• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VII – V.4. De autobranche

    V.4. De autobranche

    Voor criminele groepen die op grote schaal in gestolen auto’s
    handelen is het aantrekkelijk om samenwerking te zoeken met
    bonafide bedrijven. Het feit dat er per jaar ongeveer 5 tot 7.000
    auto’s niet terug worden gevonden maakt duidelijk dat er wel
    samenwerking met garagebedrijven in Nederland moet zijn. Criminele
    groepen moeten voor deze illegale handel beschikken over veel
    deskundigheid. Voor de levering van nummerplaten, valse
    kentekenbewijzen, het plaatsen van nieuwe sloten, het veranderen
    van chassisnummers en het eventueel overspuiten van auto’s is veel
    vakkennis nodig en veel handelingen kunnen ook niet op straat en in
    het openbaar gebeuren. Daarvoor heeft een criminele groep een
    gespecialiseerde werkplaats nodig en vakspecialisten om de diverse
    werkzaamheden uit te voeren. Voor criminele groepen of andere
    professionele daders is het nauwelijks interessant een volledig
    garagebedrijf op te kopen en dit zelf te voorzien van apparatuur en
    personeel. De kans dat een garage zonder klanten op de een of
    andere manier bij de politie bekend wordt, is redelijk groot; het
    kan via de legale handelsactiviteiten de illegale niet goed
    camoufleren. Wanneer toch een normaal garagebedrijf wordt opgekocht
    neemt de afhandeling van de (noodzakelijke) gewone clientle te veel
    tijd in beslag, is de administratieve rompslomp te groot in
    verhouding tot de opbrengsten en komt er controlerend personeel van
    diverse instanties over de vloer. Infiltratie van garages is met
    andere woorden onaantrekkelijk voor criminele groepen. Ook de
    beperkte hoeveelheid geld die via dit type bedrijven kan worden
    witgewassen, maakt deze optie minder interessant.

    Een rationeel opererende groep heeft dus veel meer belang bij
    een goede samenwerking met bestaande bonafide garages en dealers
    omdat daarmee een nette en legale faade naar buiten toe kan worden
    opgehouden. Het voordeel is dat minder snel door
    opsporingsinstanties als de politie zal worden gecontroleerd, en
    dat eventuele risico’s voor de criminele groep zelf worden
    verkleind en worden gelegd bij de garage. Bovendien is een goed
    betalende medeplichtigheid aantrekkelijk voor garagehouders en
    eigenaars. Op deze wijze kan het legale inkomen flink worden
    verhoogd. Meestal maken criminele groepen gebruik van de
    medewerking van garagebedrijven die minder goed lopen en financieel
    zwak staan om wat voor redenen dan ook (slecht voorraadbeheer,
    slechte boekhouding, verkeerd inkopen, onrendabele
    onderhoudsafdeling), of van garagebedrijven waarvan men weet dat
    daar altijd al met auto’s wordt gerommeld. Criminele groepen
    stappen dus als het ware in de grijze sector van de autobranche,
    weten veel van de illegale praktijken af en gebruiken deze kennis
    om de samenwerking soepel te laten verlopen.

    Hoewel de Bovag geen weet heeft van verdachte garagebedrijven
    die hand- en spandiensten verlenen aan criminele groepen, wordt in
    politierapporten en rechtszaken over autodiefstallen melding
    gemaakt van diverse garages die samenwerken of samengewerkt hebben
    met criminele groepen. Het werkelijke aantal van dergelijke
    autobedrijven in Nederland is onbekend. Datzelfde geldt voor
    autosloperijen die traditioneel in n adem met illegale praktijken
    in de autobranche worden genoemd. Ook bij opsporingsinstanties
    worden gegevens hierover niet opgeslagen, laat staan dat zij ze
    systematisch verzamelen, behalve wanneer dat voor een concreet
    opsporingsonderzoek noodzakelijk is. Op grond van de beschikbare
    gegevens kan niettemin een schatting worden gemaakt van het aantal
    garages, dealers en autosloperijen dat bij professionele
    autodiefstalgroepen is betrokken. In de geraadpleegde dossiers
    worden bij elke groep minstens n (meestal omdat eigenaar betrokken
    is bij de groep) en ten hoogste drie garages en/of autosloperijen
    genoemd. In ieder geval betekent dit dat er minimaal 30 en maximaal
    90 bedrijven in Nederland actief bij autodiefstallen moeten zijn
    betrokken. Dit aantal is echter een onderschatting van het
    werkelijke aantal. De lokale studies te Enschede, Arnhem en
    Nijmegen alleen al leverden in totaal 12 autobedrijven op waarvan
    bekend is dat zij zijn betrokken bij autodiefstallen en het
    omkatten van gestolen auto’s. Vertalen wij deze gegevens naar de
    landelijke situatie dan kan worden aangenomen, met alle
    voorzichtigheid uiteraard, dat ongeveer tweetot driehonderd
    bedrijven uit de autobranche met autodiefstallen van doen hebben.
    Dit aantal betreft de bij politie en andere
    opsporingsdiensten bekende bedrijven. Het werkelijke aantal
    moet dus nog hoger zijn dan die twee- tot driehonderd.
    De auto is niet alleen object van diefstal en handel – zie ook IV.5
    – maar maakt ook deel uit van de logistiek van criminele groepen.
    En omdat auto’s op naam staan geregistreerd, vormen zij voor de
    politie een belangrijk punt van herkenning en een handig
    aanknopingspunt voor de opsporing van verdachte personen.
    Misdadigers hebben dan ook op allerlei manieren geprobeerd om
    herkenning aan de hand van hun auto’s te voorkomen (valse
    nummerplaten, enzovoort), maar zij lijken daarin pas de laatste
    jaren goed te slagen. Het leasen van auto’s maakt het de politie
    namelijk een stuk moeilijker hen te traceren, omdat deze auto’s op
    naam van het lease-bedrijf staan. Daardoor zijn misdadigers beter
    in staat hun illegale activiteiten af te schermen tegen de politie.
    Ook is het mogelijk dat criminele groepen via katvangers hun eigen
    lease-maatschappijen oprichten. Hierdoor kunnen zij nog beter
    lease-auto’s gebruiken om hun optreden te maskeren. Overigens
    kunnen criminele groepen lease-auto’s ook inzetten als middel om
    illegale goederen en personen te vervoeren. In het geval van
    aanhouding op heterdaad door de politie worden dan slechts minimale
    verliezen geleden. De auto’s kunnen immers niet in beslag worden
    genomen omdat zij juridisch eigendom zijn van de
    lease-maatschappij. In n onderzoek dat speelde in het midden van
    het land is bekend geworden dat door een persoon uit de autobranche
    speciaal een lease-onderneming is opgericht waarvan door alle grote
    autochtone softdrugshandelaren uit Amsterdam en omstreken jarenlang
    auto’s werden geleasd. In het oosten van het land opereert een
    cannabishandelaar die zijn autogarage bewust laat gebruiken door
    personen die eveneens in de hashhandel actief zijn. In de meeste
    gevallen waarin de politie het gebruik van lease-auto’s door
    misdadigers heeft geconstateerd, gebeurde dit echter buiten
    medeweten van de garagehouder.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken