5.3 Juridische grondslag
Het Wetboek van Strafvordering noch enige andere Nederlandse wet
in formele zin kent de opsporingsmethode infiltratie. Hoewel art. 1
Sv bepaalt dat strafvordering alleen plaats heeft op de wijze bij
de wet voorzien, heeft deze bepaling tot nu toe in de rechtspraak
niet in de weg gestaan aan de toepassing van infiltratie. In de
jurisprudentie is sedert het Tallonarrest (HR 4 december 1979, NJ
1980, 356 m.nt ThWvV) infiltratie als opsporingsmethode erkend.
Reeds in dit arrest kwam de mogelijkheid aan de orde dat de
infiltrant strafbare feiten (mede)pleegt.
In enkele internationale verdragen waar Nederland zich aan heeft
gebonden, komt een van de vooromschreven varianten van infiltratie
wel voor. Zowel art. 11 van het VN-verdrag tegen de sluikhandel in
verdovende middelen en psychotrope stoffen als art. 73 van de
Schengen-uitvoeringsovereenkomst 1990 verplicht de lidstaten ertoe
dat gecontroleerde aflevering bij illegale handel in verdovende
middelen en psychotrope stoffen kan worden toegepast. Het
VN-verdrag clausuleert dit met de woorden indien zulks geoorloofd
is volgens de grondbeginselen van hun nationale rechtsstelsel; de
Schengen-uitvoeringsovereenkomst stipuleert dat de
overeenkomstsluitende partijen deze verbintenis op zich nemen
overeenkomstig hun Grondwet en hun nationale rechtsorde. Art. 11,
derde lid VN-verdrag luidt: Illegale zendingen waarvoor
gecontroleerde aflevering is overeengekomen, kunnen, wanneer de
betrokken partijen hiermee instemmen, worden onderschept en
vervolgens worden doorgelaten, waarbij de verdovende middelen of
psychotrope stoffen onaangeroerd blijven dan wel geheel of
gedeeltelijk worden verwijderd of vervangen. Tot andere vormen van
infiltratie dan gecontroleerde aflevering heeft Nederland zich niet
verplicht. De internationale regelgeving roept reeds de vraag op of
infiltratie geoorloofd is volgens de grondbeginselen van ons
nationale rechtsstelsel. In de rechtspraak is de in dit licht
relevante vraag aan de orde gesteld of en zo ja in hoeverre
infiltratie een inbreuk kan betekenen op de grondrechten van de
betrokken burgers/verdachten, in het bijzonder het recht op privacy
en het recht op een eerlijk proces.
Wat betreft het recht op privacy stelde het Europese Hof voor de
Rechten van de Mens (EHRM) dat in de zaak Ldi het gebruik van een
undercover agent did not, either alone or in combination with the
telephone interception, affect private life within the meaning of
art. 8. Noot Uit dit Ldi-arrest blijkt dat van schending
van de mensenrechten door infiltratie volgens de Europese
jurisprudentie zeker niet steeds sprake is. Toch houden sommige
auteurs (bijvoorbeeld advocaat-generaal Myer) rekening met de
mogelijkheid dat infiltratie onder
omstandigheden wel in strijd met het recht op privacy zal komen.
Daarbij valt ook te denken aan de betekenis van art. 10 lid 1
Grondwet waarin gesteld wordt dat ieder recht heeft op eerbiediging
van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de
wet te stellen beperkingen.
Denkbaar is dat zulks het geval is wanneer een
politie-infiltrant onder aangenomen identiteit zich mengt in een
geloofsgemeenschap – hetgeen vanwege die aangenomen identiteit als
infiltratie is aan te merken. Daar immers zal de betrokkene geacht
kunnen worden ondanks het dikwijls publieke karakter van
geloofsbijeenkomst toch onbevangen zichzelf te kunnen zijn.
- De heer Koers:
- (…..) Het bijzondere in deze situatie was dat de
 hoofdverdachte in die zaak, die het middelpunt was van, zeg maar,
 zo’n zestig kennissen, vrienden om hem heen, slechts op n publiek
 toegankelijke plaats echt kwam. Dat was in die geloofsgemeenschap.
 (…) En gelijk de eerste keer dat onze politieman zich daar
 vertoonde, gebeurde wat wij gehoopt hadden: de hoofdverdachte zelf
 nam contact met onze man op. (..) Toen hebben wij gezegd: het is
 mooi dat dat contact er is, maar er mag in die gemeenschap absoluut
 niets gebeuren.
- De heer De Graaf:
- Wat bedoelt u met niets gebeuren?
- De heer Koers:
- Al te uitgebreide gesprekken. Want het is een
 geloofsgemeenschap. Maar je kunt wel misschien zo ver komen dat de
 hoofdverdachte onze man een keer wou bezoeken. Dat is gebeurd. Keer
 op keer heb ik erop aangedrongen en hebben de begeleiders erop
 aangedrongen: je mag absoluut geen sturende vragen stellen, er mag
 never een verhoorsituatie ontstaan. Dat is een absolute eis die ik
 gesteld heb. Dat is keer op keer gezegd. Je mag alln proberen
 vertrouwen te wekken in de hoop dat er spontaan een verhaal zou
 komen (..) Van alle bezoeken in de caravan, waar onze infiltrant
 toen woonde, en in het appartement waar hij later woonde, zijn
 video-opnames met geluidopnames gemaakt om dit risico, deze
 discussie uit te sluiten. En van het begin af aan is gezegd: alles
 moet vastgelegd worden; dit moet heel clean, heel zuiver aan de
 rechter voorgelegd kunnen worden. Het onderzoek liep niet goed;
 deze dadergroep kwam op basis van een heel goede analyse in beeld,
 eigenlijk het allerlaatste wat wij konden doen. Er was veel te
 weinig technisch bewijs om ooit via technisch bewijs bij die daders
 te komen. En toen hebben wij gezegd: in deze zaak, afwegend wat er
 gebeurd is, welke schending van privacy of privleven van iemand,
 dus dat tegen elkaar afwegend, is het verantwoord onder de
 voorwaarden die ik net aangaf.
- De heer Rouvoet:
- Vindt u infiltratie in geloofsgemeenschappen
 acceptabel?
- De heer Koers:
- In zijn algemeenheid niet. Noot Wat betreft
 het recht op een eerlijk proces verdienen in verband met de
 infiltratie twee aspecten nadere aandacht. Het Europese Hof voor de
 Rechten van de Mens stelde in de zaak Edwards dat the prosecuting
 authorities disclose to the defense all material evidence for or
 against the accused and that the failure to do so in the present
 case gave rise to a defect in the trial proceedings.
 Noot Dit roept de – nog niet definitief beantwoorde –
 vraag op of het toelaatbaar is met het oog op een eerlijk proces
 dat het openbaar ministerie ten tijde van de terechtzitting
 beschikt over verslaglegging van infiltranten waarover de
 verdediging niet beschikt; aangenomen wordt dat voorafgaand aan de
 zitting wel bepaalde politietactieken en methodes geheim kunnen
 blijven. Het is ten tweede zinvol erop te wijzen dat de infiltrant
 – en zeker de burgerinfiltrant – doorgaans niet bereid is ter
 zitting of bij de rechter-commissaris te worden gehoord.
 Infiltratie zal dan ook in veel gevallen gepaard gaan met anonieme
 getuigenverklaringen, waarop in hoofdstuk 4 Informanten
 reeds is ingegaan vanuit mensenrechtelijk oogpunt.
Met betrekking tot de vraag of infiltratie geoorloofd is volgens de
grondbeginselen van ons nationale recht, dient met het oog op
mogelijke wetgeving ook onder ogen te worden gezien of het
gerechtvaardigd is dat de overheid personen – al dan niet met een
criminele achtergrond – (onrechtmatige) handelingen laat
verrichten. Het Wetboek van Strafvordering kent ten dezen geen
algemene bepalingen. Wanneer de overheid anderen van hun vrijheid
berooft, inbreuk maakt op hun recht op huisvrede, of goederen
afneemt, worden deze potentieel strafbare gedragingen (vergelijk
artt. 282, 138 en 310 Sr) gerechtvaardigd indien de overheid
bijvoorbeeld op grond van wettelijke strafprocessuele bevoegdheden
tot deze handelingen besluit. Dergelijke rechtvaardigende artikelen
bestaan niet ten aanzien van bijvoorbeeld het kopen van drugs (in
het kader van een pseudo-koop), het rijden van een drugstransport
(in het kader van koerierswerk bij een gecontroleerde aflevering)
of zelfs maar de levering van een loods (in het kader van de
medeplichtigheid aan de deelnemers van een criminele organisatie).
Het Wetboek van Strafrecht kent ook geen afzonderlijke
strafuitsluitingsgrond, met betrekking tot door de overheid
gepleegde strafbare feiten (zie hoofdstuk 2 Juridisch
kader). Dit impliceert dat het geldende materile strafrecht
geen afdoende regeling kent met betrekking tot strafbare feiten die
door infiltranten worden
gepleegd.
Deze lacune staat er niet aan in de weg dat het
opportuniteitsbeginsel (art. 167 Sv) aan het openbaar ministerie de
ruimte laat om van vervolging af te zien op gronden aan het
algemeen belang ontleend – of, naar de heersende interpretatie van
genoemd artikel, dat het openbaar ministerie slechts tot vervolging
zal overgaan indien zulks in het algemeen belang is. Het openbaar
ministerie kan de infiltrant een zogenaamde vrijwaring van
vervolging geven. In dit verband wordt eraan herinnerd dat de
vervolgingsbeslissing wordt geleid door de beginselen van een goede
procesorde. Dat heeft als consequentie dat de infiltrant die
optreedt onder regie van politie en openbaar ministerie naar alle
waarschijnlijkheid met succes een beroep kan doen op het bij hem
gewekte vertrouwen dat hij niet zal worden vervolgd.
Uiteraard zal de beslissing van het openbaar ministerie in hoge
mate afhangen van de vraag of respectievelijk in welke mate de
infiltrant zich heeft gehouden aan de door het openbaar ministerie
terzake infiltratie gestelde regels. In de Richtlijnen infiltratie,
vastgesteld in de vergadering van procureurs-generaal d.d. 20
februari 1991 worden voorwaarden, werkmethoden, de rechtspositie
van de infiltrant, het centraal voorwaardenscheppend orgaan, de
gecontroleerde aflevering en de internationale samenwerking
geregeld. De richtlijn noemt vier voorwaarden:
1. De infiltrant mag door zijn optreden de verdachte niet
brengen tot ander handelen dan waarop zijn opzet te voren reeds was
gericht. Dit verbod van uitlokking wordt aangeduid als het
Tallon-criterium, naar de naam van het arrest waarin het werd
geformuleerd.
- De heer Corstens:
- De Hoge Raad heeft gezegd dat het middel gehanteerd mag
 worden, als het maar niet zo is dat de verdachte wordt gebracht tot
 iets waarop zijn opzet niet gericht was. Opzet moet je hier
 verstaan als algemene intentie, algemene bereidheid. Het mag niet
 zo zijn dat je iemand die, bijvoorbeeld, in financile moeilijkheden
 verkeert over de streep trekt. Iemand die in het geheel nog niet
 was ingevoerd in het criminele drugsmilieu houdt de politie voor
 dat hij, als infiltrant, in korte tijd veel geld kan verdienen door
 aan een drugstransport mee te werken. Dat is door de Hoge Raad
 verboden. Als je dat doet, mag het aldus verkregen bewijsmateriaal
 niet tot bewijs meewerken. Dat is een voorwaarde (…).
 Noot
2. Het optreden van de infiltrant dient plaats te vinden na
goedkeuring door het openbaar ministerie, onder regie van de
recherchechef en in nauw overleg met de betrokken officier van
justitie. Volgens het Amsterdamse Hof 4 februari 1993, NJ 1994, 113
brengt geen rechtsregel met zich mee dat de officier van justitie
belast is met de dagelijkse leiding van een pseudo-koop-actie en
dat hij bij voortduring en ononderbroken op de hoogte zou moeten
worden gebracht, indien die activiteiten haar normale en voorziene
gang gaan. Inmiddels heeft de Vergadering van procureurs-generaal
in december 1994 besloten dat de meeste infiltratie-acties ter
toetsing moeten worden voorgelegd aan de Centrale
toetsingscommissie (zie hierna).
3. De toepassing van infiltratie moet voldoen aan de eisen van
proportionaliteit en subsidiariteit en zorgvuldigheid. De aard van
de op te sporen feiten moet de toepassing rechtvaardigen en andere
meer gebruikelijke opsporingstechnieken moeten onvoldoende
effectief geacht kunnen worden. De HR 4 januari 1994, NJ 1994, 294
stelde dat bij beoordeling of voldaan is aan de eisen van
proportionaliteit (..) niet alleen de ernst van de feiten van
belang is maar ook de wijze waarop en de mate waarin ten behoeve
van opsporing en vervolging van die feiten wordt opgetreden in het
criminele milieu.
Wat de subsidiariteit betreft: infiltratie wordt beschouwd als
ultimum remedium, maar dit punt is in de rechtspraak nog weinig aan
de orde geweest. Er wordt – zoals gebruikelijk – in dezen van
rechtmatig politie-optreden uitgegaan en het is uiteraard voor de
verdediging heel moeilijk aan te voeren welke andere methoden
gebruikt hadden kunnen worden. Het Hof Den Bosch heeft eenmaal het
openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard omdat het een
infiltratie niet vond voldoen aan de eis van subsidiariteit.
Noot 4. Als infiltrant dient bij voorkeur alleen een
speciaal daarvoor opgeleide politiefunctionaris te worden ingezet.
Reeds in het arrest van HR 1 november 1983, NJ 1984, 586 mn GEM
werd de burger-infiltrant toelaatbaar geacht; zie ook Hof Amsterdam
27 november 1984, NJ 1985, 256 en HR 17 januari 1989, NJ 1989, 575
m.nt ‘tH.
In de rechtspraak ligt de meeste nadruk op het eerste en derde
criterium. De Hoge Raad achtte het niet van belang of de verdachte
op het moment van de inzet van een infiltrant reeds tot de kring
der verdachten behoort (HR 4 december 1990, NJ 1991, 327) en of de
verdachte naar het buitenland is gelokt (HR (civiele kamer) 9
september 1994, NJ 1995, 44) Noot. Zoals reeds
opgemerkt, staat het verbod op uitlokking doorgaans in de weg aan
een eventuele pseudo-verkoop.
Met de doorlating van partijen drugs, zodat deze bewust op de markt
zouden komen, is de Vergadering van procureurs-generaal zich pas
actief gaan bemoeien na de IRT-affaire. Spraakverwarring met
betrekking tot de termen gecontroleerd af- en doorlevering en
doorlating leverde de volgende situatie op:
- De voorzitter:
- Heeft u in het verleden methodes als gecontroleerde
 aflevering en doorlevering in detail in de vergadering van
 procureurs-generaal besproken, met name waar het gaat om de
 operationele kanten van die kwesties?
- De heer Gonsalves:
- Het plegen van strafbare feiten door in te zetten
 infiltranten staat in de infiltratierichtlijnen. Die kwestie is dus
 ook uitgebreid aan de orde gekomen. Er is ook gesproken over
 gecontroleerde aflevering, maar dat is een veel beperkter
 begrip. Het begrip gecontroleerde doorlevering is van heel recente
 tijd. In onze ogen gaat het bij gecontroleerde aflevering om
 een heel duidelijke zaak, want dan volg je een partij tot de plaats
 van bestemming. Dan ga je tot aanhouding en inbeslagneming over.
 Dan laat je zo’n partij een tijdje volgen, totdat die van de plaats
 van invoer de plaats van bestemming bereikt, zodat je ook het
 afnemersnetwerk kunt aanpakken. Mits dat goed is georganiseerd en
 van voldoende veiligheidsgaranties is voorzien, zitten daar naar
 mijn mening weinig risico’s aan. Dat is iets wat regelmatig is
 gebeurd en nog steeds gebeurt. De gecontroleerde
 doorlevering…
- De voorzitter:
- Zoals wij het doorlaten nu noemen.
- De heer Gonsalves:
- …houdt in het doorlaten met het risico dat niet op de
 plaats van bestemming tot inbeslagneming wordt overgegaan. Dat doe
 je, omdat je hoopt daardoor op den duur informatie te krijgen die
 leidt tot de aanhouding van de gehele groep. Dat is naar mijn
 mening de definitie van gecontroleerde doorlevering. Daarvan hebben
 wij gezegd dat dit alleen in uitzonderlijke omstandigheden mag.
 Daarbij doet zich weer die afweging van proportionaliteit voor. Het
 mag alleen met toestemming van het College van
procureurs-generaal.
- De voorzitter:
- Heeft u in de afgelopen jaren die speciale casus besproken
 waarbij dat is toegepast? Heeft u daar toestemming voor
 gegeven?
- De heer Gonsalves:
- Neen, want dat wisten wij niet.
- De voorzitter:
- Dat wist u niet?
- De heer Gonsalves:
- Neen. Noot
- De heer Corstens:
- Ik heb het misschien verkeerd verstaan, dat zou kunnen. Wij
 weten dat waarnemen moeilijk is. Toen mijnheer Gonsalves hier
 gisteren zat, zei hij dat er geen sprake zou zijn van gecontroleerd
 doorleveren, althans dat het op het PG-niveau niet aan de orde zou
 zijn geweest. Ik heb mij verbaasd afgevraagd of de
 procureur-generaal, mijnheer Gonsalves, niet de circulaire van 20
 februari 1991 kent, die dit impliceert naar mijn gevoel. Maar ik
 kan het verkeerd begrepen hebben. Noot
De Vergadering van procureurs-generaal heeft op 6 december 1994
besloten dat infiltratie-acties vooraf ter toetsing aan de Centrale
toetsingscommissie (CTC) (zie ook 5.5) moeten worden voorgelegd, te
weten: zoals pseudo-koop en de gecontroleerde aflevering gericht op
inbeslagneming (welke laatste moet worden – alle (inter-)nationale
(projectmatige) infiltratiezaken met uitzondering van eenmalige of
kortlopende acties aangemeld ter registratie aan de CTC);
van criminele infiltranten, die onder regie en gezag van het
openbaar ministerie en politie strafbare feiten – alle vormen van –
al dan niet langdurige – infiltratieoperaties waarbij gebruik wordt
gemaakt van informatie (blijven) plegen;
coverbedrijf of een structuur van coverbedrijven, door middel
waarvan desgevraagd facilitaire ondersteuning in – alle zogenaamde
frontstore-operaties waarmee bedoeld wordt het opzetten en/of
exploiteren van een de vorm van goederen of diensten aan criminele
groeperingen of organisaties wordt aangeboden; De CTC houdt zich
dus eigenlijk bezig met alle in dit hoofdstuk behandelde methoden,
behoudens de – alle infiltratie-operaties, waarbij gebruik gemaakt
wordt van niet criminele burgerinfiltranten. Noot eenvoudige
gevallen van pseudo-koop en gecontroleerde aflevering. Tot 28
november 1995 zijn door de CTC 72 acties getoetst, waarvan 50 in
verband met infiltratie (zie ook 5.5.4). Niet alle 72 aangemelde
zaken leidden tot daadwerkelijke toetsing, dit als gevolg van
bijvoorbeeld het feit dat het hier geen zaak voor de CTC betrof of
dat gesproken moest worden van een informant en nog niet van een
infiltrant.
- Tabel 1:
- Politie-infiltratie aangemeld bij de CTC Zaak
 1. Handel in verdovende
 middelen Toetsingsverzoek
 Inzet Nederlandse en buitenlandse politie-infiltranten en
 plegen
 strafbare feiten (pseudo-koop, vervoer van en investering in
 drugs). Duur anderhalf
 jaar Voorleggen aan rechter
 ja Toestemming en oordeel CTC
 Ja. Goede psychosociale begeleiding van een
 medewerker van het PIT en handelen conform de Nederlandse
 richtlijnen infiltratie . Schriftelijke afspraken met buitenlandse
 autoriteiten voor vrijwaring en via rogatoire commissie.
 Investering conform Tip-, toon- en voorkoop, aansturen op maximaal
 aantal kilo’s in transport. Voorleggen aan minister. Zaak
 2. Handel in XTC en organiseren
 house party’s. Toetsingsverzoek
 Politie-infiltratie met pseudo-koop. Duur
 twee maanden Voorleggen aan
 rechter nee Toestemming
 en oordeel CTC Ja, als
 niet wordt afgeweken van aard en duur inzet. Zaak
 3. Handel in verdovende middelen.
 Toetsingsverzoek Inzet Duitse pseudokoper in Nederland. Duur
 Voorleggen aan rechter
 ja, operatie is vooraf getoetst door Duitse RC. Toestemming en
 oordeel CTC Ja, als niet
 wordt afgeweken van aard en duur inzet Zaak
 4. Criminele organisatie: o.a. verdovende
 middelen, moord, fraude, corruptie.
 Toetsingsverzoek Inzet
 politie-infiltrant Duur
 ongeveer half jaar Voorleggen aan rechter
 ja, per proces-verbaal in zaaksdossier.
 Toestemming en oordeel CTC
 Nee, eerst meer informatie. Zaak
 5. Handel in verdovende middelen en
 fraude. Toetsingsverzoek
 Inzet politie-infiltrant Duur
 ongeveer half jaar Voorleggen aan rechter
 Ja, in procesverbaal.
 Toestemming en oordeel CTC
 Ja, als tot daadwerkelijke infiltratie wordt overgegaan dan
 terugkoppeling. Zaak
 6. Handel in wapens en springstof. Toetsingsverzoek
 Duitse politie-infiltrant die
 eventueel vooraankopen moet doen. Duur
 Nog niet bekend of opsporingsmethode tot vervolgbare
 zaak zal leiden.
 Voorleggen aan rechter
 Ja, het traject kan worden opgestart. Toestemming en oordeel CTC
 Wanneer strafbare
 handelingen gaan worden verricht moet nieuwe toetsing plaatsvinden.
 Zaak 7. Criminele
 organisatie: o.a. handel in verdovende middelen en vuurwapens,
 fraude, geweld. Toetsingsverzoek
 Inzet politie-infiltrant. In dit kader opzetten
 frontstore en direct afluisteren in combinatie met video. Duur
 vijf maanden Voorleggen
 aan rechter In principe
 via infiltratie-proces-verbaal naar rechter. Toestemming en oordeel
 CTC Toetsing achteraf van
 een niet succesvolle aktie. Inzet PIT is goed bevonden. Echter het
 voornemen tot direct afluisteren had de CTC afgekeurd. Geen
 gevolgen omdat aktie zonder resultaat gestopt is. Zaak
 8. Criminele organisatie: o.a.
 handel in verdovende middelen, fraude en
 corruptie. Toetsingsverzoek
 Inzet politie-infiltranten caf-infiltratie met een
 frontstore. Duur Voorleggen aan rechter
 Ja Toestemming en oordeel CTC
 Toetsing achteraf. PIT-actie is, hoewel
 onsuccesvol, wel terecht geweest. Zaak
 9. Criminele organisatie o.a. gericht op
 verspreiding kinderporno. Toetsingsverzoek
 Politie-ambtenaar wordt onder pseudoniem
 donateur van een Bulletin Board System (porno). Duur
 zes tot acht weken Voorleggen aan
 rechter Indien nodig
 Toestemming en oordeel CTC
 Ja,maar gelet moet worden op risico van uitlokking en
 aantasting privacy, indien besloten wordt externe bestanden aan te
 bieden. Zaak 10.
 Criminele organisatie: o.a. handel verdovende middelen en
 vuurwapens, geweld, corruptie en prostitutie.
 Toetsingsverzoek
 Politie-infiltrant Duur
 voorlopig drie maanden Voorleggen aan rechter
 Ja Toestemming en oordeel CTC
 Ja inzake de orinterende
 informatiefase. Wanneer contact ontstaat, dan opnieuw ter toetsing
 voorleggen. Zaak 11.
 Handel verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 Inzet Nederlandse en buitenlandse
 politie-infiltranten. Twee doorlatingen. Duur
 bijna een jaar Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC
 Toetsing achteraf.
 Gunstig oordeel over doorlatingen, gezien het grote belang van de
 zaak uit maatschappelijk en crimineel-politiek oogpunt, voorgelegd
 aan PG-vergadering. Zaak
 12. Grootscheepse handel in gestolen goederen
 Toetsingsverzoek Inzet
 politie-infiltrant en bewijsaankopen. Duur
 ongeveer zes weken Voorleggen aan rechter
 ja Toestemming en oordeel
 CTC Ja. Zaak
 13. Handel in verdovende
 middelen Toetsingsverzoek
 Inzet politie-infiltrant Duur
 anderhalf jaar Voorleggen aan rechter
 ja Toestemming en oordeel CTC
 Voorlopige toestemming tot een
 concreet scenario voor de werkzaamheden van de infiltrant
 beschikbaar is. Zaak
 14. Handel in verdovende middelen, diefstal en geweld.
 Toetsingsverzoek
 Politie-infiltratie en frontstore(transport) Duur Voorleggen aan
 rechter ja Toestemming en
 oordeel CTC Toetsing
 achteraf. Zaak 15.
 Handel in verdovende middelen, smokkel van grondstoffen voor
 vervaardiging, witwassen en geweld. Toetsingsverzoek
 Politie-infiltranten en
 frontstore. Strafbare feiten denkbaar i.d.v.v aankopen harddrugs of
 transport. Duur een jaar
 Voorleggen aan rechter ja
 Toestemming en oordeel CTC
 Nee, zaak opnieuw voorleggen met concreter scenario. Zaak
 16. Criminele
 organisatie: handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 Politie-infiltrant Duur
 9 maanden Voorleggen aan
 rechter ja Toestemming en
 oordeel CTC Nee, er is
 vooralsnog geen duidelijk scenario en de onderliggende CID-info is
 verouderd. Tevens is vastgesteld dat zowel de zaaksofficier als de
 tactische chefs onvoldoende op de hoogte zijn. Dit
 wordt als klassiek en achterhaald beschouwd door de CTC. Zaak
 17. Handel in XTC.
 Toetsingsverzoek
 Politie-infiltrant en vooraankopen Duur
 2 maanden Voorleggen aan rechter
 Beslissing hangt af van wel/niet vervolgbare
 zaak. Toestemming en oordeel CTC
 Ja, maar denk aan uitlokking en goede vastlegging. Zaak
 18. Handel in verdovende
 middelen en witwassen. Toetsingsverzoek
 Inzet politie-infiltrant met
 (financile) frontstore. Duur
 3 maanden Voorleggen aan rechter
 ja Toestemming en oordeel CTC
 Nee, afbreukrisico zowel voor de infiltrant
 als politiek te groot. Zaak
 19. Criminele organisatie in de handel synthetische drugs in
 GB en NL. Toetsingsverzoek
 Inzet Nederlandse en Britse politie-infiltranten in NL
 (transport) en gecontroleerde aflevering. Duur
 4 maanden Voorleggen aan rechter
 ja Toestemming en oordeel CTC
 Ja, als alle afspraken met de
 Engelse autoriteiten schriftelijk worden vastgelegd.
- Tabel 2:
- Burgerinfiltratie aangemeld ter toetsing aan de CTC
 Zaak 1. Handel in
 verdovende middelen Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltratie met een gecontroleerde
 aflevering Duur een maand
 Voorleggen aan rechter In
 beginsel niet Toestemming en oordeel CTC Ja, als niet wordt
 afgeweken van aard en duur inzet. Zaak
 2. Handel in verdovende middelen
 Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltratie en het plegen van strafbare feiten (vervoer
 drugs). Duur een dag
 Voorleggen aan rechter
 Bij zaaksdossier wordt CID-proces-verbaal over de aard van de
 gebruikte methode gevoegd. Toestemming en oordeel CTC Ja. Melden
 als omvang en/of gedeelte van transport dat niet kan worden
 onderschept bekend is. Zaak
 3. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek
 Inzet niet criminele
 burgerinfiltrant en het plegen van strafbare feiten. Duur
 drie maanden
 Voorleggen aan rechter
 Een operationeel CID-proces-verbaal wordt bij zaaksdossier gevoegd.
 Toestemming en oordeel CTC Ja. Activiteiten infiltrant mogen niet
 in het buitenland. Afspraken schriftelijk vastleggen en informant
 waarschuwen voor consequenties als afspraken worden geschonden.
 Zaak 4. Platte
 politieambtenaar met nevenactiviteit drugshandel.
 Burgerinfiltratie en plegen strafbare feiten. Duur
 zes weken Voorleggen aan rechter
 Indien noodzakelijk
 Toestemming en oordeel CTC Ja, als niet wordt afgeweken van aard en
 duur inzet. Zaak 5.
 Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltratie met doorlaten. Duur
 Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Nee. Observatie van deze partij is
 niet verzekerd. Tevens is niet zeker of de volgende partij wel
 komt. Zaak 6. Handel
 in verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 Inzet buitenlandse burgerinfiltrant met
 doorlaten. Duur Voorleggen aan rechter
 Ja. Toestemming en oordeel CTC Test door gesprekken
 betrouwbaarheid en stel plan van aanpak op. Zaak
 7. Handel in verdovende middelen.
 Toetsingsverzoek Inzet
 buitenlandse burgerinfiltrant met doorlaten. Duur Voorleggen aan
 rechter ja Toestemming en
 oordeel CTC Ja. Goede afspraken maken met buitenlandse autoriteiten
 en deze vastleggen. Zaak
 8. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltratie met
 doorlaten. Duur Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als omvang
 transport niet groter wordt dan gemeld.
 Zaak 9. Handel in
 verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltratie met doorlaten in kader
 frontstore. Duur Voorleggen aan rechter Toestemming en oordeel CTC
 Oordeel opgeschort. Zaak
 10. Ontmantelen XTC-laboratoria. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltratie met strafbare
 feiten. Duur twee maanden
 Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als aard en duur operatie niet
 veranderen. Zaak 11.
 Handel in XTC-pillen. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltrant en een strafbare feit
 (chauffeur) Duur een paar
 dagen Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als aard en duur operatie
 niet veranderen. Afspraken schriftelijk vastleggen en op
 consequenties wijzen bij schending. Zaak
 12. Grote criminele organisatie: o.a. handel
 drugs, fraude, corruptie. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltratie en plegen
 strafbare feiten (transport) Duur
 drie maanden Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als
 gelet wordt op afbreukrisico infiltrant en politiek. Alle afspraken
 schriftelijk vastleggen en wijzen op consequenties bij schending.
 Verdiensten afdragen. Zaak
 13. Handel in harddrugs Burgerinfiltrant
 Toetsingsverzoek Duur Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja,
 terugkoppeling als meer bekend wordt over omvang partij en het
 Nederlandse traject. Zaak
 14. Criminele organisatie: o.a. XTC-laboratorium, geweld en
 vuurwapens. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltrant en strafbare feiten Duur
 drie maanden Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en
 oordeel CTC
 Oordeel opgeschort. Later niet meer nodig. Zaak
 15. Handel in verdovende middelen
 Toetsingsverzoek Inzet
 burgerinfiltrant Duur
 twee en een halve maand Voorleggen aan rechter Toestemming en
 oordeel CTC Ja, afspraken schriftelijk vastleggen en wijzen op
 consequenties bij schending. Zaak
 16. Criminele organisatie: o.a. verdovende middelen,
 vuurwapens, geweld. Toetsingsverzoek
 Inzet burgerinfiltrant en plegen strafbare
 feiten. Duur Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja, schriftelijke
 vastlegging afspraken en gewezen moet worden op consequenties bij
 schending. Zaak 17.
 Criminele organisatie: verdovende middelen, fraude,
 geweld, corruptie. Toetsingsverzoek
 Inzet burgerinfiltrant en gecontroleerde
 aflevering. Duur een jaar
 Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf Zaak
 18. Handel in verdovende
 middelen. Toetsingsverzoek
 Inzet niet criminele burgerinfiltrant. Duur Voorleggen aan
 rechter nee Toestemming
 en oordeel CTC Ja. Zaak
 19. Criminele organisatie: o.a. mensenhandel en verdovende
 middelen. Toetsingsverzoek
 Inzet burgerinfiltrant en strafbare feiten. Duur
 een jaar Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en
 oordeel CTC Toetsing achteraf. CTC is van mening dat infiltrant
 verdiensten had moeten afstaan. Afbreukrisico is ook erg groot.
 Advies om zaak niet voor de rechter te brengen. Zaak
 20. Handel verdovende
 middelen. Toetsingsverzoek
 Inzet burgerinfiltrant en strafbare feiten (financier en
 bewaker
 drugshandel) Duur Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja, gezien de
 relatief korte duur en lichte vorm van de aktie, de betrouwbaarheid
 van de infiltrant, het feit dat in detentie dit transport is
 voorbereid en de partij gepakt zal worden. Wel moet aandacht
 besteed worden aan het afbreukrisico. Zaak
 21. Handel in verdovende middelen.
 Toetsingsverzoek Aktie
 niet criminele burgerinfiltrant van de DEA, leidt waarschijnlijk
 tot gecontroleerd aflevering in transito. Duur
 twee maanden Voorleggen aan rechter
 ja, indien buitenlands onderzoek
 tot bewijzen tegen Nederlandse verdachten leidt. Toestemming en
 oordeel CTC Ja, omstotelijk moet vaststaan dat er geen sprake was
 van uitlokking, DEA contact op NL bodem onder Nederlandse
 pol./just.-regie en primair gericht op bewijsvergaring van NL
 verdachten, partij moet in VS in beslag worden genomen en landelijk
 officier inlichten. Zaak
 22. Handel in verdovende middelen, geweld, corruptie
 en zedendelicten. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltrant en doorlaten. Duur Voorleggen
 aan rechter nee
 Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf. Gunstig oordeel over
 hoeveelheden doorgelaten harddrugs voorgelegd aan PG-college.
 Zaak 23. Handel in
 verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 DEA burgerinfiltrant en doorlaten Duur
 een jaar Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en
 oordeel CTC Toetsing achteraf. Gunstig oordeel over hoeveelheden
 doorgelaten drugs voorgelegd aan PG-vergadering. Zaak
 24. Produceren van synthetische
 hardrugs. Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltrant die reparatiewerkzaamheden verricht
 aan amfetaminelaboratorium. Duur Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC
 Zaak is ingetrokken door meningsverschil politie en hoofdofficier.
 Zaak 25. Handel in
 verdovende middelen en diefstal en export van auto’s.
 Toetsingsverzoek
 Burgerinfiltrant en doorlaten (vervoer gestolen auto’s) Duur
 Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja. Zaak
 26. Handel in verdovende middelen en
 geweldsdelicten. Toetsingsverzoek
 Niet-criminele burgerinfiltrant en strafbare feiten.
 Duur een maand Voorleggen
 aan rechter ja
 Toestemming en oordeel CTC Geen toestemming. Er moet een ander
 scenario bedacht worden. Zaak
 27. Handel in verdovende middelen en corruptie.
 Toetsingsverzoek
 Niet-criminele burgerinfiltrant en strafbare feiten(transport) Duur
 een twee maanden
 Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Ja, criminele verdiensten afdragen
 in ruil voor justitile beloning. Zaak
 28. Handel in verdovende middelen en
 witwassen. Toetsingsverzoek
 Inzet burgerinformant (!) voor aankoop monsters. Duur
 anderhalf jaar Voorleggen
 aan rechter in principe
 niet Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf. Geen oordeel
 bekend. Zaak 29.
 Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek
 Inzet gestuurde burgerinformant die
 geen strafbare handelingen verricht. Duur
 drie maanden Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC
 Toetsing wanneer informant burgerinfiltrant wordt. Zaak
 30. Handel in verdovende
 middelen, fraude en corruptie.
 Toetsingsverzoek Inzet
 niet-criminele burgerinfiltrant en plegen strafbare feiten en deals
 met criminelen. Duur Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Eerste toetsing
 geen toestemming. Getwijfeld wordt over de stuurbaarheid van de
 burgerinfiltrant . Tweede toetsing nog geen toestemming.
 Kwetsbaarheid infiltrant te groot. Derde keer wel toestemming onder
 voorwaarden: schriftelijke vastlegging afspraken informant, runners
 moeten hem wijzen op eigen verantwoordelijkheid. Zaak
 31. Handel in verdovende
 middelen Toetsingsverzoek
 Informant adviseert voor opzetten frontstore: legaal im- en
 exportbedrijf Duur drie
 maanden Voorleggen aan rechter
 nee Toestemming en oordeel CTC Nog geen toestemming nodig.
 Pas als strafbare feiten worden verricht. Verder snel een OvJ
 betrekken. Op grond van de toetsingen kan een interpretatie worden
 gegeven van de wijze van inhoudelijke beoordeling door de CTC van
 infiltratie-activiteiten.
- De heer Vos:
- Welke criteria legt u aan? Er is geen wettelijke basis
 en dus moeten die criteria ergens vandaag worden gehaald. Waaraan
 ontleent u uw criteria?
- De heer Jansen:
- U bedoelt toetsingscriteria?
- De heer Vos:
- Ja.
- De heer Jansen:
- Voor een aantal zaken zijn er geen wettelijke
 regelingen. Wel zijn er zaken zoals infiltratie, waarvoor er
 een richtlijn bestaat. Die richtlijn geeft een aantal criteria aan.
 Dat zijn ook de criteria die in de rechtspraak hun weg hebben
 gevonden. Ik noem de uitgangspunten van proportionaliteit en
 subsidiariteit. Is wat je wil in verhouding met de zaak? Kan het
 beoogde resultaat niet met andere, minder vrstrekkende middelen
 worden bereikt? Erg belangrijk is ook het principe dat voorkomen
 wordt dat men in uitlokkingssituaties terechtkomt. Dit criterium
 gaat ook wel door voor het Tallon-criterium, genoemd naar een zaak
 die door de Hoge Raad is behandeld. Men mag de verdachte niet
 brengen tot handelingen die hij niet uit zichzelf zou willen
 plegen. Voorts kijken wij ook naar de behoorlijkheid en de
 controleerbaarheid van het traject, de regie die wordt gevoerd en
 de risico’s die men een infiltrant laat lopen. Daarbij kan het gaan
 om zijn veiligheid maar ook om de vraag of niet te gemakkelijk
 tegen een infiltrant is gezegd: je gaat wel onder onze regie
 strafbare feiten plegen maar maak je geen zorgen want we houden je
 straks wel buiten de zaak. Dat wordt soms wat t gemakkelijk gezegd
 en het is onze taak om te toetsen of dit inderdaad zonder
 kleerscheuren kan. Een ander punt waaraan wij absoluut stringent
 toetsen, is de kwestie van de verdiensten van de infiltrant.
 Daarin zijn wij zeer rigoureus. Wij vinden het niet acceptabel dat
 een infiltrant criminele verdiensten uit zijn activiteiten
 krijgt. Het is een duidelijke eis onzerzijds dat dit niet gebeurt
 en dat er wordt gezorgd voor een passende beloning in het kader van
 de tipgeldregeling. Met betrekking tot het maken van afspraken met
 infiltranten hameren wij op het vastleggen van die afspraken. Daar
 gaan wij vrij ver mee. Wij verlangen ook wel dat die afspraken niet
 alleen schriftelijk worden vastgelegd maar ook worden getoond aan
 de CTC. Noot
In het afgelopen jaar is de meeste melding gemaakt van de
(voorgenomen) inzet van burgerinfiltratie, te weten 31 keer.
Hierbij zitten zowel Nederlandse als buitenlandse
burgerinfiltranten, meestal gepaard gaande met het
plegen van strafbare feiten zoals het doen van vooraankopen en
transport van verdovende middelen. De duur van de inzet varieert
van een dag tot anderhalf jaar. Er zijn vier niet criminele
burgerinfiltranten aangemeld. De voorwaarden die aan de inzet van
burgerinfiltranten gesteld worden zijn onder meer: stellen;
– er mag niet worden afgeweken van de aard en de duur van de
inzet zonder de CTC hiervan op de hoogte te (o.a. aanhouding) bij
schending hiervan;
– afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd en de infiltrant
moet gewezen worden op de consequenties
- criminele verdiensten moeten worden afgedragen in ruil voor een
 beloning van justitie;
- aandacht moet worden besteed aan het beperken van het
 afbreukrisico, zowel voor de infiltrant als politiek.
- de Nederlandse infiltrant mag doorgaans geen activiteiten in
 het buitenland verrichten. Bij buitenlandse infiltranten moeten
 goede schriftelijke afspraken worden gemaakt met de buitenlandse
 autoriteiten en gelet moet worden dat er absoluut geen sprake is
 van uitlokking;
middelen gemeld worden, inclusief het deel wat eventueel
uiteindelijk het milieu ingaat; – bij gecontroleerde aflevering of
doorlating moet de uiteindelijke omvang van een transport
verdovende Naast burgerinfiltranten wordt ook de inzet van
politie-infiltranten gemeld ter toetsing, te weten 19 zaken.
Nederlandse infiltranten behoren tot een Politieel infiltratie team
(PIT). In vijf zaken zijn buitenlandse politie-infiltranten gemeld,
al dan niet in combinatie met Nederlandse infiltranten. Incidenteel
is er sprake van een combinatie met een frontstore of direct
afluisteren. De duur van inzet varieert van zes weken tot anderhalf
jaar. De voorwaarden aan de inzet van politie-infiltranten wijken
niet veel af van die voor burgerinfiltratie. Een tweetal afwijkende
voorwaarden zijn:
- goede psycho-sociale begeleiding van de
 politie-infiltrant;
- in geval van een buitenlandse infiltrant: handelen conform
 Nederlandse richtlijnen, schriftelijke afspraken met buitenlandse
 autoriteiten onder meer over vrijwaring als sprake is van het
 plegen van strafbare feiten en het sturen van een rogatoire
 commissie.
In het merendeel van de gevallen wordt er toestemming gegeven,
waarbij de CTC specifieke voorwaarden stelt. In een enkel geval
worden deze voorwaarden niet nagekomen.
- De voorzitter:
- Ik stel u deze vraag omdat wij enkele gevallen kennen waarin
 u voorwaardelijk toestemming heeft gegeven. In een bepaald traject
 zegt u: misschien is doorlevering mogelijk maar daar moet even mee
 worden gewacht omdat wij nadere informatie willen hebben.
 Vervolgens komt men zes maanden later bij u terug en dan is het al
 gebeurd. Ik doel nu op een zaak waarin het weer gaat om het
 doorlaten van enkele duizenden kilo’s softdrugs, met de bedoeling
 een eventuele harddrugslijn uit te testen. Zo is het gegaan en ik
 vraag mij af, wat nu die toestemming waard is.
- De heer Jansen:
- Het geval waarover u nu spreekt, is bijzonder specifiek. Het
 betrof de methodiek die wel vaker voorkomt. Er komt een
 proefzending van een organisatie die wil nagaan of de afzetlijn
 naar Nederland betrouwbaar is. Men stuurt een partij softdrugs –
 geen grote hoeveelheid; enkele duizenden kilo’s – met de bedoeling
 om, als dat traject goed blijkt te functioneren, later een grotere
 zending harddrugs langs dezelfde lijn binnen te brengen. In het
 geval waarover u nu spreekt, vonden wij de beoogde lijntest niet
 verantwoord.
- De voorzitter:
- Maar het gebeurde tch. Later komt men bij u terug met de
 mededeling: we konden niet anders. Wat is nu het gevolg van het
 feit dat u het (nog) niet verantwoord vond?
- De heer Jansen:
- Het is nadien niet gebeurd onder de regie van politie en
 OM.
- De voorzitter:
- Dan is er toch sprake van onstuurbaarheid? U zegt dat het
 niet moet gebeuren maar het gebeurt toch. Later komt men bij u
 terug met de vraag of men nog verder kan gaan met de
 informant.
- De heer Jansen:
- Wij hebben gezegd dat die lijntest niet verantwoord was. Wij
 hadden problemen met het Tallon-criterium. Wij vonden niet dat het
 OM daaraan kon meewerken. Vervolgens hebben politie en OM hun
 handen van dat proefzendingstraject afgetrokken.
- De voorzitter:
- Maar dan weten OM en politie later toch niet dat het tch is
 gebeurd? Dan doen ze er verder niets meer mee.
- De heer Koekkoek:
- Bovendien hadden ze de partij dan in beslag moeten
 nemen.
- De heer Jansen:
- Maar men wist bij benadering niet wanneer de partij zou
 binnenkomen.
- De voorzitter:
- Later komt men bij u terug met de mededeling dat men met die
 figuur wil verder werken en dat de proefzending al heeft
 plaatsgevonden. Dan blijkt toch dat er nietaan uw voorwaarden is
 voldaan? De vraag is nu niet of u de hele casus wilt doorlopen. De
 vraag is wat voor effect dit heeft.
- De heer Jansen:
- Het is een wat ongelukkige casus. Het OM heeft zich bij onze
 beslissing neergelegd maar de proefzending kwam er toch, zij het
 niet onder regie van politie en OM. Noot
De CTC is tevens gevraagd enkele methoden achteraf te toetsen. De
methoden waren dan al toegepast.
- De voorzitter:
- In een paar gevallen wordt u gevraagd om achteraf te
 toetsen. Welke zin heeft dat eigenlijk?
- De heer Jansen:
- Ik heb zoven al gezegd dat ik het toetsen achteraf
 problematisch vind. Het ligt ook duidelijk anders dan het toetsen
 vooraf. Enkele trajecten waarin wij achteraf hebben getoetst, waren
 trajecten waarin in de OM-lijn, hoofdofficier en PG, was ingestemd
 met het te lopen traject. Het belang van de toetsing achteraf door
 ons zou kunnen zijn dat wij in een bepaald traject zulke grote
 risico’s zien – dat heeft zich niet voorgedaan – of vinden dat men
 zo volstrekt ernaast heeft gezeten dat wij de mensen die nog met de
 zaak bezig zijn ontraden om dat voort te zetten. Dat is ook in een
 geval gebeurd.
- De voorzitter:
- In een geval is dat gebeurd. In welk geval is dat
 gebeurd?
- De heer Jansen:
- Dat was een geval waarin het probleem zat – het is al even
 aan de orde geweest – van de vrijwaring van de infiltrant. Men had
 gezegd: natuurlijk, wij moeten jou op een bepaald ogenblik ook wel
 aanhouden samen met de andere verdachten, want je speelt een rol in
 die zaak, maar wij halen je er wel uit. Men kwam daarmee in de
 problemen en stuurde toen aan op het maken van een
 vormfout.
- De voorzitter:
- Een welbewuste vormfout?
- De heer Jansen:
- Ja. Wij hebben gezegd dat wij dat volstrekt onaanvaardbaar
 vinden.
- De voorzitter:
- Heeft men toen naar u geluisterd?
- De heer Jansen:
- Toen heeft men naar ons geluisterd in die zin dat men zei:
 wij zijn het niet met je eens. Maar dat is ook de zaak waarin het
 beroep op de portefeuillehouder heeft plaatsgevonden.
- De voorzitter:
- Toen heeft de portefeuillehouder wie gelijk
 gegeven?
- De heer Jansen:
- De portefeuillehouder heeft gezegd: ik vind het
 buitenproportioneel om de hele zaak af te blazen nu je zover bent,
 maar leg je probleem aan de rechter voor; laat de rechter uitmaken
 wat hij ervan vindt en wat hij eventueel…
- De voorzitter:
- Uiteindelijk is die weg van de vormfout dus niet
 gekozen?
- De heer Jansen:
- Dat klopt. Noot Een vraagpunt is overigens
 nog of in geval er een lange termijn infiltratie reeds door het CTC
 is goedgekeurd, ook een in dat kader verrichte gecontroleerde
 aflevering, doorlevering of doorlating opnieuw moet worden
 voorgelegd (om toestemming of ter registratie). Dit punt geldt
 overigens mutatis mutandis eveneens in gevallen waarin de officier
 van justitie toestemming voor bijvoorbeeld een pseudo-koop heeft
 gegeven: men kan zich afvragen hoe vaak de politie in zo’n geval
 mag blijven proberen voordat opnieuw toestemming van de officier
 moet worden gevraagd. Wat betreft de mogelijkheden tot toetsing
 achteraf moet nog gewezen worden op art. 152 Sv. Volgens dit
 artikel maken opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal op
 van een door hen opgespoord strafbaar feit of van hetgeen door hen
 tot opsporing is verricht of bevonden. Het relaas van infiltratie
 in een proces-verbaal is in de jurisprudentie diverse malen aan de
 orde geweest. Volgens Hof Den Bosch 26 juli 1990, NJ 1990, 787
 droeg de afwezigheid van een proces-verbaal inzake pseudo-koop in
 geval van valsemunterij bij aan de niet-ontvankelijkheid van het
 openbaar ministerie. Dat neemt niet weg dat het Hof Amsterdam 4
 februari 1993, NJ 1994, 113 in verband met pseudo-koop stelde: In
 zijn algemeenheid vindt in het recht geen steun het standpunt dat
 opsporingsambtenaren gehouden zijn tot het opmaken van een
 proces-verbaal van iedere verrichting of bevinding in het kader van
 de opsporing van – mogelijk gepleegde – strafbare feiten op straffe
 van niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. (…)
 Weliswaar is het uiteindelijk niet aan de opsporingsambtenaren
 bedoeld om de bedoelde relevantie te bepalen, doch dat neemt niet
 weg dat dezen zich in de eerste plaats daarover een oordeel hebben
 te vormen.
- De voorzitter:
- Maar vindt u dat pseudo-koop ook kan worden toegepast
 als het niet in het proces-verbaal komt, als er niet vervolgd
 wordt?
- De heer De Wit:
- Als pseudo-koop wordt toegepast, vind ik dat die
 actie in het proces-verbaal moet worden opgenomen en ter toetsing
 beschikbaar moet zijn bij de behandeling van een zaak op de
 zitting. Deze vraagstelling wordt wat bemoeilijkt door het wat
 geforceerde onderscheid dat langzamerhand ontstaan is tussen wat
 als de pro-actieve, uitgebouwde CID-fase wordt aangeduid en het
 tactisch onderzoek.
- De voorzitter:
- Het is toch heel simpel? Het betekent dat het in het
 proces-verbaal moet komen en niet zomaar in het CID-traject mag
 worden gestopt.
- De heer De Wit:
- Ja. Noot In het voorgaande is enige relevante
 rechtspraak naar voren gebracht. Het is op deze plaats wellicht
 goed nog eens te benadrukken, dat de rechterlijke toetsing
 noodzakelijkerwijs een beperkte is. Bij afwezigheid van nadere
 wettelijke bepalingen is de rechter slechts in staat te toetsen aan
 grondrechten en aan ongeschreven beginselen van een goede
 procesorde. Wat de laatste betreft zal daarbij in aanmerking moeten
 worden genomen of en in hoeverre de verdediging door het gelaakte
 overheidsoptreden in haar belangen is geschaad. Factoren zoals de
 veiligheid van de infiltrant, de risico’s voor de integriteit van
 het politie-optreden en – meer algemeen – de belangen van derden,
 kunnen door de strafrechter niet of nauwelijks in diens beoordeling
 van een concrete strafzaak worden betrokken. Uit de rechtspraak
 blijkt voorts dat de strafrechter het feit dat door infiltranten
 strafbare feiten zijn gepleegd niet pers (dat wil zeggen anders dan
 in verband met het onder 1-3 van de Richtlijn gestelde) van
 doorslaggevend gewicht acht bij de beoordeling van een concrete
 strafzaak.
 
