• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – 9.5 Conclusies

    9.5 Conclusies

    9.5.1 Belangrijkste bevindingen

    In dit hoofdstuk zijn enkele bijzondere opsporingsmethoden
    onderzocht en is met name aandacht besteed aan de vraag welke
    mogelijke corruptie-risico’s aan het gebruik van deze methoden
    verbonden kunnen zijn. In Figuur 1 worden deze risico’s
    gellustreerd aan de hand van een aantal voorbeelden uit de
    bestudeerde casus.

    Figuur 1 Mogelijke corruptie-risico’s bij enkele bijzondere
    opsporingsmethoden

    informanten

    1. Naggennormafwijkend gedrag          
      – vaak langdurige en vertrouwelijke band runner/info.
    (vakantiekaartjes)

    • etentjes met de informant en zijn vrouw
    • zaken regelen voor informant (korting uitkering

    opheffen)
    2.Lekken politie-informatie          
      – meerderheid informanten is crimineel

    – wegtippen huiszoeking aan persoonlijke contacten
    sepot-overleg
    – uit de school klappen over vertrouwelijk
    3.Voordeel aan criminele activiteit        
        – onregelmatigheden bij uitbetaling tipgelden
    4.Omkoping (Sr.)             – priv
    contacten, geschenken aannemen – delen in tipgelden informant
    5.Andere strafbare feiten            
    – runner op de loonlijst van crim. org; info. runt begeleider

    infiltratie
    1. Naggennormafwijkend gedrag          
      – contact criminelen na werk voortzetten tijdens acties,
    priv gebruiken
    – misbruik werkprivileges; informatie opgedaan
    2.Lekken politie-informatie          
      – raadplegen HKS voor kennis met criminele achtergrond
    3.Voordeel aan criminele activiteit        
        – beveiligings- werk – verkopen van informatie
    4.Omkoping (Sr.)             – veel
    gevoelige informatie beschikbaar – delen in criminele winst
    5.Andere strafbare feiten            
    – heling gestolen goederen – criminele omgeving
    gecon. aflevering
    – afglijden (normen milieu overnemen)
    1. Naggennormafwijkend
    gedrag             – persoonlijke
    contacten informant (vakantie) 2.Lekken politie-informatie
    3.Voordeel aan criminele activiteit        
        – delen in criminele winst 4.Omkoping (Sr.)  
              – politie koopt zelf verboden
    goederen, om ze later te kunnen leveren

    5.Andere strafbare feiten
    – priv-verkoop deklading

    Opleiding

    Gezien de complexiteit en de risico’s van enkele bijzondere
    opsporingsmethoden wordt veel aandacht besteed aan het voorbereiden
    en het opleiden van politieambtenaren die deze methoden zullen gaan
    gebruiken. Het corruptie-risico van een methode lijkt toe te nemen,
    wanneer deze wordt ingezet door opsporingsambtenaren die hiervoor
    onvoldoende gekwalificeerd zijn. In twee van de bestudeerde casus
    waarbij sprake is van een corruptie-risico bij het runnen van een
    informant, wordt de informant niet gerund door een daarvoor
    opgeleide (CID) informatie-rechercheur. In n geval gaat het om een
    tactisch districtsrechercheur, die ook na de overdracht van de
    informant aan de CID intensief contact blijft onderhouden (casus
    1). In een ander geval gaat het om een wachtmeester van de
    Rijkspolitie die op verzoek van de CID zijn eigen informant blijft
    runnen (casus 2). In paragraaf 3 kwam bovendien een geval van
    (vermeende) corruptie aan de orde waarin een politieman een aantal
    jaren heeft gefunctioneerd als pseudokoper/infiltrant, zonder de
    benodigde opleiding en het bijbehorende A-nummer (casus 8).

    Preventie

    Op verschillende terreinen wordt er inmiddels voor gepleit om
    politile corruptie niet uitsluitend repressief aan te pakken, maar
    ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan het zoveel mogelijk
    voorkomen van mogelijke misstappen. Noot Ook hier wordt
    de noodzaak voor een preventieve aanpak op verschillende manieren
    onderstreept. Zo blijkt in een tweetal gevallen waarin mogelijk
    sprake is van corruptie bij (politile) infiltratie, dat de
    betrokken politieambtenaren voorafgaand aan hun aanstelling als
    respectievelijk begeleider van een pseudokoop-team (casus 7) en als
    lid van een politieel infiltratieteam (casus 8) niet zijn
    gescreend. In het eerste geval blijkt dat de desbetreffende
    ambtenaar een aantal jaren geleden is overgeplaatst omdat hij ook
    toen werd verdacht van ongeoorloofde contacten met priv-personen.
    In het tweede geval blijkt de noodzaak voor preventie ook op een
    andere manier. Het desbetreffende team is inmiddels ontbonden. Toen
    in het verleden een teamlid bij de leiding aan de bel trok over de
    volgens haar verwerpelijke groepscultuur, werd haar kritiek niet
    herkend als structureel. De Rijksrecherche sprak in dat geval van
    het door de teamleiding in onvoldoende
    mate onderkennen van signalen met betrekking tot een afglijdend
    normbesef.

    Aard van de risico’s

    Veel van de bekeken zaken waarin sprake was van een (vermeende)
    vorm van politile corruptie spelen tegen de achtergrond van nauwe
    persoonlijke contacten tussen een politie-ambtenaar en iemand uit
    het criminele milieu (casus 1, 2, 5, 6 en 7). De meeste van de
    besproken casus hebben bovendien betrekking op het op een of andere
    manier lekken van informatie (casus 1, 2, 6, 7, 8). De combinatie
    van beide factoren leidt ertoe dat wat misschien begint als een op
    het eerste gezicht onschuldige vorm van naggen langzaam steeds
    grotere vormen aanneemt en kan uitmonden in omkoping (casus 6).

    9.5.2 Wat maakt bijzondere opsporingsmethoden gevoelig voor
    politile corruptie?

    Hier kunnen een aantal algemene conclusies worden geformuleerd.
    De in dit hoofdstuk besproken opsporingsmethoden zijn mogelijk om
    de volgende redenen gevoeliger voor politile corruptie, dan andere
    typen opsporing: 1. Bij bijna elk type opsporing wordt de
    politieambtenaar in meer of minder mate blootgesteld aan het
    criminele milieu en daarmee aan het risico van corruptie. Anders
    dan bij het gewone politiewerk echter, is de positie van het
    opsporingsapparaat ten opzichte van het milieu bij de onderzochte
    opsporingsmethoden niet langer passief maar actief.
    Bij het runnen van informanten, bij infiltratie en bij
    gecontroleerde aflevering mengt de politie zich doelbewust en vaak
    intensief in het milieu. 2. De omstandigheden die in de gewone
    opsporing een risico voor politile corruptie met zich meebrengen,
    worden bij de georganiseerde criminaliteit (waartegen de

    opsporingsmethoden worden ingezet) dramatisch uitvergroot. Het
    gaat om meer (hard)drugs, om meer geld en vaak om veel grotere
    criminele belangen. Criminelen zullen meer moeite doen om
    bijvoorbeeld een politieambtenaar om te kopen en de
    politieambtenaar wordt bloot gesteld aan grotere verlokkingen.
    Noot 3. De bestrijding van de georganiseerde
    criminaliteit staat in zekere zin nog in de kinderschoenen en vergt
    van opsporingsambtenaren een hoge mate van creativiteit. Nieuwe
    opsporingstechnieken zijn vaak gevoeliger voor corruptie dan oude
    beproefde methoden. 4. Een belangrijke factor voor het ontstaan van
    politile corruptie in het algemeen, is een grote eigen
    beslissingsmacht van politieambtenaren. Noot Bij de
    onderzochte opsporingsmethoden is deze beslissingsmacht groter dan
    bij andere politiewerkzaamheden. Voor veel van deze methoden
    bestaat bijvoorbeeld geen of een gebrekkig normatief kader. 5.
    Opsporingsactiviteiten in het algemeen zijn door hun aard vaak
    moeilijk te controleren. Dit geldt in versterkte mate voor de
    onderzochte opsporingsmethoden. Deze opsporing is bovendien vaak
    het werk van een kleine groep specialisten. De leiding, die hun
    specialisme niet altijd deelt, is op die manier in hoge mate van
    hen afhankelijk, bijvoorbeeld voor het aanleveren van relevante
    informatie.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken