• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De illegale handel in nucleair materiaal – LITERATUUR

    LITERATUUR

    H. Abadinsky, Organized Crime, Nelson-Hall, Chicago,
    19913. CBO, Landelijke inventarisatie criminele
    groeperingen 1995
    , CRI, Zoetermeer, 1995 CRI, Risico analyse
    afvalmarkt
    , CRI, Zoetermeer, 1992.

    D. J. Kenney en J. O. Finckenhauer, Organized Crime in
    America
    , Wadsworth, Belmont, 1995. H. Mller, Nuklearschmuggel:
    Tdliches Risiko?, in Internationale Politik, jaargang 503,
    1995, p. 19-22. P. J. J. Poorter, Nucleair afval in Europa,
    CRI, Zoetermeer, 1993. Recherche Advies Commissie, Werkgroep
    zware milieucriminaliteit
    , z.pl., z.u., 1992. B. Schmidbauer,
    Illegaler Nuklearhandel und Nuklearterrorismus, in
    Internationale Politik, jaargang 503, 1995, p. 19-22.

    Volkskrant, Duitse rechter veroordeelt smokkelaars van
    plutonium
    , 18 juli 1995.

    SLOTBESCHOUWING

    Een belangrijk thema in diverse beleidsnota’s van politie en
    justitie in de afgelopen jaren is de vervlechting van de
    georganiseerde misdaad met legale economische sectoren. In diverse
    publikaties werd gewag gemaakt van het feit dat de onderwereld
    langzaam maar zeker in de bovenwereld zou infiltreren. Italiaanse
    of Amerikaanse toestanden zouden in Nederland in ontwikkeling zijn
    en de integriteit van de Nederlandse maatschappij zou gevaar lopen.
    Het lag derhalve voor de hand de banden tussen de georganiseerde
    misdaad en legale branches aan een empirische inspectie te
    onderwerpen.

    Branches zijn voor de georganiseerde misdaad aantrekkelijk
    vanwege de systematische en structurele winsten die door middel van
    geweld, afpersing en protectie kunnen worden behaald, vanwege de
    risicospreiding die criminele groepen daarmee kunnen bereiken (men
    is minder afhankelijk van de onzekere markt van de levering van
    illegale goederen en diensten), om als dekmantel te fungeren voor
    de andere illegale activiteiten, om misdaadgeld wit te wassen en
    vanwege de economische en politieke macht die de controle over een
    branche met zich meebrengt.

    De algemene conclusie die op basis van de in dit deel van de
    gepresenteerde studies kan worden getrokken is, dat van
    vervlechting van de georganiseerde misdaad met legale economische
    sectoren in Nederland geen sprake is. Naar onze mening worden
    legale branches op dit moment niet door criminele groepen
    genfiltreerd. Wel is vastgesteld dat in branches allerlei vormen
    van organisatiecriminaliteit kunnen worden aangetroffen, met grote
    financile schade voor de overheid, het bedrijfsleven of ten koste
    van het fysieke milieu. Daarnaast is er de beroeps- of
    groepscriminaliteit waarvan de branches slachtoffer zijn. Controle
    over legale branches als de bouwnijverheid of de havens zoals die
    in Itali, de Verenigde Staten of Japan is te zien, kan op dit
    moment in
    Nederland echter niet worden waargenomen. In ons land zijn
    criminele groepen vooral actief in de levering van illegale
    goederen en diensten, in het bijzonder de drugshandel.
    Bij deze algemene conclusie moeten echter wel de volgende
    kanttekeningen worden geplaatst. In die branches die naar hun aard
    dicht aanliggen tegen de drugshandel en die op de een of andere
    manier van belang zijn voor de logistiek van deze handel, zijn
    aanwijzingen te vinden van criminele infiltratie. Bij het vervoer
    van drugs over de weg, over zee of door de lucht wordt niet alleen
    de transportbranche ingeschakeld, maar ook de grote zee- en
    luchthavens van Nederland. Criminele groepen maken veelvuldig
    gebruik van transportondernemingen om drugs te smokkelen, kopen
    hiervoor kleine kwetsbare transportbedrijfjes op of richten die
    zelf op. Zij maken voor hetzelfde doel gebruik van de toevoerhavens
    van Nederland. Van innesteling of van het onder controle brengen
    van de vervoersector is evenwel geen sprake. Er zijn in het
    bestudeerde materiaal ook geen aanwijzingen gevonden die wijzen op
    pogingen van de georganiseerde misdaad om de macht over deze
    branche in handen te krijgen. Op Schiphol krijgen criminele groepen
    weliswaar hulp van binnenuit, maar ook die hulp staat in het teken
    van de smokkel van verdovende middelen.

    Een tweede kanttekening bij de algemene conclusie betreft de
    situatie in de horeca. De horeca is een van de weinige bestudeerde
    branches waarbij een patroon van georganiseerde misdaad wordt
    aangetroffen die het faciliteren van illegale handelingen te boven
    gaat. Er bestaan criminele groepen die actief zijn in de sfeer van
    protectie. Zulke groepen zijn aangetroffen in Utrecht, de
    Vechtstreek en in een aantal kleinere provincieplaatsen. In de
    steden Arnhem, Enschede en Nijmegen is de plaatselijke horeca erin
    geslaagd samen met de politie pogingen van gedwongen protectie van
    buitenaf in de kiem te smoren. Verder zijn er in sommige steden
    criminele groepen die de plaatselijke horeca beheersen of
    daarbinnen reeksen van bedrijven bezitten op een manier die de
    Amerikanen racketeering noemen. Door het opkopen van
    horecagelegenheden verzekeren criminele groepen zich niet alleen
    van een eigen territorium, dus een plek waar de controle-organen
    van de overheid weinig zicht meer op hebben. Eigen
    horecagelegenheden kunnen tevens worden gebruikt als uitvalsbasis
    om andere bedrijven in de greep te krijgen, alsmede de
    infrastructuur leveren voor illegale activiteiten zoals de verkoop
    van drugs, het witwassen van geld en de plaatsing van gokkasten.
    Soms worden problemen in de sfeer van onveiligheid opgelost met het
    inschakelen van professionele portiersdiensten.

    Een derde kanttekening bij onze algemene conclusie is dat zij
    alleen betrekking heeft op de branches die wij in deze korte
    tijdspanne hebben kunnen onderzoeken. Gegeven deze tijdsdruk was
    het onmogelijk alle branches te bestuderen en op hun
    eventuele banden met de georganiseerde misdaad te bekijken. De
    keuze van de branches die wel zijn onderzocht is ingegeven door de
    ervaringen die men op dat gebied in het buitenland heeft opgedaan
    en door signalen die hier zijn afgegeven in de pers en de
    wetenschap, en door de overheid (politie en justitie). Dit zijn de
    branches die dicht aanliggen tegen de markt van de illegale
    goederen en diensten (transport, havens, autobranche, de horeca en
    gokautomaten) en branches waarvan elders in de wereld voorbeelden
    van infiltratie door de georganiseerde misdaad zijn te vinden,
    zoals de bouwnijverheid en de afvalverwerkingsbranche en op twee
    branches waarvan in de pers diverse berichten zijn gepubliceerd
    over de betrokkenheid van de georganiseerde misdaad met die branche
    (wildlifebranche en verzekeringsbranche). Ten slotte is nog gekeken
    naar de illegale handel in nucleair materiaal. Met deze branches
    zijn naar de mening van de onderzoekers de belangrijkste sectoren
    wel aangegeven Noot . Van een verwevenheid tussen de
    onder- en bovenwereld is dus naar ons oordeel niet of nauwelijks
    sprake, al zijn wel de eerste tekenen van het bestaan van
    parasitaire relaties tussen de georganiseerde misdaad en enkele
    branches die te maken hebben met de logistiek van de drugshandel.
    Hoe zijn wij tot dat oordeel gekomen?

    Om het beeld van de aard en de omvang van de georganiseerde
    criminaliteit in de legale economische branches in Nederland zo
    scherp mogelijk te krijgen, zijn in deze branchestudies geen
    concessies gedaan aan onze definitie van georganiseerde misdaad.
    Deze definitie luidde: groepen en samenwerkingsverbanden van
    meerdere personen, die op een systematische wijze qua aard en
    omvang ernstige misdrijven plegen op het gebied van de illegale
    levering van goederen en diensten en van illegale activiteiten in
    legale sectoren van de economie, en die hun illegale activiteiten
    afschermen met behulp van intern en extern geweld. Deze definitie
    is van belang om de lezer er aan te blijven herinneren dat andere
    vormen van criminaliteit daarvan verschillen. Zo zijn er vormen van
    beroeps- of groepscriminaliteit gevonden waarbij sprake is van
    samenwerkende personen die zelden intern of extern geweld gebruiken
    en waarbij het samenwerkingsverband meestal na een gericht
    opsporingsonderzoek door de politie ophoudt te bestaan. Eveneens
    moet georganiseerde criminaliteit worden onderscheiden van
    organisatiecriminaliteit, waarbij het gaat om in se legale
    ondernemingen die in het kader van de bedrijfsvoering misdrijven
    plegen. Ook deze vormen zijn in de branches aangetroffen.

    Om de aanwezigheid van georganiseerde misdaad te kunnen
    vaststellen is in de deelstudies uitgegaan van
    een zelfde stramien. In elk deel is eerst een beschrijving gegeven
    van de structuur en de organisatie van de branche en de mogelijke
    aantrekkingskracht op en kwetsbaarheid daarvan voor criminele
    groepen. Daarna is een beschrijving gepresenteerd over wat er in
    criminologisch perspectief gaande is in die branche: waarvan wordt
    de branche slachtoffer, welke vormen van organisatiecriminaliteit
    worden gepleegd. Vervolgens is nagegaan of er aanwijzingen zijn
    voor de aanwezigheid van de georganiseerde misdaad in de branche.
    Er is geprobeerd de branches vanuit zo veel mogelijk gezichtspunten
    te bestuderen. De, veelal buitenlandse, literatuur is geraadpleegd,
    er zijn vele openbare bronnen ingezien, er is statistische
    informatie over de branche vergaard, er zijn vele gesprekken
    gevoerd met mensen uit de branche zelf, aangevuld met gesprekken
    met vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersverenigingen,
    er zijn diverse politiebronnen zoals dossiers, processen-verbaal,
    analyses en berichten gebruikt en er zijn gesprekken gevoerd met
    politiemensen en met functionarissen van bijzondere
    opsporingsdiensten. Uitgangspunt daarbij was na te gaan wat de
    branche zelf merkte van georganiseerde criminaliteit en vervolgens
    dat beeld te controleren en aan te vullen met politiegegevens. De
    onderzoekers hebben dus niet alleen door de politiebril naar de
    branches gekeken. De medewerking van de branches aan onze studies
    was niet altijd vanzelfsprekend. De grote economische en politieke
    belangen die op het spel staan – al was het alleen maar om het feit
    dat een legale economische branche in verband met georganiseerde
    misdaad wordt gebracht – staan een open houding en een volledige
    informatie-overdracht in de weg. Naast veel bereidwillige
    gesprekspartners hebben de onderzoekers te maken gehad met
    tegenwerkende branches, met ontkenningen dat er zich in de branche
    berhaupt criminaliteit zou voordoen (laat staan georganiseerde
    criminaliteit), met het bagatelliseren van de problemen, met het
    aanleveren van onvolledig materiaal of met het met grote vertraging
    aanleveren van de benodigde onderzoeksgegevens. Uiteraard zijn wij
    ook branches tegengekomen die echt onkundig zijn van hetgeen zich
    daarin afspeelt! Aan de andere kant is te zien dat instanties,
    veelal opsporingsinstanties, de problematiek majoreren omdat andere
    belangen, zoals prestige en lijfsbehoud, in het geding zijn.
    Gedurende de studies is meer dan ooit duidelijk geworden dat
    politieke en economische belangen het beeld van de aard en de
    omvang van de georganiseerde criminaliteit sterk benvloeden.

    De lezer moet zich realiseren dat de onderzoekers slechts een
    momentopname van de situatie in de onderzochte branches bieden. Een
    vergelijking met de situatie in het verleden of met andere studies
    op dit terrein is niet mogelijk omdat vergelijkingsmateriaal
    ontbreekt. Criminologisch onderzoek naar de relatie tussen de
    georganiseerde misdaad en de legale branches ontbreekt tot op
    heden, op n uitzondering na (de afvalverwerkingsbranche). Ook is er
    geen historische analyse verricht, zodat wij geen uitspraken kunnen
    doen over de vraag of de toestand van nu ernstiger of minder
    ernstig is dan vroeger. Een absolute maatstaf in Nederland om de
    ernst van de situatie te beoordelen, wordt derhalve node gemist. De
    enige relatieve maatstaf die resteert, is de vergelijking van de
    Nederlandse situatie in de branches met die in het buitenland. In
    dat opzicht is de toestand in Nederland minder ernstig te
    beoordelen dan die in onderzochte branches in het buitenland. In
    ons land zijn geen Italiaanse of Amerikaanse toestanden gevonden.
    Er zijn geen aanwijzingen dat de Nederlandse overheid en het
    bedrijfsleven wezenlijk zijn gecorrumpeerd, de vakbonden zijn niet
    in handen van criminele groepen, de branches zijn niet onder
    controle van zulke groepen, afpersingspraktijken zijn nauwelijks
    geconstateerd en buitenlandse groepen met een lange traditie in
    racketeering in hun eigen land beperken zich in ons land
    voornamelijk tot de handel in verdovende middelen.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken