• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Eindrapport – 5.5 Beoordeling

    5.5 Beoordeling

    Het runnen van informanten heeft geen afzonderlijke (formele)
    wettelijke basis. De CID regeling 1995 spreekt niet van
    informanten. Politie, justitie en rechterlijke macht hebben het
    runnen van informanten en het geven van informatie door informanten
    volledig geaccepteerd. Informatie van informanten vormt een
    wezenlijk onderdeel van de meeste opsporingsonderzoeken bij de
    georganiseerde criminaliteit. De commissie is van oordeel dat voor
    het runnen van informanten door de politie een wettelijke basis
    noodzakelijk is. Het verwerven van informatie door informanten kan
    een beperking van de persoonlijke levenssfeer van burgers inhouden.
    Daarnaast blijkt het runnen van informanten dermate complex te zijn
    dat een duidelijke wettelijke regeling zowel vanuit het perspectief
    van politie en justitie als vanuit de optiek van informanten,
    CID-subjecten en verdachten wenselijk is.

    De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van zowel politie en
    justitie als informanten zijn onduidelijk. Er zijn weinig regels
    voor de omgang tussen politie en informanten. In de Regeling tip-,
    toon- en voorkoopgelden is een aantal regels opgenomen. Deze
    regeling heeft geen bindende werking voor de korpsen. Hiernaast is
    een ethische code ontwikkeld, die echter niet de status heeft van
    een formele regeling. Het is onduidelijk wie wanneer en onder welke
    voorwaarden in aanmerking komt voor een beloning. Het is
    onduidelijk of anderen dan de CID-rechercheurs de identiteit van de
    informanten moeten kennen. Soms worden afspraken tussen informanten
    en de politie vastgelegd, soms worden die alleen mondeling
    uitgewisseld. De CID wordt bij het runnen van informanten
    onvoldoende gestuurd en gecontroleerd. De speelruimte van
    CID-rechercheurs bij het runnen van informanten is groot.

    De commissie is van oordeel dat de vrijheid van de CID bij het
    runnen van informanten te groot is. Het is naar het oordeel van de
    commissie noodzakelijk een meer adequate controle en sturing
    mogelijk te maken. De
    bevoegdheden en verantwoordelijkheden van politie en justitie bij
    het runnen van informanten moeten worden vastgelegd. Daarbij moet
    het uitgangspunt zijn dat alle afspraken tussen informanten en
    politie en justitie schriftelijk worden vastgelegd door de politie.
    Het moet te allen tijde mogelijk zijn te achterhalen welke
    afspraken gemaakt zijn tussen informanten en politie en justitie.
    In hoofdstuk 10 geeft de commissie haar oordeel over de wijze
    waarop tijdens de zitting om gegaan moet worden met deze
    informatie. Informanten zijn anoniem. Politie en justitie
    getroosten zich veel moeite om de identiteit van informanten te
    beschermen. Soms hanteren politie en justitie daarbij
    ondoorzichtige constructies, zoals de U-bocht en het inschrijven
    van politiemensen als informant. De commissie acht het ongewenst
    dat politiemensen als informant worden ingeschreven. Het onder alle
    voorwaarden beschermen van de identiteit van de informant heeft
    politie en justitie in een ongewenste positie geplaatst. Het gevaar
    bestaat dat politie en justitie te veel afhankelijk worden van de
    informant. Het beschermen van de identiteit van de informant wordt
    een instrument voor informanten om hun positie ten opzichte van
    politie en justitie te versterken. Ten aanzien van het runnen van
    informanten en de risico’s van politile corruptie die deze methode
    mogelijk met zich meebrengt, komt de commissies tot de volgende
    oordelen. Bij het runnen van informanten bestaat het risico dat de
    runner de regie over de informant verliest en de informant de
    runner leidt in plaats van andersom. De relatie tussen een
    informant en zijn runner kent een paradoxaal karakter. Aan de ene
    kant wordt van de runner verwacht dat hij het vertrouwen van de
    informant probeert te winnen om op die manier zoveel mogelijk
    informatie te kunnen verzamelen. Anderzijds geldt dat hoe groter
    het onderlinge vertrouwen tussen beiden is, hoe groter het risico
    wordt dat er priv-contacten tussen hen ontstaan, met alle gevaren
    van dien. Het runnen van informanten door rechercheurs die hiervoor
    niet zijn opgeleid maakt deze opsporingsmethode extra gevoelig voor
    corruptie.

    Politie en justitie moeten naar het oordeel van de commissie te
    vaak zaken geheim houden waardoor onderling wantrouwen wordt
    versterkt. Het structurele geheime karakter van het runnen van
    informanten heeft soms een desintegrerend effect gehad op het
    functioneren van politie en justitie. De commissie is van oordeel
    dat de anonimiteit van informanten geen vanzelfsprekende zaak is.
    Dit brengt met zich dat informanten in de toekomst meer frequent
    zullen moeten getuigen. Daarbij kan de constructie van de bedreigde
    getuige een bijdrage leveren. In hoofdstuk 10 wordt daar meer
    specifiek op ingegaan. Dit neemt niet weg dat de commissie zich
    zeer bewust is van de gevaren die sommige informanten lopen indien
    zij informatie geven aan de politie. Politie en justitie moeten het
    midden weten te vinden tussen het beschermen van een informant en
    de rechtsstatelijke eisen van openbaarheid en verantwoording. De
    effectiviteit van het runnen van informanten wordt door politie en
    justitie hoog ingeschat. Het ontbreekt echter aan objectieve
    gegevens om dit te kunnen vaststellen. De schattingen omtrent de
    hoeveelheid CID-informatie die daadwerkelijk wordt gebruikt door de
    tactische recherche lopen uiteen van 10% tot 50%. Bij het runnen
    van informanten speelt een complexe paradox. Hoe effectiever de
    informant, des te moeilijker is de informatie operationeel te
    gebruiken. Hoe dichter de informant bij de criminele activiteiten
    zit, des te moeilijker is het om de informatie te gebruiken, zonder
    de informant in gevaar te brengen. Het runnen van informanten is
    van groot belang voor de bestrijding van de georganiseerde
    criminaliteit. Teneinde te voorkomen dat informanten het
    functioneren van politie en justitie schaden, is een wettelijke
    afbakening van bevoegdheden en verantwoordelijkheden noodzakelijk.
    Afspraken moeten worden vastgelegd. Justitie moet daadwerkelijk
    controle kunnen uitoefenen op de activiteiten van de informanten.
    Indien mogelijk moet de informatie van informanten ter zitting
    worden besproken. Het runnen van informanten is pas dan
    rechtsstatelijk verantwoord en effectief als een evenwicht kan
    worden gevonden tussen controle en verantwoording van de informatie
    en bescherming van de informant.


    vorige         inhoudsopgave en zoeken