• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VI – 11.5 Conclusies

    11.5 Conclusies

    1. In het huidige politiebestel is de invloed van de
    burgemeester op de regionale criminaliteitsbestrijding vrijwel
    nihil. De invloed die de burgemeester heeft op het regionaal
    operationeel politiewerk is afhankelijk van de kracht waarmee de
    korpsbeheerder dit onderdeel temidden van andere, concurrerende
    belangen in het regionale college weet te behartigen. Individuele
    burgemeesters in het regionale college laten lokale belangen
    betreffende de ordehandhaving zwaarder wegen dan de bestrijding van
    georganiseerde criminaliteit. 2. Het is de vraag of de
    burgemeesters/korpsbeheerders vanuit hun regionale
    beheersverantwoordelijkheid daadwerkelijk invloed hebben op
    politiecapaciteit die wordt vrijgemaakt voor de
    criminaliteitsbestrijding. De justitile lijn – inclusief het
    gebruik van de BOP-gelden – is sterker dan de invloed van het
    bestuur op de recherche.

    3. De korpsbeheerder is verantwoordelijk voor het beheer van de
    politieregisters, waaronder de CID-registers. In de praktijk
    bemoeit de korpsbeheerder zich niet met het beheer van de
    CID-registers. 4. Korpsbeheerders blijken lange tijd geen enkele
    bemoeienis te hebben gehad met de beheersaspecten van de inzet van
    opsporingsmethoden.

    5. In het driehoeksoverleg komt het gebruik van
    opsporingsmethoden slechts incidenteel aan de orde. 6.
    Korpsbeheerders zeggen weinig aanleiding te hebben om in het
    driehoeksoverleg vragen te stellen over opsporingsmethoden, maar
    willen wel kunnen ingrijpen als buiten de randvoorwaarden wordt
    geopereerd. 7. Het dualisme in de sturing van en de controle op de
    politie heeft voor de RCID tot gevolg dat het primaat van de
    sturing en controle op de RCID bij de chef RCID ligt.

    8. De gedeelde verantwoordelijkheid van korpsbeheerder en
    hoofdofficier van justitie schept in de praktijk onduidelijke
    verantwoordingsstructuren. De hoofdofficier is ondergeschikt aan de
    minister van Justitie die verantwoording verschuldigd is aan de
    Tweede Kamer. De korpsbeheerder daarentegen moet verantwoording
    afleggen in het regionale college. Hij is niet ondergeschikt aan
    een politiek verantwoordelijke minister. De ministerie van
    Binnenlandse Zaken voert beheer op afstand.

    9. De korpsbeheerder heeft een sterke formele positie ten
    opzichte van andere burgemeesters in de regio. De korpsbeheerder
    legt verantwoording af over zijn rol als plaatselijke burgemeester
    aan de gemeenteraad, maar over zijn handelen als korpsbeheerder
    niet aan een regionaal gekozen orgaan.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken