• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – 5.7 Conclusies

    5.7 Conclusies

    1. Infiltratie is het met het oog op opsporing en vervolging
    onder regie en gezag van politie en openbaar ministerie
    binnendringen in een criminele organisatie of groep, het ervan deel
    uitmaken, het gebruik maken van personen die er reeds deel van
    uitmaken en het (desgevraagd) ondersteunen ervan, indien dit
    optreden gepaard gaat met I) het aannemen van een valse identiteit
    en/of II) het plegen van strafbare feiten en/of III) bieden van
    steun aan de criminele organisatie of groep.

    2. Gecontroleerde aflevering is de methode waarbij wordt
    toegelaten dat clandestiene of verdachte zendingen met medeweten en
    onder toezicht van de bevoegde autoriteiten worden verplaatst,
    teneinde personen te identificeren die betrokken zijn bij het
    begaan van strafbare feiten, dan wel bewijs tegen die personen te
    verzamelen. De gecontroleerde aflevering vergt inbeslagneming van
    het clandestiene waar; de inbeslagneming kan ook eerst in de tweede
    of derde hand plaatsvinden. In die gevallen waarbij ook als de
    aflevering zijn plaats van bestemming heeft bereikt er bewust van
    wordt afgezien de clandestiene zending in beslag te nemen is sprake
    van doorlating.

    3. De rechter beoordeelt infiltratie-acties hoofdzakelijk aan de
    hand van proportionaliteit, subsidiariteit en het Tallon-criterium
    – die ook in de Richtlijn infiltratie als voorwaarden zijn
    opgenomen. De rechter betrekt slechts in dit verband door de
    overheid gepleegde strafbare feiten in zijn beoordeling; de
    veiligheid van de infiltrant en de belangen van derden spelen bij
    de strafrechtelijke beoordeling geen rol. Nederland heeft zich
    internationaal verplicht aan gecontroleerde afleveringen
    medewerking te verlenen. 4. Politile infiltratie geschiedt
    doorgaans in de vorm van kort lopende acties. Daarbij zijn dikwijls
    het buitenland en/of buitenlandse infiltranten betrokken.
    Diepte-infiltraties komen zelden of nooit voor. Projectmatige
    infiltratie door politie-ambtenaren komt naar schatting niet vaker
    dan 10 keer per jaar voor. De politie-infiltranten worden strak
    geregisseerd. Politie-infiltratie vindt uitsluitend, althans
    voornamelijk plaats door Politie infiltratie teams, daarbij
    gecordineerd en ondersteund door de Afdeling nationale cordinatie
    politile infiltratie.

    5. Op dit moment zijn wat politie-infiltratie betreft alleen de
    Politie infiltratie teams in het zuiden en oosten op volle sterkte.
    In het noorden functioneert een half PIT. Een landelijk team is in
    oprichting. Het team zal zich vooral bezighouden met internationale
    verzoeken. Er bestaan plannen om tot oprichting van een Haags en
    een Rotterdams PIT te komen. Er is op dit moment volgens velen een
    gebrek aan politie-infiltranten, maar de indruk is niet dat er in
    de praktijk erg veel tijdrovend werk is voor de teams. 6. Politile
    infiltratie betekent dat politiemensen (voor een soms erg lange
    tijd) nauwe relaties onderhouden met het criminele milieu. Hierdoor
    ontstaat een risico van afglijdend normbesef. Daarnaast vergt
    infiltratie op psycho-sociaal gebied veel van de
    politiefunctionarissen. Vooral politie-infiltranten die in de jaren
    tachtig actief waren, kampen met problemen op dit gebied. Thans
    wordt door de politie-organisatie meer gedaan aan (verplichte)
    psycho-sociale begeleiding en de kans op afglijden wordt nu
    tamelijk klein geacht. Wel verdient de terugkeer in het korps na
    het beindigen van de functie van infiltrant nog nadere aandacht. 7.
    Buitenlandse infiltratie doet zich frequent voor. Daarvoor bestaan
    diverse redenen: soms verzoekt de Nederlandse politie de inzet van
    een buitenlandse infiltrant, soms verplaatst een buitenlandse actie
    zich naar Nederland en soms verzoekt de buitenlandse politie de
    inzet van een Nederlands team. Het gaat hierbij doorgaans om
    kortlopende contacten. De landelijke officier van justitie draagt
    hierbij de verantwoordelijkheid. Soms vinden communicatieproblemen
    plaats bij het optreden van buitenlandse infiltranten (waar ook
    steeds meer aandacht voor komt); door de bank genomen hebben de
    Nederlandse justitie en politie in dezen meer greep op de situatie
    dan vroeger.

    8. Door het tot voor kort onheldere onderscheid tussen
    informanten en burgerinfiltranten is het moeilijk zicht te krijgen
    op het aantal burgerinfiltraties. Dikwijls is er een vloeiende
    overgang, doordat hetzij de vraagstelling van de politie dan wel de
    organisatie zelf de informant ertoe brengt dingen te doen die als
    steun aan de organisatie of als strafbaar feit zijn aan te merken
    (bijvoorbeeld het bieden van opslagruimte, transport of financile
    dienstverlening). Burgerinfiltranten worden doorgaans gerund door
    de regionale CID. 9. Burgerinfiltranten zijn te onderscheiden in
    materie-deskundigen, andere niet-criminele burgers en criminele
    burger-infiltranten. Het onderscheid tussen burgerinfiltranten en
    informanten is in de praktijk problematisch. 10. Op het plegen van
    strafbare feiten door deze infiltranten bestaat slechts controle
    via mogelijke observatie door de politie en voor zover de
    infiltrant daarover inzicht wil geven aan de runner. Een – welhaast
    als aparte categorie te noemen groep – criminele
    superburgerinfiltranten, die zeer grote bedragen (tonnen, een
    enkeling zelfs miljoenen) overhoudt aan de werkzaamheden, is
    moeilijk te runnen. Deze (vermoedelijk zeer kleine) groep heeft in
    het gehele land, in het bijzonder in de randstad geopereerd. 11.
    Redenen voor terughoudendheid met de inzet van criminele
    burgerinfiltranten zijn: a) de gevaren voor hun veiligheid en b)
    het feit dat deze gelet op hun achtergrond niet goed te vertrouwen,
    noch goed te sturen zijn. Dat laatste geldt in het bijzonder voor
    de kleine groep super-infiltranten die hoge verdiensten hebben
    overgehouden aan hun dubbelrol. Redenen om toch met
    burgerinfiltranten in zee te gaan zijn: a) het beperkte aantal
    politie-infiltranten en b) de onmogelijkheid om in sommige
    organisaties door te dringen met een politie-infiltrant.

    12. Frontstores worden zeer weinig opgezet, voor zover het gaat
    om actieve bedrijven. Er zijn (anders dan dekmantel-bedrijven) er
    minder dan 10. Dekmantel-bedrijven om een identiteit aannemelijk te
    maken of een plaats van bestemming te bieden worden daarentegen met
    tamelijk grote regelmaat opgezet. Ook buitenlandse frontstores zijn
    in Nederland actief.

    13. Jaarlijks vinden honderden gecontroleerde afleveringen
    plaats. Soms komen daarbij onbedoeld partijen op de markt, naar
    schatting raakt in een derde van de gevallen raakt een deel van de
    illegale goederen buiten het
    zicht van de politie.
    14. Tenminste door de politie in Dordrecht, Kennemerland, Gooi en
    Vechtstreek, Den Haag, Rotterdam en Twente zijn doorlatingen
    verricht. Het gaat daarbij zelden om hard drugs, maar dat komt wel
    voor. Het doel van de doorlating kan tweerlei zijn. Volgens de
    Prisma-methode worden partijen doorgelaten, omdat men hoopt dat de
    organisatie langs dezelfde weg een partij zwaardere drugs, of een
    grotere partij zal importeren. Volgens de Delta-methode streeft men
    ernaar de betrouwbaarheid van de criminele informant in de ogen van
    de organisatie te vergroten, waardoor de informant hoogwaardiger
    informatie kan leveren. Daarnaast speelt het zicht verschaffen op
    de organisatie (de structuur, de opslagplaatsen, de werkwijze en
    dergelijke) een rol. 15. Het doel van infiltratie is de vergaring
    van bewijsmateriaal, zoals vooral het geval is bij pseudo-koop en
    soms bij gecontroleerde aflevering, als ook het verkrijgen van
    inzicht in de organisatie en het identificeren van personen.

    16. Infiltratie vindt voornamelijk plaats in het kader van
    drugcriminaliteit, maar komt ook in ander verband voor. Niet
    kortlopende politie-infiltratie geschiedt doorgaans in gevallen
    waarbij een of meer personen als verdachte kunnen worden
    aangemerkt. Waar het doel identificatie van personen is, kan
    dikwijls nog niet van een verdenking worden gesproken.

    17. Projectmatige infiltratie heeft een feitelijke termijn van
    zo’n twee drie jaar. Hoe lang een gecontroleerde aflevering kan
    doorgaan of hoeveel doorlatingen (met welk aantal kilo’s) worden
    toegestaan verschilt. 18. De vastlegging van infiltratie-acties is
    bij politile en buitenlandse infiltratie redelijk uitvoerig, maar
    de processen-verbaal komen niet altijd onder ogen van de zittende
    magistratuur. Dat is anders met de andere verschijningsvormen.
    Verslaglegging met betrekking tot burgerinfiltratie is wisselend,
    maar door de bank genomen gering. Dit geldt nog sterker voor
    gecontroleerde aflevering. Doorlatingen werden alleen door FIOD en
    Douane systematisch bijgehouden, alsmede door enkele individuele
    functionarissen. 19. De korpsbeheerder is niet van
    infiltratietrajecten op de hoogte. Ook de korpschef is doorgaans
    niet op de hoogte van infiltratietrajecten.

    20. Het optreden van de infiltrant dient plaats te vinden na
    goedkeuring van het openbaar ministerie. Er is evenwel geen
    volledige duidelijkheid welke de aangewezen officier is voor
    infiltratie-acties en evenmin in welke gevallen hogere echelons (en
    welke) binnen het openbaar ministerie moeten worden geadieerd. Het
    lijkt twijfelachtig of de politie in gevallen van burgerinfiltratie
    het openbaar ministerie steeds even goed informeert. De Vergadering
    van procureurs-generaal heeft zich voor 1995 niet in specifieke
    gevallen met infiltratie en doorlating beziggehouden. Wel heeft de
    vergadering de Richtlijn infiltratie (1991) vastgesteld en enkele
    adviezen gegeven.

    21. De positie van de Centrale toetsingscommissie, de status van
    haar oordeel en de vertrouwelijkheid van haar stukken ten overstaan
    van de rechter ter zitting zijn onvoldoende duidelijk. Uit de
    genomen toetsingsbeslissingen zijn inmiddels wel een aantal
    uitgangspunten en aandachtspunten af te leiden. 22. Beoordeling
    door de rechter-commissaris of een raadkamer van infiltratie-acties
    vindt nauwelijks plaats. Het is een punt van discussie of deze rol
    zou moeten worden uitgebreid, in het bijzonder gezien in het licht
    van de mogelijkheid dat de zittingsrechter de methode zelfstandig
    wil toetsen.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken