• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – 11.6. Conclusies

    11.6. Conclusies

    1. De meeste door de commissie en door Tak c.s. onderzochte
    landen kampen met een als ongrijpbaar ervaren criminaliteit van
    georganiseerde aard. In alle landen zoekt de overheid naar nieuwe
    wegen in de misdaadbestrijding. Nergens bestond tien jaar geleden
    toereikende regelgeving. Overal zijn sindsdien in de rechtspraak
    grenzen getrokken. In veel landen is de laatste jaren het
    wetgevingsproces op gang gekomen. Daarbij valt op dat geavanceerde
    opsporingstechnieken zeker in wetgeving zijn te vatten en dat de
    opsporing niet vanwege de vorm van de regelgeving wordt belemmerd.
    In de landen met wetgeving is de geheime opsporing niet beperkter,
    maar wel strakker gekaderd dan de landen waar met circulaires wordt
    gewerkt. Tot slot, vrijwel overal zijn in de loop van de tijd
    excessen geweest, die de aanleiding zijn gebleken tot verandering.
    De IRT-affaire is een relatief – in vergelijking met de landen om
    ons heen – late gebeurtenis. Met de aanpak van de regelgeving loopt
    Nederland niet voorop.

    Naast de normering van de opsporingsmethoden als zodanig moet
    verantwoorde sturing en controle tot stand gebracht worden door de
    uitvoerende diensten en de rechterlijke macht. Vrijwel overal is
    bij een bevoegdheid een controlepunt aangebracht. Elk land heeft
    zijn eigen systeem van checks and balances. Hoewel vorm en
    inhoud van normering, sturing en toetsing sterk kunnen variren,
    bestaat niet de indruk dat de aanpak van de georganiseerde
    criminaliteit in een bepaald land ernstig te kort schiet in
    vergelijking met elders. Uiteraard loopt het ene land wel voor op
    het andere. De ongelijke tempi van de ontnemingsprocedures zijn
    daar een treffend voorbeeld van. De technische mogelijkheden
    beperken de criminaliteitsbestrijding wel, doch deze beperkingen
    komen nauwelijks voort uit de regelgeving. De
    telefoontap
    in Belgi is misschien hierop een uitzondering. Dit
    betekent niet dat de vormgeving niet ter zake is. Een
    cultuurvreemde oplossing zal niet werken. Recht in het algemeen en
    dus ook de strafrechtspleging is in hoge mate cultureel
    bepaald.
    2. De proactieve opsporing betreft de politile
    activiteiten gericht op toekomstige, nog te plegen, strafbare
    feiten. In alle onderzochte landen wordt de facto aan proactief
    onderzoek gedaan. De rechtsgrond daarvoor verschilt wezenlijk van
    elkaar. Overigens wordt het onderscheid vooral van theoretisch en
    niet van praktisch belang geacht.

    In Belgi regelt het Wetboek van Strafvordering het onderzoek
    naar een strafbaar feit, dit is een reeds begaan feit. De
    proactieve fase valt daar niet onder. Voorts is in het algemeen de
    rechtsregel dat aan opsporingsambtenaren in het kader van hun
    taakvervulling alles toegestaan dat niet uitdrukkelijk verboden is,
    de zogenaamde permissieve regel. Voor zover naast het winnen van
    inlichtingen, al dan niet door het gebruik van informanten, andere
    opsporingsactiviteiten worden ingezet, behoeven deze de goedkeuring
    van de procureur des konings op de voet van de geheime circulaire
    van 24 april 1990 van de minister van Justitie aan het openbaar
    ministerie. In Belgi bestaat het voornemen om te komen tot
    strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen.

    In de Bondsrepubliek Duitsland is voor proactief optreden een
    strafvorderlijk kader gecreerd in de vorm van de
    Anfangsverdacht in het zogenaamde Vorfeld. Dit komt
    neer op een lichte vorm van verdenking in de zin van aanwijzingen.
    Op basis daarvan bestaat de bevoegdheid (in het licht van het
    legaliteitsprincipe voor politie en openbaar ministerie: de plicht)
    tot het instellen van (orinterend) onderzoek. De basis waarop dit
    geschiedt is in zoverre niet zuiver proactief, dat aanwijzingen
    voor reeds gepleegd strafbaar handelen voorhanden moeten zijn. Dat
    onderzoek hoeft echter niet (alleen) gericht te zijn op de feiten
    waar de aanwijzingen op slaan. Daarnaast zijn in de federale
    politiewet en in die van de afzonderlijke landen de bevoegdheden
    van de politie in het kader van de zogenaamde vorbeugende
    Verbrechensbekmpfung
    geregeld. Hieronder wordt onder meer
    verstaan het voorkomen van strafbare feiten, alsmede vorsorgen
    fr die Verfolgung knftiger Straftaten
    . De uitoefening van deze
    bevoegdheid valt niet onder het gezag van het openbaar ministerie,
    maar omvat wel de inzet van bijzondere opsporingsmethoden. Zo is
    strafvorderlijk langdurige observatie met technische hulpmiddelen
    niet toegestaan, maar in de meeste deelstaten wel toegelaten. In de
    BRD zijn de voorbereidingshandelingen voor bepaalde misdrijven
    strafbaar gesteld.

    In Engeland en Wales is het gehele opsporingsonderzoek in handen
    van de politie die daarin zelfstandig optreedt. Slechts voor het
    aftappen van de telefoon is machtiging van de Home Secretary
    vereist. Ten aanzien van de opsporingsmethoden is nauwelijks
    regelgeving voorhanden. De weinige regelgeving bestaat
    doorgaans
    in circulaires. In Engeland wordt de inzet van bijzondere
    opsporingsmiddelen – ook in de proactieve fase – nauwelijks als
    problematisch ervaren. De opsporingsmiddelen mogen worden ingezet
    voor de opsporing en vervolging, maar ook voor het inlichtingenwerk
    en ter voorkoming van strafbare feiten. Hiermee is de proactieve
    opsporing geoorloofd. Voorbereidingshandelingen van strafbare
    feiten in vereniging begaan (conspiracy) zijn strafbaar.

    In de Verenigde Staten is voor inbreuken op de gegarandeerde
    grondrechten veelal machtiging – in de meeste staten van de rechter
    – nodig. Deze machtiging kan worden afgegeven onder meer in de
    gevallen dat verdenking bestaat dat een strafbaar feit – al dan
    niet van bepaalde ernst – is gepleegd dan wel onmiddellijk gepleegd
    zal gaan worden. Zijn de gegarandeerde rechten niet in het geding
    of wordt door de opsporingsactiviteit geen rechtens te beschermen
    belang van de latere verdachte geschonden dan is de politie vrij in
    haar optreden. Proactief optreden is aldus gebonden aan naar
    verwachting binnenkort te plegen delicten en valt overigens
    doorgaans buiten de – ex ante – rechterlijke controle.

    In het onderzoek van Tak c.s. valt op dat in Frankrijk het
    voorbereidend opsporingsonderzoek een zo ruime omschrijving heeft
    dat het ook het proactieve onderzoek omvat. De onderschepping van
    telecommunicatie kan eveneens proactief zijn, zij het dat zulks
    gebeurd in de vorm van wat wij een veiligheidstap zouden noemen. In
    Itali is het proactieve onderzoek wettelijk geregeld. Het is
    gericht op de informatiegaring, die later strafvorderlijk relevant
    kan zijn. Blijkens het rapport over Denemarken is daar observatie
    in het openbaar en in publieke ruimten, al dan niet met technische
    hulpmiddelen en met opnamemogelijkheid, ook proactief toegestaan
    evenals het gebruik van informanten en – onder strenge voorwaarden
    – infiltratie. 3. De organisatie van de tegenspraak is
    problematisch in verband met het geheime karakter van veel
    bijzondere opsporingsmethoden. Elk land heeft zo zijn eigen
    voorzieningen. Zo moeten in de Bondsrepubliek de meeste, maar niet
    alle inbreuken op de informationelle Selbstbestimming
    achteraf aan de betrokkenen worden meegedeeld. In wezen is dit de
    meest directe uitwerking van het vereiste van artikel 13 EVRM dat
    op schending van de gegarandeerde burger- en vrijheidsrechten,
    betrokkenen een rechtsmiddel (remedie) moeten hebben, ook indien de
    schending is begaan door personen in de uitoefening van hun
    ambtelijke functie. Daarnaast is in Duitsland, evenals in Engeland
    en Wales, de Verenigde Staten en Denemarken, de uitwerking van het
    onmiddellijkheidsbeginsel dat alles dat voor het bewijs nodig is
    uitvoerig op de terechtzitting ter sprake moet worden gebracht.

    In Engeland en Wales respectievelijk de Verenigde Staten is de
    mate van disclosure van het opsporingsdossier de vrijheid
    van de Crown Prosecution Service respectievelijk de District
    Attorney, zij het dat de rechter moet instemmen met het gesloten
    houden. In de loop van het proces kan de rechter de aanvankelijk
    genomen beslissing wijzigen gelet op de ontwikkelde lijn van
    verdediging. De rechter geeft derhalve bij zijn beslissing omtrent
    disclosure geen oordeel over de rechtmatigheid van het
    opsporingsmiddel, maar hij let op de eerlijkheid van het
    proces. Wordt de opsporing ter discussie gesteld dan verbiedt de
    eerlijkheid om relevante gegevens ter zake aan de verdediging te
    onthouden. Wil het openbaar ministerie ondanks de last tot
    openbaarmaking het dossier gesloten houden, dan zal het de zaak
    moeten terugnemen. In Belgi en Frankrijk is het voorbereidend
    onderzoek geheim. Dit brengt mee dat slechts de processen-verbaal
    uit het vooronderzoek voor zover zij van belang zijn voor de
    bewijsvoering zullen worden geopenbaard aan de verdediging. Dit ter
    discretie van het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter. Ook
    hier kan natuurlijk de aanval van de verdediging op het
    voorbereidend onderzoek tot openheid leiden, maar een
    veiligheidsklep is niet voorhanden. De zittingsrechter kan niet van
    een oordeel omtrent de rechtmatigheid van het gebruik van een
    opsporingsmiddel worden afgehouden. In Frankrijk kunnen bepaalde
    infiltratieprojecten volledig gesloten blijven.

    In Denemarken is een getrapte vorm van tegenspraak georganiseerd
    bij de inzet van opsporingsmethoden waarvoor voorafgaande
    rechterlijke machtiging is vereist. In raadkamer treedt een
    toegevoegd advocaat op namens de in onwetendheid gehouden
    verdachte. Deze advocaat, op wie een geheimhoudingsplicht rust en
    die niet in de strafzaak zelf mag optreden, heeft het recht om
    beroep in te stellen tegen de rechterlijke beschikking.

    4. In alle onderzochte landen geldt in meer of minder strikte
    mate het verbod van uitlokking. Wordt iemand gebracht tot strafbare
    feiten waartoe hij zonder de interventie van de politie niet
    gekomen zou zijn, dan zal hij niet veroordeeld worden. Blijkt van
    bestaand algemeen of generiek opzet tot dergelijke strafbare
    feiten, of zo men wil predispositie (VS), dan is de methode
    toelaatbaar.

    5. Nergens is uitdrukkelijk in de wet geregeld dat door of ten
    behoeve van politie en justitie verontschuldigbaar strafbare feiten
    mogen worden begaan. Voor de Angelsaksische rechtssytemen ligt de
    noodzaak hiertoe iets anders, omdat in tegenstelling tot de
    continentale systemen een misdadige intentie wordt vereist voor
    strafbaarheid. Op het continent is het voor strafbaarheid voldoende
    dat de dader de gewraakte handeling sec
    heeft willen verrichten. In alle andere landen wordt de oplossing
    gevonden in het opportuniteitsbeginsel: de vrijheid van het
    openbaar ministerie om niet te vervolgen. Zelfs in Duitsland wordt
    hiervoor het legaliteitsprincipe doorbroken, althans van vervolging
    afgezien. Nergens wordt overigens de strafbaarheid van feiten als
    gevolg van de inzet van bijzondere opsporingsmethoden uitgesloten
    geacht op grond van algemeen werkende strafuitsluitingsgronden.
    Alleen Itali kent een beperkte regeling van immuniteit voor
    projectmatig optredende politile infiltranten in geval van
    bewijsgaring van witwassen, drugcriminaliteit en handel in
    wapens.

    6. Er zijn landen met zeer gedetailleerde regelgeving inzake het
    omgaan met persoonsgegevens. Andere landen hebben nauwelijks of
    zeer algemene regelgeving. In beide situaties bestaan reguliere
    gegevensstromen naar en tussen de opsporingsinstanties, alsmede van
    private instellingen naar opsporingsdiensten. De landen met
    uitvoerige regelgeving mogen bepaald niet minder gegevens vergaren
    en mogen er evenmin minder mee doen. Wel is het gebruik van
    gegevens sterker gereglementeerd in de zin dat er meer toezicht is,
    dat handelingen ten aanzien van gegevens schriftelijk moeten worden
    vastgelegd, zoals bij verstrekking en koppeling, en dat veelal is
    voorzien in inzage en correctierecht van de geregistreerde. Soms is
    het geven van informatie aan de geregistreerde verplicht. Bovendien
    is in die landen de verwijdering en vernietiging van gegevens
    geregeld. Een materile beperking in het gegevensverkeer levert de
    regelgeving doorgaans niet op, wel worden de gegevensstromen
    traceerbaar.

    7. In Engeland en Wales wordt de telefoontap slechts informatief
    gebruikt. Het gebruik van de resultaten van de tap als bewijs is
    uitgesloten. De door ons gesproken functionarissen zouden niet
    anders willen. Zij kunnen zich het gebruik tapgegevens als bewijs
    ter zitting te presenteren niet goed voorstellen, want wat zou het
    bewijzen. Bovendien zou het slechts aanleiding zijn om in het
    overige inlichtingenwerk van de politie te wroeten. 8. In geen
    enkel land is het runnen van informanten een exclusieve taak van
    een klein onderdeel van het korps, al komen wel functionarissen
    voor die het runnen tot taak hebben. Elke functionaris kan
    inlichtingen verzamelen en naar de inlichtingencentrale zenden. In
    Belgi en Engeland heeft elk korps een informantenbeheerder, die
    verantwoording verschuldigd is aan de korpsleiding. Elke
    opsporingsambtenaar die een informant runt krijgt een co-runner
    aangewezen. In Engeland houdt de directe meerdere van de runner
    toezicht op de wijze van runnen. De informantenbeheerder
    controleert – en evalueert – de ingewonnen informatie.

    9. De getuigebescherming in de VS is een middel om het leven van
    getuigen, die bedreigd worden omdat ze een verklaring (zullen)
    afleggen voor de grand jury, te beschermen. Het is echter een
    middel met zeer veel nadelen. Veel getuigen houden het niet of
    slechts kortstondig vol, maken misbruik van de nieuwe identiteit
    door schuldeisers te ontlopen of door nieuwe misdaden te begaan.
    Bovendien is het een corruptiegevoelig instrument. Tak maakt
    melding van het bestaan van getuigebeschermingsprogramma’s in een
    aantal deelstaten, die effect zouden hebben. De
    kroongetuigeregeling – in welk kader getuigebeschermingsprogramma’s
    zinvol zijn – is in de BRD omstreden. De beslissing om de sinds
    1994 bestaande regeling, die ultimo 1995 expireert, te verlengen is
    nog niet genomen. De regeling is omstreden. Belgi heeft geen
    kroongetuigeregeling, maar kent wel verschoningsgronden op basis
    waarvan strafvermindering kan worden verkregen. Ook in Frankrijk is
    wettelijk voorzien in strafvermindering en -vrijstelling bij
    medewerking met de justitie in geval van terrorisme en
    drugcriminaliteit. 10. Hoewel in alle landen direct afluisteren als
    methode zeer gewenst wordt beschouwd, is de methode in het openbaar
    of in publiek toegankelijke ruimten nauwelijks werkbaar. De
    mogelijkheden om in woningen af te luisteren verschillen per land,
    doch zijn beperkt

    11. Door de respondenten in de onderzochte landen wordt ontkend
    dat doorlaten van drugs, zoals dat in Nederland wordt toegepast,
    plaatsvindt. Slechts in de literatuur over opsporingsmethoden in de
    USA wordt melding van doorlaten gemaakt. Nergens is regelgeving ter
    zake van doorlaten. In alle landen wordt vastgehouden aan de eis
    van inbeslagneming van de geobserveerde partij.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken