekoesterde wens van de Europese landen is om de asielprocedures te verplaatsen naar de landen of regio’s van herkomst. Sluipenderwijze worden beslissingen genomen en voldongen feiten gecreëerd die dit scenario werkelijkheid kunnen laten worden.

    De brochure is te bestellen door fl. 15,- (incl. porto) over te maken op gironummer 7625767 tnv. St. Eurowatch te Leiden, ovv. ‘dossier IGC97’.

    Het verdrag van Amsterdam

    Met veel gezucht en gesteun is de top van Amsterdam geëindigd in een nieuw Verdrag voor de Europese Unie. Een verdrag dat door de pers als mager werd bestempeld. Vooral omdat zaken als de uitbreiding van de EU en voorzieningen als het aantal commissarissen per land in de Europese Commissie niet zijn geregeld. Toch zal het verdrag in de komende vijf jaar veel veranderen in de Europese Unie, vooral op het gebied van asiel, immigratie en politiesamenwerking. De opname van het Schengenaccoord en de verplaatsing van het asielbeleid naar de Eerste Pijler zijn de belangrijkste veranderingen.

    Het Verdrag van Amsterdam regelt zowel structureel als inhoudelijk een aantal belangrijke zaken op het terrein van asiel en immigratie. Belangrijke structurele wijziging is de overplaatsing van het asiel- en immigratiebeleid van de Derde Pijler (waar beslissingen alleen unaniem genomen worden) naar de Eerste Pijler (gemeenschappelijk beleid). Ook is opgenomen dat het Schengenaccoord wordt opgenomen in alle lidstaten van de Europese Unie. Inhoudelijk gezien wordt niet al te veel vastgelegd, maar ligt de nadruk op het afsluiten van de buitengrenzen en een gezamenlijk uitzettingsbeleid.

    Van Derde naar Eerste Pijler

    In de vorige nieuwsbrief (nr. 12) staat uitgebreid beschreven binnen welke structuur het asielbeleid tot nu toe werd vormgegeven. Wat door de verschillende landen vooral als een probleem werd gezien was de lange duur van de besluitvorming. Gemeenschappelijk beleid kreeg pas vorm als er een Verdrag uit de onderhandelingen rolde (bijvoorbeeld het Verdrag van Dublin), dat gepaard ging met langdurige ratificatieprocedures.

    Het overbrengen van dit beleid naar de Eerste Pijler maakt het beleid maar deels ‘gemeenschappelijk’. In de Eerste Pijler is in principe de Europese Commissie hoofdverantwoordelijke (er komt dus ook een aparte Commissaris voor asielbeleid) en het Europarlement heeft medebeslissingsrecht. Voor het asiel- en immigratiebeleid worden de zaken echter anders geregeld. De eerste vijf jaar blijft de Raad van Ministers verantwoordelijk en deze moet het unaniem eens zijn over de maatregelen. Het Europarlement krijgt geen medebeslissingrecht, het wordt in asiel- en immigratiezaken slechts geconsulteerd. Op termijn heeft deze structuurwijziging twee belangrijke consequenties: verdere harmonisering van het beleid en het sneller kunnen invoeren van gemeenschappelijke maatregelen. Door het buiten spel zetten van het Europarlement wordt de democratische controle er geen haar beter op.

    Schengen

    De andere grote structurele wijziging betreft de opname van het Schengenaccoord in alle lidstaten van de Europese Unie. Enige uitzondering vormen Ierland, Engeland en Denemarken, wiens rollen in aparte protocollen zijn geregeld. Het Schengenaccoord is niet alleen ondemocratisch, het heeft ook geleid tot een neerwaartse spiraal in het asiel- en immigratiebeleid. De besluitvorming is (en blijft) geheim.
    De opname van de Schengenstructuur in de Europese Unie zal nog de nodige creativiteit vergen. Om te beginnen is er het probleem van het Schengenlidmaatschap van Noorwegen en IJsland, die geen lid zijn van de EU. Op de één of andere manier zullen zij betrokken moeten blijven bij de besluitvorming. Voor Engeland en Ierland geldt juist precies het omgekeerde. Zij zijn wel lid van de EU, maar willen geen deel uitmaken van de Schengenstructuur. Overigens houden ze een optie om Schengenmaatregelen wel over te nemen. De Raad van Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie neemt de plaats in van het Uitvoerend Comit‚ van Schengen. Bij vergaderingen wordt het daar een kwestie van aan- en afschuiven, zeker omdat het Verdrag ook de optie openlaat om met een aantal verdragspartners weer een voorsprong te nemen op de rest.

    De Schengenwerksfeer en daarmee ook de geheime besluitvorming worden de komende 5 jaar langzaam geïntegreerd in de instituties van de EU. Hoe is nog erg onduidelijk en ligt vrij open. Zo stelt de Raad van Ministers “met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast op welke wijze het Schengen-Secretariaat in het Secretariaat-Generaal van de Raad wordt opgenomen”. Daarnaast gaat diezelfde Raad bekijken, ook met eenparigheid van stemmen, wat de rechtsgrondslag is voor elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenaccoord vormen. Voor nieuwe leden van de EU wordt het Schengenaccoord verplichte kost. Uitzonderingsposities, zoals die door Engeland, Ierland en Denemarken zijn bedongen, worden niet meer toegestaan.

    Inhoud van het beleid

    Inhoudelijk is het Verdrag van Amsterdam een vervolg op het beleid van de afgelopen jaren. Er ligt een sterke nadruk op het verder afsluiten van de buitengrenzen. In de tekst wordt benadrukt dat minimaal het Schengenveiligheidsnivo bereikt moet worden.
    Daarnaast wordt er doorgegaan met een gemeenschappelijk Europees visumbeleid, waarbij aandacht voor de uitwerking via uniforme visumdocumenten.
    Belangrijk voor het asielbeleid wordt de bepaling voor eenduidige normen voor toekenning van de vluchtelingenstatus. Volgens de Verdragstekst betreft het hier ‘minimumnormen’, in praktijk zal het gaan om een gemeenschappelijk beleid.
    Wat betreft immigratie ligt de nadruk op bestrijding van illegale immigratie en illegaal verblijf. De uitwerking van het beleid wordt niet in detail weergegeven, maar zal zeker gaan richting vereuropeaniseren van zaken als Koppelingswet en Mobiel Toezicht Vreemdelingen.

    Laatste belangrijke inhoudelijke wijziging van het asielbeleid is de uitsluiting van EU-onderdanen van asiel in een ander EU-land. Dit artikel is op aandringen van Spanje opgenomen. Tot nu toe kreeg bijvoorbeeld een aantal van ETA-lidmaatschap verdachte Basken nog wel asiel in België. Dit land heeft overigens als enige een voorbehoud getoond bij dit ‘Spaanse’ artikel.

    Politie- en Justitie

    Voor het asiel- en immigratiebeleid is het ook van belang een kleine blik te werpen op het politie- en Justitiebeleid. Het asiel- en immigratiebeleid is de laatste jaren immers steeds meer uitgedrukt in termen van repressie en opsporing. De toenemende aandacht voor mensensmokkel is daar een duidelijk voorbeeld van.
    Politie- en Justitiebeleid blijven ook in het Verdrag van Amsterdam onderdeel van de zogenaamde Derde Pijler, aan de structuur verandert er dus niets. Inhoudelijk wel, iets dat al naar voren kwam in de persconferenties tijdens de top, waarin het Verdrag van Amsterdam alvast de titel ‘beschermer van de burger’ meekreeg.
    Belangrijkste verandering is de uitbreiding van het mandaat van Europol. Dit heeft tevens gevolgen voor het asielbeleid, omdat één van Europol’s belangrijkste taken de bestrijding van mensensmokkel is. Europol krijgt een operationele taak in de coordinatie van de gezamenlijke Europese politieteams en zal ‘verzoeken’ kunnen richten aan landelijke opsporingsteams. Lidstaten kunnen zo’n verzoek moeilijk weigeren. Tevens is afgesproken dat ook andere opsporingsdiensten nauwer gaan samenwerken met betrekking tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.

    Rechterlijke controle

    Voor het Hof van Justitie blijft een marginale rol weggelegd in het Europa van de burger. Zowel in asiel-, immigratie-, politie als Justitiezaken is het Hof van Justitie in geen geval bevoegd met betrekking tot de handhaving van de openbare orde of de bescherming van de binnenlandse veiligheid. In andere gevallen kan he

    Hoofdstuk dertien, slot vervolging Opstand

    Het slot van de vervolging van Opstand,
    gepubliceerd in ‘Dagboek van een RARA-terrorist’

    Een inval, twee maanden ‘niet verdacht’, iets meer dan 400 dagen wel, 5 daarvan in een Haagse cel. Tientallen tapverslagen, een lijst met honderd vragen, een dossier waar de honden geen brood van lusten en een officier van justitie, die -zwaaiend met z’n armen- plastisch spreekt over een stamboomonderzoek naar RaRa. Als toneelstuk had het de kritieken waarschijnlijk niet overleeft, maar de werkelijkheid is weerbarstiger. Het hoge Kafka gehalte maakt het moeilijk gissen naar de werkelijke bedoelingen van Justitie. Een verhaal met meerdere dimensies: een combinatie van serieus inlichtingenwerk, een eigen dynamiek en een poging tot een juridische testcase. lees meer

    ISDN, afluistern in het kwadraat

    Inleiding
    B-kanalen en D-kanaal
    Analoge en ISDN-apparatuur
    Apparaten aansluiten
    ISDN-centrales
    Afluistermogelijkheden bij ISDN
    D-Kanaal manipulaties
    D-Kanaal beveiliging
    Veiligheidsmaatregelen voor ISDN-centrales en apparatuur
    lees meer

    De arrogantie van de macht: De Eurotop anderhalf jaar later

    ‘Justitie en politie gingen over de schreef’ oordeelde de Nationale Ombudsman over het politieoptreden bij de Eurotop in 1997. De conclusies van het rapport dat in november 1998 verscheen hebben overal de krant gehaald, maar de inhoud bleef onderbelicht. En dat terwijl het rapport leest als een proeve van de arrogantie van de macht. lees meer

    Jaarverslagen van Europol

    Jaarverslag EDU over 1995
    aan stuurgroep II, 15 maart 1996
    <<5647/96 LIMITE EUROPOL 19>>
    EDU blijkt toch al veel meer te doen dan we denken. Coördinatie, drugs doorvoeren – en Nederland staat hoog op de lijst van informatie-aanvragen…

    Jaarverslag EDU over 1996
    aan Comité K4, 19 maart 1997
    <<6711/97 LIMITE EUROPOL 14>>
    Hoe werd de uitbreiding richting illegale immigratienetwerken opgepikt, en hoe staat het met het LOGO project?

    EDU werkprogramma 1997
    aan Coreper/de Raad, 5 november 1996
    <<11085/1/96 REV 1 LIMITE EUROPOL>>
    Wat staat er dit jaar op de rails? De voorbereidingen voor de periode na de ratificatie lopen gestaag door.

    Europol-drugseenheid – werkprogamma 1998
    aan K4 Comité, 8 mei 1996
    <<6937/1/96 REV LIMITE EUROPOL 27>>
    Van EDU naar Europol, maar wat kost zo’n dienst nu eigenlijk?

     

    Jaarverslag EDU over 1996

    limite – 06711.EN7

    Report on the Activities of the EUROPOLDRUGS UNIT in 1996-Summary

    1. General remarks

    1996 was the third year of the existence of the Europol DrugsUnit (EDU) and there were a number of very significantdevelopments politically.

    Agreement was reached at the Florence Summit on the role of theEuropean Court of Justice concerning Europol. Member States arenow conducting their ratification procedures. The United Kingdomwas the first country to ratify the Convention on the 1Oth ofDecember 1996.

    lees meer

    Jaarverslag EDU over 1996

    Jaarverslag EDU over 1996

    Jaarverslag EDU over 1996

    Jaarverslag EDU over 1996

    Jaarverslag EDU over 1996

    Jaarverslag EDU over 1996

    Jaarverslag EDU over 1996

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>