• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – Woord vooraf

    Woord vooraf

    Over de vraag in hoeverre gevestigde etnische minderheden met
    politie en justitie in aanraking komen, is sedert de opheffing van
    de samenzwering van zwijgzaamheid naar aanleiding van de discussie
    over een Amsterdams rapport over Marokkaanse straatroof in 1989
    zeer veel geschreven, maar in die literatuur wordt geen aparte
    aandacht besteed aan de mate waarin etnische minderheden betrokken
    zijn bij de zware en georganiseerde criminaliteit. Komt de
    lucratieve georganiseerde misdaad in deze kring eigenlijk wel voor
    of bevinden de allochtonen zich ook in dit opzicht onder aan de
    criminele ladder aangezien zij vooral worden aangehouden voor
    lichte en niet winstgevende vergrijpen? Zijn op Nederlands
    grondgebied transnationale criminele organisaties actief (vergelijk
    de mafia) die in zoverre van uitheemse herkomst zijn dat zij vanaf
    elders worden aangestuurd? Politie en justitie weten hier naar
    verhouding weinig van af en dat komt onder andere doordat deze
    groepen moeilijk benaderbaar zijn en ook omdat zij geneigd kunnen
    zijn hun geschillen af te doen in de beslotenheid van hun eigen
    milieu. Voor zover zij er iets over weten, leggen hun
    vertegenwoordigers een zekere terughoudendheid aan de dag, omdat
    het taboe dat er op dit type misdaad rust nog grotendeels intact is
    en niemand dat graag doorbreekt. Ook ingeburgerde immigranten die
    ons erover zouden kunnen berichten weten soms maar weinig over hun
    onderwerelden af en voor zover zij ervan weten, bestaat bij hen de
    begrijpelijke angst dat openhartigheid hun hele groep in diskrediet
    kan brengen. Zonder deskundig commentaar uit deze kring zou het
    evenwel niet eenvoudig zijn geweest om de grote hoeveelheid
    feitelijk materiaal die wel bij de politie aanwezig is en die wij
    hier, net als bij alle rapporten over aard, omvang en ontwikkeling
    van de georganiseerde misdaad ten behoeve van de Enqutecommissie,
    tot uitgangspunt nemen van onze analyse, in volle omvang te
    doorgronden. Uitingen van georganiseerde misdaad in allochtone
    gemeenschappen in Nederland zijn moeilijk te begrijpen zonder dat
    insiders iets vertellen over de politieke context waarbinnen deze
    criminaliteit tot bloei kwam in het land van herkomst, over de
    economische belangen die ermee zijn gemoeid en over de manifestatie
    ervan binnen de etnische gemeenschap hier te lande.

    Wij prijzen ons gelukkig dat wij toch een hele reeks van
    personen hebben getroffen die er wel degelijk iets van wisten of
    die soms zelfs zeer goed waren genformeerd, en bovendien dat zij
    bereid zijn gebleken hun kennis met ons te delen. Bij de
    politiefunctionarissen van de CRI en ook in de vijfentwintig
    korpsen heeft de overweging gespeeld dat hun mededelingen zouden
    worden verwerkt in de in wetenschappelijk opzicht volstrekt
    onafhankelijke onderzoeksgroep onder leiding van C. Fijnaut. De
    politieke en culturele informanten, als wij ze zo mogen noemen, uit
    de verschillende etnische groepen hebben hun aarzeling opzij gezet
    omdat zij meenden dat het beter is de pijnlijke waarheid thans
    onder ogen te zien dan de criminele ontwikkeling in hun kring op
    korte maar zeker ook op langere termijn onopgemerkt te laten
    plaatsgrijpen. Zonder de inzet en medewerking van de onderstaande
    personen zou dit rapport niet zo zijn geschreven als het nu is. We
    danken hen in alfabetische volgorde: F. Akinbingl, C. Blom, C. de
    Bruyne, B. Drost, Th. Erents, A. Haakmat, S. Harten, J. de Heus, A.
    Hoeb, H.K. Jap A Joe, H. de Jong, W. de Lang, H. Lentink, R.
    Liedmeijer, F. Okuducu, T. Papenhove, J. van Pelt, A. Petersen, M.
    van der Plas, A. Ram, S. Rambocus, M. Rijk, W. Roestenburg, A.
    Schalks, H. Theeuwes, M. Vink, W. Vos, M. Weyenburg, G. Woudsma, Y.
    Yesilgz en D. Zaitch. N. van de Ven danken wij voor haar grondige
    en enthousiaste hulp bij het verzamelen van materiaal. Y. de
    Adelhart Toorop heeft het rapport grotendeels uitgetypt en
    conscintieus vorm gegeven. M. Ribberink heeft talrijke correcties
    aangebracht. We danken K. Bruin voor zijn commentaar op de tekst.
    Bij de behandeling per etnische of nationale groep hebben we de
    volgende taakverdeling aangebracht: Frank Bovenkerk schreef de
    hoofdstukken over de Surinaamse, de Turkse, de Marokkaanse en de
    Colombiaanse groepen. Cyrille Fijnaut nam de beschrijving voor zijn
    rekening van de Italiaanse mafia, de Chinese triades, Russische en
    Joegoslavische groepen en ook de Nigeriaanse en Ghanese netwerken.
    Dit rapport staat niet op zichzelf, maar moet worden gelezen in
    samenhang met de andere deelrapporten en in het bijzonder met het
    verslag van Cyrille Fijnaut over de rol van autochtone groepen en
    natuurlijk ook in verband met het samenvattende eindrapport.
    Den Haag, december 1995


    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken