• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • migratie-beleid.nl

    De website migratie-beleid.nl is een nieuw initiatief van Buro Jansen & Janssen. Hierop zullen zoveel mogelijk aan migratie gerelateerde overheidsdocumenten die óf door de overheid zelf openbaar zijn gemaakt óf via de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) óf de Wet Inlichtingen en Veiligheidsdiensten zijn verkregen, worden gepubliceerd.

    De website is een virtuele kritische onderzoeksgroep naar migratie in Nederland en Europa. In eerste instantie zal het vooral over Nederland gaan, maar uiteindelijk zal ook het migratiebeleid in de gehele Europese Unie onder de loep worden genomen. Naast overheidsdocumenten zullen analyses, publicaties en onderzoek op de website worden gepubliceerd.

    lees meer

    Grensgevangenen

    Het opsluiten van afgewezen vluchtelingen en illegalen is in Nederland onderdeel van het vreemdelingenbeleid. Vreemdelingendetentie wordt door de overheid als sluitstuk van het vreemdelingenbeleid gepresenteerd. Het repressieve beleid heeft intussen geleid
    tot 1500 cel len voor vluchtelingen en illegalen. Mensen die niets anders ondernomen hebben dan de ellende in eigen land te ontvluchten, worden maandenlang opgesloten. Het doel van dit opsluiten is officieel uitzetting naar het land van herkomst, maar meer dan de helft van de gedetineerden wordt uiteindelijk buiten de gevangenispoort op straat gezet. Illegaal (over)leven in Nederland is dan de enige optie. De muren worden hoger, maar wat men wil bereiken – de beheersing van de immigratie – lijkt niet dichterbij te komen. Een oplossing voor de migratiegronden is al helemaal uit het zicht. Om de zoveel tijd halen de vreemdelingengevangenissen het nieuws: hongerstakingen, brandstichtingen, isolatiestraffen, opstanden. Vluchtelingen en illegalen ervaren de detentie als onrechtvaardig en de behandeling als slecht; men komt in verzet. Het antwoord hierop is altijd repressief. Vreemdelingendetentie staat op gespannen voet met mensenrechten.
    Grensgevangenen Autonoom Centrum 1998

    profiel vreemdelingen in detentie: Jusititie Spasme

    Vreemdelingendetentie is een wonderlijk iets. Het wordt gepresenteerd als een bestuurlijke maatregel, alsof het acceptabel is om mensen die niets misdaan hebben op te sluiten. Het klinkt bijna klinisch, maar helaas is een bestuursrechtelijke straf vaak erger dan een strafrechtelijke. Beroepsmogelijkheden, uitgebreide rechterlijke toetsing en andere rechten van verdachten zijn in de loop der jaren meer en meer uitgehold.

    lees meer

    profiel vreemdelingen in detentie: Openbaarmaking

    De overheid doet onderzoek naar de uitvoering van haar eigen beleid. Dit onderzoek is zowel voor de beeldvorming als voor de juridische praktijk van belang. Een hoogleraar en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) zijn op de hoogte van dit ‘interne onderzoek’. Waarom brengt dan niemand de resultaten naar buiten? En waarom ontkennen de hoogleraar en het ministerie het bestaan van intern onderzoek? En waarom wordt dit onderzoek niet overhandigd aan de Tweede Kamer?

    lees meer

    profiel vreemdelingen in detentie: Leeswijzer

    De profielschetsen heten respectievelijk ‘Profielschets van vreemdelingen in bewaring, een verkennend onderzoek uit september 2009’ en ‘Een profielschets van vreemdelingen in bewaring 2010 van 1 februari 2012, definitief onderzoek’. Het verkennende onderzoek heeft betrekking op 2008. ‘Iedereen die in dit jaar als vreemdeling bij de sector DBV (Directie Bijzondere Voorzieningen, -red.) aanwezig is geweest, is meegenomen in het onderzoek. Concreet betekent dit een optelling van diegenen die aanwezig waren per 1 januari 2008, plus diegenen die in 2008 als vreemdeling zijn ingestroomd. Indien een vreemdeling meerdere keren in 2008 is ingestroomd, is gekozen om alleen de laatste instroom in de vreemdelingenbewaring mee te nemen in de selectie.’

    lees meer

    profiel vreemdelingen in detentie: onderzoek

    Interne justitiële rapportages scheppen onrustbarend beeld

    De op basis van intern justitieel onderzoek opgestelde profielschetsen over mensen in vreemdelingenbewaring, die buro Jansen & Janssen onder ogen heeft gekregen, zijn verre van volledig en vertonen veel ongerijmdheden.

    Het getuigt van een gebrek aan rechtsstatelijkheid om mensen zonder identiteits- en/of verblijfspapieren zomaar op te sluiten. Nederland heeft dan wel een Vreemdelingenwet (lees: een soort bestuurswet) maar personen wiens enige ‘vergrijp’ is dat zij niet over de juiste documenten beschikken gevangen zetten, soms voor zeer lange tijd of meerdere keren, druist in tegen de rechten van de mens.

    De mate van onrechtvaardigheid wordt nog groter als mensen die in vreemdelingenbewaring zitten worden afgeschilderd als criminelen, terwijl uit de feiten blijkt dat daar weinig van waar is. De rechtsstatelijke absurditeit hiervan bereikt ten slotte grote hoogte als onderzoek dat aangeeft dat deze vluchtelingen in bewaring gewoon nette mensen zijn, onder het tapijt wordt geschoven.

    lees meer

    Gezocht: man met baard

    Overheid moet oppassen voor stigmatisering bij terreurbestrijding

    Door Wil van der Schans
    Contrast nr 19, 8 oktober 2004
    Stigmatiserend, bruut, een nachtmerrie: de commentaren op de inval vorige week bij een Marokkaans gezin in Utrecht waren niet mis te verstaan. In de strijd tegen terrorisme spreekt het kabinet over ‘een oorlogssituatie’. Dat mag echter niet ontaarden in willekeur en discriminatie.

    lees meer

    Gezocht: man met baard

    Overheid moet oppassen voor stigmatisering bij terreurbestrijding
    Door
    Contrast nr 19

    Stigmatiserend, bruut, een nachtmerrie: de commentaren op de inval vorige week bij een Marokkaans gezin in Utrecht waren niet mis te verstaan. In de strijd tegen terrorisme spreekt het kabinet over ‘een oorlogssituatie’. Dat mag echter niet ontaarden in willekeur en discriminatie. lees meer

    Asielopvang in de regio, Van buitensluiten naar criminaliseren

    Oplossing of utopie? De opvang van asielzoekers in de regio van herkomst staat opnieuw in het middelpunt van de belangstelling. Het demissionaire kabinet Balkenende definieerde opvang in de regio als gewenste oplossing voor het asielvraagstuk.

    lees meer

    Europese asiel top in Tampere

    In oktober bespreken de Europese regeringsleiders het toekomstige Europese asielbeleid. Men wil tot bindende afspraken komen over het verder dichtmetselen van Fort Europa. Vluchtelingen moeten ver buiten Europa al worden gestopt. Wie Europa nog wel bereikt, wacht tijdelijke en flexibele regelingen zonder rechten.

    In 1985 werden in het lieflijke Luxemburgse dorpje Schengen de eerste bouwstenen gelegd voor een gezamenlijk Europees asiel- en migratiebeleid. Het Akkoord van Schengen, dat de regeringsleiders van Nederland, Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk toen afsloten, stond model voor het beleid dat de vijftien lidstaten van de Europese Unie later zouden voeren. Schengen introduceerde het begrip ‘compenserende maatregelen’. Als tegenwicht tegen het opengooien van de binnengrenzen moesten maatregelen genomen worden om te voorkomen dat Europa een lustoord werd van drugscriminelen, terroristen en illegale migranten.
    Bijna vijftien jaar later komen de Europese regeringsleiders bijeen in het kleine Finse stadje Tampere. Tijdens een speciale Europese Top over het asielbeleid, op 15 en 16 oktober, willen de regeringsleiders spijkers met koppen slaan. Het proces van afsluiting en uitsluiting, dat in de jaren tachtig begon, moet hier haar definitieve beslag krijgen.

    Gestaffelde veiligheidslinies

    Het Europese asielbeleid, zoals dat in de afgelopen jaren vorm heeft gekregen, bestaat uit een systeem van gestaffelde veiligheidslinies, zoals het in Schengendocumenten heet. Vrij vertaald komt dat erop neer dat er verdedigingslinies tegen asielzoekers en migranten zijn opgeworpen. Een eerste ring begint ver buiten Europa, waar grenswachten en migratiedeskundigen proberen te verhinderen dat vluchtelingen überhaupt de reis naar Europa kunnen ondernemen.
    De tweede linie is de buitengrens van Europa, waar een steeds verder gemilitariseerde grensbewaking moet voorkomen dat mensen ongezien binnen de muren van het Fort komen. De derde linie ligt in Europa zelf, waar mobiele grenspatrouilles, overheidsloketten, de identificatieplicht en razzia’s het net om vluchtelingen sluiten.
    Ondanks een indrukwekkende rij maatregelen en een flink opgetuigd repressie-apparaat, zijn de Europese beleidsmakers nog niet tevreden over de resultaten tot nu toe. Men vindt dat er nog steeds teveel asielzoekers en illegale migranten naar Europa komen. De aantallen moeten, koste wat het kost, omlaag. Daarnaast is er nog niet heel veel terechtgekomen van een echt geharmoniseerd Europees asielbeleid. Het gevoerde beleid is eerder een optelsom van nationaal beleid dan het resultaat van bindende Europese afspraken.
    Voor een vluchteling maakt het natuurlijk niet veel uit of die nu door de hond of de kat gebeten wordt. De praktijk van het afgelopen decennium heeft vooral een neerwaartse spiraal laten zien: uit angst een ‘aantrekkelijker’ toevluchtsoord te zijn dan de buren, doet elk land voor zich veel moeite om zo onaantrekkelijk mogelijk te zijn. In Nederland heeft zich dit vertaald in de term ‘aanzuigende werking’, waarmee het asielbeleid van elk humanitair randje is ontdaan. Onder het neoliberale motto ‘de maatschappij is niet maakbaar maar wel afbreekbaar’, wordt een zo hardvochtig mogelijk beleid gevoerd.
    Het liet zich vorig jaar nog glashelder zien in de lekkende asieltenten op de heide van Ermelo. Diverse justitiewoordvoerders lieten tussen neus en lippen doorschemeren dat men hoopte dat de CNN-beelden, die van dit Nederlandse waterballet over de wereld vlogen, asielzoekers zou afschrikken naar Nederland te komen.

    Europese asielstrategie

    Dat een gezamenlijk Europees beleid nog niet echt uit de verf komt heeft te maken met onderlinge tegenstellingen tussen de Europese lidstaten. De Zuidelijke EU-landen, die relatief weinig asielzoekers krijgen, vinden het wel best zo. De vele illegalen die er zijn houden op een goedkope manier de grijze economie draaiend. De Noordelijke landen vinden daarentegen dat ze teveel asielzoekers opvangen en pleiten daarom voor gezamenlijk beleid dat tot een evenredige spreiding van asielzoekers moet leiden. Burden sharing, wordt dat genoemd.
    Aangezien de Europese justitieministers met unanimiteit beslissen over maatregelen, kon elk land ongewenste ontwikkelingen blokkeren. Tevens waren de meeste besluiten die werden genomen, juridisch niet verbindend voor de lidstaten. Dat maakte het Europese asielbeleid de afgelopen jaren tot een opportunistisch ad hoc beleid.
    Dat gaat echter veranderen. In het Verdrag van Amsterdam, dat in mei 1999 in werking trad, is bepaald dat over vijf jaar met meerderheid van stemmen besloten kan worden. Bovendien geldt vanaf mei 1999 dat besluiten die worden genomen, verbindend zijn voor de lidstaten. Een besluit dat door de Europese Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) wordt genomen, is daarmee in een klap dwingend nationaal beleid. Besluit de JBZ-Raad, om maar eens een actueel thema te noemen, dat slachtoffers van niet-statelijke vervolging voortaan geen ‘vluchtelingen’ meer zijn, dan zijn alle Europese landen daaraan gebonden.
    De Top in Tampere moet voor de komende vijf jaar een asielstrategie vastleggen en een begin maken met bindende Europese asielwetgeving. Een aanzet voor zo’n asielstrategie gaf Oostenrijk, dat vorig jaar een voorstel schreef waarin enkele revolutionaire voorstellen stonden. Zo wilde Oostenrijk het asielverdrag van Genève aanpassen. Mensen die vluchten voor oorlogsgeweld, burgeroorlogen, militiegeweld of afscheidingsoorlogen zouden niet langer als ‘vluchteling’ volgens het asielverdrag gelden. Voor hen moeten aparte regels gelden: tijdelijke bescherming, geen toegang tot de asielprocedure, geen rechten en een zo snel mogelijke verwijdering. ‘De asielsector zou minder gebaseerd moeten worden op rechtstatelijke procedures en afdwingbare individuele rechten en meer op politieke benaderingen,’ stond in het document te lezen.
    Het Oostenrijkse strategiedocument werd in de ijskast gezet toen er een storm van kritiek losbarstte. De ideeën zijn echter nog springlevend. Nederland nam het voortouw om de belangrijkste elementen uit het Oostenrijkse plan te redden door het praktisch te vertalen naar beleidsplannen voor een aantal herkomstlanden.

    Harmonisatie

    De High Level Working Group on Asylum and Migration (HLWG), die op Nederlands initiatief werd opgezet, maakt op dit moment concrete actieplannen voor Somalië, Albanië/Kosovo, Marokko,  Afghanistan/Pakistan, Sri Lanka en Irak. Het is een poging om zonder al te veel inhoudelijke discussie vast aan de slag te kunnen gaan. Je kunt lang of kort praten over een Europese definitie van een ‘veilig land’ of een Europese verwijderingsbeleid, redeneerde men in Den Haag, maar dat schiet niet op. Dan verzand je weer in de aloude Europese tegenstellingen op dit gebied. Je kunt beter een paar concrete plannen maken voor de landen waar veel asielzoekers en illegalen vandaan komen, dan kan je tenminste aan het werk. Later kan dan nog weleens bekeken worden of de praktijkresultaten omgezet kunnen worden in officiële Europese regels. Een soort harmonisatie via de achterdeur dus.
    Waar het immers uiteindelijk om gaat, is dat Europa een gezamenlijk belang heeft bij de aanpak van vluchtelingen en migranten, schreef de Nederlandse regering in haar voorstel de HLWG te lanceren: ‘Het gaat om de beheersing van de komst naar de EU van personen die ten onrechte een beroep doen op de asielprocedures en de komst van illegale migranten. Een ongecontroleerde komst van deze categorieën personen stelt de lidstaten meer en meer voor onoverkomelijke problemen ten aanzien van: de opvang, de administratieve verwerking, de lengte van de juridische procedures, het verdwijnen van grote groepen personen in de illegaliteit de terugkeer naar hun land van herkomst. Een groot deel van de migranten en asielzoekers is voorts het slachtoffer van praktijken van mensensmokkelaars die misbruik maken van de situatie van deze personen. Het gevaar bestaat dat deze gang van zaken de opvang en legitieme bescherming van personen die, in overeenstemming met het internationale recht wel bescherming verdienen, ondermijnt.’
    In de aanpak van de HLWG komen alle elementen terug die ook in het controversiële Oostenrijkse voorstel stonden. Er is sprake van een ‘geïntegreerde, pijler overstijgende, landenspecifieke aanpak’. Dat betekent dat men op een aantal verschillende fronten tegelijk actief wil zijn.
    Het doel is om mensen te beletten te ontvluchten door betere samenwerking tussen politie-, justitie- en migratiediensten. Mensen die toch ontvluchten, moeten opgevangen worden in de regio. Mensen die toch Europa weten te bereiken, moeten zo soepel en efficiënt mogelijk teruggestuurd worden naar het land van herkomst of een regionaal opvangkamp. In ruil hiervoor rammelt Europa met de geldbuidel. Herkomstlanden die ervoor zorgen dat hun landgenoten binnen de grenzen blijven, krijgen economische samenwerking of ontwikkelingshulp toegezegd.

    Geconcentreerde aanpak

    De Top van Tampere moet deze actieplannen goedkeuren. Als dat gebeurt, betekent het dat er een geconcentreerde Europese aanpak komt van een aantal ‘lastige’ landen, die te veel asielzoekers en migranten produceren. De hoop is dat er zo in praktijk een min of meer uniform Europees beleid ontstaat ten aanzien van de belangrijkste vluchtelingenproducerende landen.
    Tegelijkertijd wordt er aan gewerkt om de boel in Europa zelf op orde te brengen. De komende jaren moet er een Europese ontheemdenregeling komen. Te voorspellen valt dat vrijwel elke vluchteling voortaan onder zo’n ontheemdenregeling valt omdat die veel minder juridische waarborgen kent dan een asielprocedure. Daarnaast willen de Europese landen een gezamenlijke definitie van vluchtelingenschap invoeren. De kans is groot dat in die definitie geen ruimte meer is voor slachtoffers van niet-statelijk geweld. Voor hen rest dan de ontheemdenregeling, of een enkele reis terug.
    Het proces van afsluiting dat vijftien jaar geleden begon, nadert zo haar einde. De Europese Unie probeert vooral in een vroeg stadium te verhinderen dat vluchtelingen Europa bereiken. Degenen die daar toch in slagen, krijgen te maken met allerlei flexibele, tijdelijke regelingen, die het asielrecht uithollen. Onder dat alles ligt de veronderstelling dat slechts weinigen ‘echt’ reden hebben om te vluchten.
    Zoals een Nederlandse topambtenaar, die het Oostenrijkse strategiedocument omhelsde, verleden jaar in het Parool zei: ‘Er zijn bijna geen politieke vluchtelingen meer. Van de honderd komen er misschien vijf voor die kwalificatie in aanmerking. Niets is meer uitgesloten. We moeten samenwerken: vingerafdrukken uitwisselen, illegalen terugsturen en Europol inschakelen.’
    Een uitspraak die betwistbaar is, zullen we maar zeggen.
    Jelle van Buuren

    De Europese veiligheid

    Naast de toekomst van het Europees asiel- en migratiebeleid staat op 15 en 16 oktober a.s. ook de politie- en justitiesamenwerking ter discussie.
    De Europese leiders zetten hoog in op een ‘Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Rechtvaardigheid’.
    Europol zou zich meer dan nu moeten richten op ‘illegale migratienetwerken’.
    Een aantal landen wil de bevoegdheden van de dienst ook
    drastisch uitbreiden. Toch nog een Europese FBI?

    Wil van der Schans

    Het Verdrag van Amsterdam markeerde een nieuwe fase in de Europese Eenwording. Voor het eerst in het bestaan van de Unie werd het asiel- en migratiebeleid en de politie- en justitiesamenwerking uitgeroepen tot officiële doelstelling van de EU. Met de afspraken van het Verdrag van Amsterdam moest men komen tot een ‘Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Rechtvaardigheid (RVVR), waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, immigratie, asiel en voorkoming en bestrijding van criminaliteit’. Het is dezelfde doelstelling waarmee het Schengenakkoord jaren geleden aan de slag ging. Open grenzen voor burgers uit de Schengenlanden, uitsluiting van immigranten uit niet-Schengenlanden.

    De Europese regeringsleiders riepen tijdens de Europese Top in Cardiff op 15 en 16 juni 1998 de Europese Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) en de Europese Commissie op om een actieplan op te stellen. Een half jaar later besloten ze dat in oktober 1999 een speciale Europese Top aan het onderwerp gewijd wordt. Deze vindt op 15 en 16 oktober a.s. plaats te Tampere in Finland.
    In het actieplan dat de Europese Commissie en de JBZ-Raad eind 1998 presenteerden, maakten de beide instanties duidelijk waar het om gaat. Het concept vrijheid moet volgens het actieplan breed worden opgevat. Het gaat niet slechts om het vrij verkeer van personen, maar ook om de vrijheid te leven in een gezagsgetrouwe omgeving waar alle autoriteiten hun uiterste best doen iedereen die de vrijheid bedreigt, te bestrijden. Vrijheid vraagt ook om de respectering van fundamentele mensenrechten, privacy en bescherming van persoonlijke gegevens.
    Het concept veiligheid betekent volgens het actieplan vergaande politie- en justitiesamenwerking tegen zware criminaliteit, waarvan het Verdrag van Amsterdam stelt dat dit bestaat uit ‘georganiseerde criminaliteit of anderszins, speciaal terrorisme, mensensmokkel en misdaden tegen kinderen, drugshandel en wapenhandel, corruptie en fraude’. Europol is de spin in het Europese politieweb.
    Het concept rechtvaardigheid wordt ingevuld met juridische samenwerking, toegang tot de rechter en burgerrechten.

    In het Verdrag van Amsterdam is een periode van vijf jaar gekozen voor de realisering van alle maatregelen die de RVVR vorm geven. In het actieplan wordt een aantal prioriteiten gesteld. Bepaalde maatregelen waaronder het zich gaan richten op operationele activiteiten, een databank op zetten (voor speciale teams) om overlap van onderzoeken te voorkomen en waar mogelijk analyses vertalen naar operationele conclusies moeten al binnen twee jaar aangenomen zijn. Zo moet Europol binnen twee jaar zijn werk meer gaan richten Daarnaast moet Europol prioriteit gaan leggen bij de strijd tegen illegale immigratienetwerken onder andere door een databank op te zetten over deze netwerken en door gezamenlijke operaties met andere opsporingsdiensten te stimuleren.
    In Tampere moet nu ‘worden getracht aan de nieuwe bepalingen inzake justitie en binnenlandse zaken een politieke en burgers aansprekende inhoud te geven’, aldus het Finse voorzitterschap in juni van dit jaar. De Nederlandse inbreng sluit nauw aan bij wat er in het RVVR is afgesproken. Ook de prioriteit richting illegale immigratienetwerken krijgt volledige Nederlandse steun.

    Ook de extra bevoegdheden, die Europol volgens het Vedrag van Amsterdam zou moeten krijgen, moeten in Tampere verder uitgewerkt worden. Volgens het Vedrag van Amsterdam moet Europol ‘operatieve’ bevoegdheden krijgen.
    Op de achtergrond speelt hierbij de discussie die al loopt sinds de eerste plannen voor een Europese politie: moet Europol nu wel of niet een dienst worden die ook zelf de straat op mag, m.a.w. executief of niet?
    Jarenlang was eigenlijk alleen Duitsland voorstander van een executieve Europese politie. Eind 1996 begon echter een omwenteling. De Europese regeringsleiders bepleitten in dramatische woorden een strijd tegen de georganiseerde misdaad, waarbij Europol ‘effectieve’ bevoegdheden zou moeten krijgen.
    Onder Nederlands voorzitterschap werd er vervolgens een actieplan tegen de georganiseerde misdaad gemaakt, waarin voor Europol een belangrijke coördinerende taak was weggelegd. Deze voorstellen, met daarin een belangrijke rol voor de samenwerking tussen politie en justitie dienden tegelijkertijd als blauwdruk voor het Verdrag van Amsterdam. Europol moest in staat gesteld worden voorbereiding, coördinatie en uitvoering van specifieke opsporingsonderzoeken van de lidstaten mogelijk te maken en te ondersteunen. Dat kunnen operationele activiteiten zijn van gezamenlijke teams waaraan Europol assistentie verleent. Europol zou lidstaten direct moeten kunnen verzoeken bepaalde opsporingsonderzoeken uit te voeren.
    De bevoegdheden schuiven hiermee al een flink stuk richting de executieve dienst die Duitsland altijd al wilde. In de aanloop naar Tampere blijkt ook Frankrijk ontevreden over het huidige Europol. Volgens de Franse minister van Justitie, Elisabeth Guigou, is er ter bestrijding van de Europese georganiseerde misdaad meer nodig dan een Europol dat gegevens uitwisselt. Begin maart pleitte zij voor de opzet van een ‘European Investigation Force’ waar Europol hooguit de basis voor zou kunnen vormen. De dienst zou een Europese FBI moeten worden met eigen onderzoeken, eigen teams en zou in alle lidstaten moeten kunnen opereren.
    Ook in Nederland lijkt de houding t.a.v. Europol te verschuiven. Oud-minister van Justitie, Winnie Sorgdrager, noemt in haar boek ‘Een verantwoordelijke minister’ een executief Europol uiteindelijk onvermijdelijk: “We zullen op den duur veel verder moeten gaan in de samenwerking. Er moet een stap worden gezet naar een echte Europese bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Waarom mag Europol geen executieve bevoegdhedeen hebben? Waarom mogen er geen Europese politieteams zijn die internationale criminele netwerken aanpakken? Duitsers die bevoegdheden hebben op Nederlands grondgebied? Dat is eigenlijk waar we bang voor zijn. Maar als we echt europees denken zullen we ook hier overheen moeten stappen.”

    Het lijkt er erg op dat er in Tampere een flinke stap in de ontwikkeling van Europol gezet zal worden. Op grond van het actieplan RVVR en de ontwikkelingen van de laatste jaren (zie kader) zal Europol meer en meer spin worden in de politiële bestrijding van illegale immigratie. Verontrustend wordt het op het moment dat Europol daarbij zelf actief de straat op kan gaan.
    Gevolg zal zijn dat asielzoekers en immigranten nog verder gecriminaliseerd worden. Nu al gaan de beleidsmakers ervan uit dat 80% van de asielzoekers Nederland binnen komen m.b.v. mensensmokkelaars. Vluchtverhalen worden vooral gebruikt om deze mensensmokkelaars te achterhalen, het vluchtverhaal zelf verdwijnt naar de achtergrond. Het is een ontwikkeling die in Tampere weer een nieuwe impuls zal krijgen.

     



    In 1995 kreeg Europol ook de bestrijding van ‘illegale immigratienetwerken’ tot taak. Met Nederland op kop zagen de EU-lidstaten in de bestrijding van mensensmokkel een mogelijkheid om immigratie te beperken. In steeds nauwere samenwerking met andere werkgroepen binnen de Derde Pijler van de Europese Unie heeft Europol zich sinds die tijd ontwikkelt tot een spin in het web van bestrijding van illegale immigratie.
    In 1996 en 1997 is er veel aandacht besteed aan de zogenaamde Balkan-route. Werden in eerste instantie Turkse netwerken geanalyseerd, later richtte men de aandacht op etnische Yoego-Albanische netwerken. In 1997 resulteerde dit tot strategische analyses over bepaalde organisaties die de Balkanroute gebruikten en in 1998 werd het project afgerond met voorstellen over hoe bepaalde netwerken aan te pakken.
    In 1997 begon Europol met een maandelijks mededelingsblad over illegale immigratienetwerken. In dit blad worden de meest recente gegevens over deze netwerken opgenomen. Een jaar later werd het blad omgezet in een electronisch mededelingenbord. Informatie over netwerken, routes en modi operandi worden op dit systeem gezet.
    In het jaarverslag over 1998 constateerde Europol dat ‘illegale immigratie in toenemende mate een activiteit van georganiseerde misdaad is, het is een groeiende bedreiging voor de lidstaten’. Er werd een nauwe samenwerking tot stand gebracht met de Schengen Task Force, die de immigratie van Irakezen via Turkije moest indammen. Europol ging een diepgravende studie verrichten naar illegale immigratienetwerken uit Noord-Irak. Daarnaast werd er dat jaar een algemeen situatieverslag gemaakt om de mate van dreiging voor de EU te bepalen en de belangrijkste trends te achterhalen, zodat politieke besluitvorming, controle en onderzoeken uitgevoerd kan worden.

    Over de grens

    Het Nederlands vreemdelingenbeleid, ingebed in het Europese, is gericht op weren en reduceren van aantallen van vluchtelingen en andere immigranten. Het is kortzichtig en gebaseerd op korte termijndenken. Er wordt in aantallen gedachten, een fictieve indeling in ‘echte’ dus ook ‘onechte’ vluchtelingen moet die quota legitimeren. Er wordt niet zorgvuldig gestudeerd op duurzame oplossingen van grondoorzaken van migratie. En het aantal vluchtelingen op wereldschaal neemt ondertussen toe.

    Nederland verzorgt dit afschrikbeleid samen met haar Schengen- en Europese Unie partners. Er wordt heel wat heen en weer geharmoniseerd om vooral niet voor elkaar onder te doen. In dit tijdperk van maatregelen tegen immigratie ziet het leven voor vluchtelingen, uitgeprocedeerden en andere ongedocumenteerden en mensen zonder verblijfsvergunning er somberder uit dan ooit. Justitie houdt in haar beleid krampachtig mythes in stand om het vreemdelingenbeleid te legitimeren, zoals die van de ‘echte’ vluchteling. Justitie maakt wat rekensommen over vluchtelingen en mikt voor het overgrote deel op rigoreuze verwijderingsmogelijkheden. Justitie beweert dat het aantal asielzoekenden afneemt sinds introductie van haar afschrik- en afschuifing-strumenten. Nederland is dan ook zo’n beetje vol met maatregelen tegen immigratie.

    Een rijtje Hollandse nieuwe.
    binnenland
    **intensiveren van het binnenlands vreemdelingentoezicht en opvoeren van quota voor op te sporen illegalen: méér politie, méér racistische en razzia-achtige controles, méér cellen, méér politie, enzovoorts;
    **het afsluiten van collectieve voorzieningen voor illegalen, door registratie in het Vreemdelingen Administratie Systeem en de Gemeentelijk Basis Administratie waarbij bestanden aan elkaar gekoppeld zijn;
    **de aanstaande invoering van de Koppelingswet, die recht op voorzieningen koppelt aan een verblijfsstatus;
    **controles op grond van de Wet op de Identificatieplicht (WID);
    **aanmeldcentra ter selectie en afschrikking van vluchtelingen;
    **terug-, en overnameovereenkom-sten met landen van herkomst, het tot veilig verklaren van voor vluchtelingen onveilige landen, de wet veilige derde landen, het leggen van claims op vluchtelingen die uit één van de andere Schengenlanden komen, en vluchtelingen volgens Schengen-afspraak te deporteren naar buiten het Schengen gebied;
    **het experimenteren met afhande-ling als ‘kansloos’ betitelde asielzaken in een overlegmodel tussen justitie en rechtshulpverleners; beslissingen vallen buiten de rechter om, dit spaart Justitie tijd en geld uit;
    **het dumpen van en verdere opvang ontzeggen aan afgewezen vluchtelingen die hun procedure afwachten in ROA-woningen. Ook uit Aanmeldcentra worden kanslozen op straat gedumpt.

    grensgebied
    **intensiveren van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen, de vliegende marechaussee-brigades aan de oost- en zuidgrenzen van Nederland, méér marechaussee voor méér grenskon-trole. Prioriteit is het onderscheppen van vluchtelingen. De statistieken van het MTV laten hoge cijfers zien van teruggestuurde buitenlandse mensen.
    Terwijl er voor Schengen-burgers en andere ingezetenen van de Europese Unie, én voor de handel open grenzen zijn, zijn ze afgesloten voor immigranten.
    Binnen dit MTV zijn afspraken ‘over de grens’ met politie van buurlanden.

    buiten Schengen/EU
    **door het afsluiten van grenzen ontstaan vluchtelingenkampen aan de buitengrenzen van Europa. Verzamelplekken van mensen wier vluchtpogingen gestrand zijn, die niet terug kunnen en die tussen wal en schip vallen. Van daaruit hopeloze nieuwe vluchtpogingen, mensen trachten zee en rivier te trotseren waarbij niet geringe aantallen zijn verdronken.

    landen van herkomst
    **de lange arm van de marechaussee die controles uitoefent bij vliegtuigen bij in- en uitstappen;
    **kopieverplichting en bij verzaken daarvan sankties voor vliegtuigmaat-schappijen;
    **aanmeldcentra aan de oost- en zuidgrenzen van Nederland en binnenkort een derde op Schiphol, alwaar de vooruitgeschoven justitiepost in feite het aanmeldcentrummodel uitvoert.

    **enzovoorts, de maatregelen worden in hoog tempo op elkaar gestapeld.

    Het gevangennemen en uitzetten van mensen zonder verblijfsvergunning is dan ‘het sluitstuk van het vreemdelingenbeleid’. Aan het begin en aan het eind kun je in detentie verdwijnen.
    Bij start van de asielprocedure kan een vluchteling de toegang tot Nederland worden geweigerd. Tot voor kort verdween deze dan in het ‘grenshospitium’, gevangenschap in afwachting van een beschikking. Deze maatregel is tijdelijk uitgeschakeld, het ‘grenshospitium’ fungeert nu als Huis van Bewaring voor illegalen.
    Op het einde van de rit kun je als afgewezen vluchteling of illegaal in vreemdelingenbewaring worden gezet voor uitzetting.
    Nederland wordt zo’n beetje volgebouwd met grote gevangenissen voor vluchtelingen en illegalen. Het jongste experiment op dit gebied wordt het verwijderingskamp Ter Apel. Daar worden vluchtelingen die tot op heden zoals dat hoort vrij rondlopen, straks domweg gedetineerd. Ook het bij het Huis van Bewaring gevoegde AZC heeft een karakter van extra beveiliging, etmaals-registratie en intensievere controle door meer formatieplaatsen.

    Gevangenissen zijn instrumenten ter afschrikking van immigraten. Vreem-delingenbewaring kan tegenwoordig in tegenstelling tot een tijd terug, meer dan een half jaar duren. De juridische basis ervoor, artikel 26 Vreemdelingenwet, schrijft evenals het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, voor, dat er zicht zou moeten zijn op spoedige uitzetting. Tenslotte is vrijheidsberoving een uiterst zwaar middel. Bovendien zitten mensen geïsoleerd van de samenleving en rechteloos opgesloten.
    Ook hoor je steeds meer het begrip ‘openbare orde’ als basis voor gevangenschap. Dan wordt een kansloos geachte vluchteling die bv. geen papieren heeft als potentiële onderduiker gezien en dus in bewaring gezet, een suggestieve beschuldiging.
    Dat het aantal asielverzoeken verminderd is, zegt in de aard der zaak niets over het aantal hierheen gevluchte immigranten. Velen zullen namelijk buiten de procedures omgaan, wetend dat zij geen eerlijke asielkans krijgen en hun eigen vonnis tekenen als zij officieel asiel aanvragen. Dit betekent een toename van het aantal geïllegaliseerden. Vluchtelingen worden illegaal gemaakt, op straat of stations gedumpt en verdwijnen in het niets, maar zijn hier wél en moeten zien te overleven. Sommigen kloppen bij ons soort organisaties aan, velen doen een beroep op hun landgenoten hier. Vele geïllegaliseerden blijven ‘onzichtbaar’ terwijl de statistieken hen als ‘uitgezet’ aanmerken.

    De toekomst zal laten zien dat gedwongen migratie zich niet kan laten vangen in beheersingsnetten. Vele immigranten zullen buiten die vangnetten om proberen hier te komen en zullen daar veel voor over hebben zolang tegenstellingen in de herkomstlanden niet zijn opgelost.
    Het is absurde onverantwoorde struisvogelpolitiek om als rijk Westers land te gaan staan juichen over het verminderde aantal asielverzoeken, terwijl de aantallen vluchtelingen en vluchtmotieven in de wereld toenemen.

    Rammelen aan de poort

    Een week na de Europese Top in Amsterdam reden opnieuw zwarte limousines de binnenplaats van de Nederlandsche Bank op. Met aanzienlijk minder decorum werden de regeringsleiders van de aspirant-lidstaten van de Europese Unie – Letland, Litouwen, Estland, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Slovenië – door premier Kok ontvangen om op de hoogte gebracht te worden van de uitkomsten van de Top.

    Voor hen geen vijfduizend politieagenten, die in licht euforische staat na de hallucinerende ervaring van de Capital of criminalisation inmiddels het saaie politiewerk in de provincies weer ter hand hadden genomen.

    Nieuwe lidstaten

    De herziening van het Verdrag van Maastricht stond grotendeels in het teken van de uitbreiding van de Europese Unie met de landen uit Midden- en Oost-Europa. De aspirantleden – de zogenaamde ‘geassocieerde landen’ – worden klaargestoomd voor hun toetreding. De geassocieerde landen moeten de uitgebreide Brusselse regelgeving op het gebied van de Interne Markt overnemen willen ze zich lidstaat van de Europese Unie mogen noemen.
    Minder bekend is dat de geassocieerde landen ook examen wordt afgenomen op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken, waaronder het asiel- en migratiebeleid. Die onbekendheid is vooral het gevolg van de geheimzinnigheid waarvan het Europese Justitie- en politiebeleid zwanger gaat. De twee belangrijkste structuren waarbinnen dit beleid haar beslag krijgt, Schengen en de zogenaamde ‘Derde Pijler van Maastricht’ die bestierd wordt door de Europese Raad van Justitie en Binnenlandse zaken (de JBZ-Raad), opereren in een democratisch en juridisch niemandsland.
    Noch het Europees Parlement, noch een nationaal parlement, noch een nationale of Europese rechter kan effectief invloed of controle uitoefenen op het beleid. Gecombineerd met een welhaast pathologische zucht naar geheimhouding maakt het de organen tot de ideale speelplaats voor ambtenaren en politici die niet gediend zijn van een te grote betrokkenheid van de burger bij Europa. In het Nederlands Juristenblad, spreekbuis voor de kritisch ingestelde juristen en hoogleraren die Nederland rijk is, werd de JBZ-Raad onlangs nog vergeleken met een Politbureau.

    De Russen komen!

    De preoccupatie van de Europese Lidstaten met de migratiepolitiek van hun Oosterburen dateert van de omwentelingen in het Oostblok. Terwijl de gemiddelde West-Europese televisie-kijker vertederd de onafzienbare stoet Trabantjes aanschouwde die optrok naar de Berlijnse toonzalen van welvaart en luxe, heerste in de besloten kamers waar de Schengen-onderhandelaars bij elkaar kwamen een geheel andere stemming.
    De ambtenaren hadden net vijf jaar taaie onderhandelingen achter de rug over de uitwerking van het Akkoord van Schengen dat in 1985 het licht zag. In dat Akkoord was overeengekomen de binnengrenzen van de Schengen-staten op te heffen om één ruimte te creëren waarin kapitaal, goederen, diensten en personen zich vrij kunnen bewegen.
    In de loop van de onderhandelingen was de nadruk komen te liggen op de zogenaamde ‘compensatoire maatregelen’ die nodig werden geacht “tot bescherming van de veiligheid en tot verhindering van de illegale immigratie”, zoals artikel 17 van Schengen stelt. Net nu de onderhandelaars dachten met een uitgelezen pakket van visa-verplichtingen, verscherpt vreemdelingentoezicht, verscherpte buitengrenscontroles en een ingeperkt asielrecht hun werk te hebben volbracht, trok de stoet vrolijk pruttelende Trabantjes een lelijke streep door de rekening.
    De Schengen-staten zagen zich plotsklaps geconfronteerd met een onbeschermde Oost-grens, waar tot voor kort gestaalde VOPO’s elke illusie over vlucht dan wel migratie naar het Westen vakkundig om zeep hielpen. Niet alleen 20 miljoen (arme) DDR-burgers betraden zo onverwacht het Schengen-rijk. In hun kielzog werden Hongaren, Roemenen en Joegoslaven verwacht die via de DDR hun weg naar het Westen zouden vinden.
    Maar vooral de dreigende komst van de Russen baarde zorgen. Nu eens niet in de vorm van tot op de tanden toe bewapende eenheden van het Rode Volksleger, maar in de vorm van straatarme sloebers die eindelijk hun land konden verlaten – iets waar de Westerse landen ironisch genoeg decennialang op hadden gehamerd. Volgens de meer zwartgallige scenario’s stonden maar liefst tien miljoen Russen op het punt de koffers te pakken voor een enkele reis Europa.

    Nieuwe Muur

    De drastisch hertekende kaart van Europa bezorgt sindsdien een groot aantal justitiële werkgroepen kopzorgen. De fluwelen revoluties van de Oost-Europese burgerij leidden een periode van grote instabiliteit in. Een merkwaardig amalgaam van kersverse politieke partijen, Westerse bedrijven, speculanten, maffia en nationalistische afscheidingsbewegingen vulden het machtsvacuüm dat de communistische heersers achter lieten.
    De geforceerde invoering van de vrije markteconomie en de uit de Derde Wereld befaamde shock-therapieën op receptuur van internationale financiële instellingen leiden tot armoede, werkloosheid en algehele onzekerheid. De exodus van Albanezen naar Italië en de burgeroorlog in het voormalig Joegoslavië onderstreepten de instabiliteit van het nieuwe Europa.
    De Europese Lidstaten reageerden in eerste instantie met het dichttimmeren van de grenzen. De Oder-Neisse-rivier tussen Polen en Duitsland staat symbool voor de nieuwe scheiding die door Europa is getrokken. Wachttijden van vier uur (personenwagens) tot twintig uur (vrachtwagens) horen tot de dagelijkse routine aan de grenspost Frankfurt aan de Oder. Daar ook vindt een dagelijks kat-en-muis spel plaats tussen illegale grensoverschrijders en de Bundes Grenzschutz, die met high-tech warmte-camera’s, helikopters, patrouilleboten, honden en mobiele patrouilles de grenzen bewaakt.
    De feitelijke muren van fort Europa werden voorzien van een stevige juridische fundering. In 1992 besloten de EG-ministers van Justitie tot de invoering van het principe van ‘veilige landen’ en ‘veilige derde landen’. Asielzoekers die uit een in Europese ogen ‘veilig land’ komen, of tijdens de vlucht een ‘veilig derde land’ hebben aangedaan, worden niet langer tot de asielprocedure toegelaten. Op deze lijst van veilige landen werden onmiddellijk de Midden- en Oost-Europese landen gezet.
    De mogelijkheid om asiel aan te vragen in West-Europa was daarmee in één keer afgesloten. Belangrijker nog was dat zo ook de asielzoekers die via Oost-Europa het Westen probeerden te bereiken linea recta teruggestuurd konden worden. Ze reizen immers via een ‘veilig land’, dus moeten daar maar asiel zoeken. Op die manier is een ‘cordon sanitaire’ gecreëerd, waarin de Midden- en Oost-Europese landen fungeren als bufferstaten tegen migratie naar West-Europa.

    Buitengrenzen

    Als de landen van Midden- en Oost-Europa eenmaal tot de Europese Unie toetreden, worden ze van bufferstaat tot buitengrens van Europa. Die gedachte bezorgde menig immigratie-ambtenaar kippevel. Wordt die buitengrens dan wel afdoende bewaakt, vroeg men zich bezorgd af. In december 1994 besloten de Europese regeringsleiders dan ook dat er een ‘gestructureerde dialoog’ moest plaatsvinden over de migratiepolitiek. De gepensioneerde Engelse ambtenaar Anthony Langdon, gepokt en gemazeld in de geheime ambtelijke netwerken waarin sinds de jaren tachtig aan het Europees asielbeleid wordt gewerkt, werd op pad gestuurd om eens te kijken hoe het stond met de migratiepolitiek in de geassocieerde landen.
    De Europese Unie en de geassocieerde landen, concludeerde Langdon ruim een jaar later, hebben “een onmiddellijk en gedeeld belang om het hoofd te bieden aan de druk van illegale immigratie en zware criminaliteit die de kop heeft opgestoken als een onwelkom gevolg van de vrijheden van het democratisch transformatieproces.” (4660/96, Confidential CK4 5, Brussel 30 januari 1996).
    Langdon stelde voor om de geassocieerde landen examen af te nemen. De landen moeten bewijzen “dat ze hun externe grenzen kunnen reguleren tegen de druk van ongewenste migratie en illegaal verkeer.” Als schot voor de boeg voegde Langdon er aan toe dat de prioriteit moet liggen bij de bestrijding van illegale immigratienetwerken omdat “acties tegen illegale migratienetwerken zowel strijd zijn tegen illegale immigratie, als tegen zware criminaliteit.”
    De landenrapporten die Langdon aanbeval worden opgesteld in het zogenaamde clearing house CIREFI (Centrum voor Informatie, Beraad en Gegevensuitwisseling inzake Grensbewaking en Immigratie). Dit clearing house behoort tot één van de meer geheimzinnige organen van de Derde Pijler van Maastricht. Hoewel de CIREFI-documenten vertrouwelijk zijn, en in de woorden van toenmalig staatssecretaris Kosto “niet aan journalisten mogen worden gegeven of anderszins openbaar worden gemaakt”, valt er in Nederland met enige creativiteit en doorzettingsvermogen nog wel eens de hand op te leggen.

    Inventarisatie

    In het rapport (5335/3/96 REV 3 LIMITE CIREFI 8, Brussel 26 april 1996) dat het CIREFI samenstelde wordt “een uiteenzetting gegeven over de stand van zaken op immigratiegebied in elk van de geassocieerde landen; hierbij wordt met name verwezen naar de maatregelen die genomen zijn om de uitwassen van het verschijnsel te bestrijden.”
    Van het CIREFI kregen de aspirantleden een uitgebreid vragenformulier voor de neus gelegd. Met vragen als: “is het smokkelen van vreemdelingen strafbaar?”, “mag er gebruik worden gemaakt van kroongetuigen?”, “zijn werkgevers van illegalen verplicht de uitzettingskosten voor hun rekening te nemen?”, “mogen telefoons worden afgeluisterd ter bestrijding van mensensmokkel?”, “zijn er centrale uitzettingsinstanties?” en “zijn er gespecialiseerde diensten voor document-fraude?” Na bestudering van de antwoorden concludeert het CIREFI dat de oprichting van “gespecialiseerde structuren voor de bestrijding van illegale immigratie” van “fundamenteel belang” is en “een absolute noodzaak.”
    De Midden- en Oost-Europese landen willen volgens hetzelfde rapport vooral zo snel mogelijk toegang tot de databases van de Europese Unie. Dat betekent onder andere “het betrekken van de geassocieerde landen bij het functioneren en de gedetailleerde updating van Europol.” Saillant detail is dat de technische en financiële assistentie die de aspirant-leden wordt geboden bij het op orde brengen van hun immigratiepolitiek, wordt bekostigd uit het zogenaamde PHARE-programma, oorspronkelijk in het leven geroepen om de Oost- en Midden-Europese landen te helpen bij de opbouw van democratische instituties. De bestrijding van immigratie valt daar blijkbaar ook onder.

    Binnenlandse veiligheid

    Voor Duitsland gaat het allemaal nog niet snel genoeg. Begin dit jaar deed de Duitse CIREFI-delegatie het voorstel om een gezamenlijk clearing house van de Europese Unie en de geassocieerde landen op te zetten “voor het vergaren en evalueren van informatie en als strategisch orgaan waarin de krachtlijnen van een effectief bestrijdingsbeleid periodiek besproken en onderling afgestemd worden.” (5344/1/97 REV 1 LIMITE CIREFI 4, Brussel 20 januari 1997). Immers: “Voor haar eigen veiligheid heeft de EU een systeem nodig dat regelmatig tenminste ook de Midden- en Oost-Europese landen omvat als voornaamste landen van herkomst en doorreis van migranten.”
    Er is echter één klein probleempje met het CIREFI: het ontbreekt aan analysecapaciteit. Maar gelukkig is daar altijd nog Europol: “Vóór alles is het belangrijk inzicht te krijgen in de criminele activiteiten van de in Europa grensoverschrijdend opererende bendes mensensmokkelaars, die meestal de illegale immigratie het eerst op gang brengen en waarvan de eliminatie dan ook tot een drastische indijking van de illegale immigratie belooft te leiden. Als een specifiek Europees instrument dringt Europol zich op.”
    Naast de oorlogszuchtige taal is het opmerkelijk hoe de relatie wordt gelegd tussen illegale migratie en mensensmokkel: eerst zijn er criminele bendes, dan ontstaat illegale immigratie. Terwijl een beetje migratie-deskundige de relatie precies omgekeerd legt: door het restrictieve asielbeleid en de strenge grenscontrole zit er voor vluchtelingen niet veel anders op dan gebruik te maken van de diensten van de illegale reisbemiddelaars. Dat deze in dit gat in de markt springen is niets anders dan een enigszins onorthodoxe invulling van het vrije ondernemerschap. Maar dat soort nuances zijn niet besteed aan de bouwers van het Europa van de binnenlandse veiligheid, zoals de Europese leiders het tegenwoordig graag noemen. Dat er taken worden vergund aan Europol, waarvan het Verdrag nog door geen enkel parlement is geratificeerd, is ook slechts een ondergeschikt detail in het licht van de enorme bedreigingen die de Europese lidstaten ontwaren.
    Het wekt dan ook nauwelijks verbazing dat er géén check- list bestaat op het gebied van de rechtsbescherming van asielzoekers in de aspirant-lidstaten. Zijn er voldoende opvangcentra? Zijn de tolken goed opgeleid? Is er genoeg rechtshulp? Die vragen worden niet eens meer gesteld.

    Schone stoep

    Het Europees Parlement, dat een zekere reputatie begint te krijgen als hoedster van de meer liberale en humanitaire tradities van Europa, laat in een rapport geen spaan heel van het beleid van de Europese regeringen. “Vervolging en discriminatie, nationaliteitsconflicten, oorlogen en burgeroorlogen, de vernietiging van levensvoorwaarden door de milieuvernietiging en de stijgende armoede in Midden- en Oost-Europese landen en de voormalige Sovjet-Unie zijn hoofdoorzaken van de vlucht en de emigratie van de bevolking” stelt het Europees Parlement nuchter vast. Het beleid van de Europese Unie wordt betiteld als “noch in overeenstemming met de internationale politieke normen inzake de bescherming van vluchtelingen noch met het beginsel van vrij personenverkeer waarop reeds tientallen jaren bij Oost-Europa werd aangedrongen.”
    Maar helaas. Het Europees Parlement heeft geen enkele bevoegdheid op de beleidsterreinen van Justitie en Binnenlandse Zaken.
    Als de aspirant-leden slagen voor hun migratie-examen verschuiven de buitengrenzen van Europa weer een stukje oostwaarts. De nieuwe Lidstaten nemen dan de “hoge Schengen-standaard op het gebied van migratie- en criminaliteitsbestrijding” over, zoals de Duitse regering het tevreden in haar jaarverslag over Schengen noemt. De oplossing van het vluchtelingenvraagstuk is daarmee weliswaar geen stap verder gekomen, maar het Europese stoepje blinkt schoon. En de inwoners van de nieuwe lidstaten, zijn die dan vrij om te gaan en te staan waar ze maar willen in de Europese Unie? Welnee. In de nota ‘Uitbreiding van de Europese Unie’ draait de Nederlandse regering die hoop de nek om. “Teneinde migratie uit de Midden- en Oost-Europese landen te vermijden, zal het vrije verkeer van werknemers aan aanzienlijke beperkingen onderhevig zijn”, schrijft de regering.
    Maar over het vrije verkeer van personen gaat het dan ook al lang niet meer in de Europese Unie.
    Jelle van Buuren

    Afschrikken en afschuiven

    In maart 1994 liet toenmalig minister-president Lubbers een filosofietje los op het asielbeleid. “Het is goed dat de wereld Somaliërs opvangt, maar waarom in het natte Zuilen-West? (wijk in Utrecht, red.). Dat kan toch beter in Saoedi-Arabië of Jemen. Daar hebben ze bijvoorbeeld dezelfde godsdienst.”
    Het was geen oprisping van de premier, die op dat moment – zoals we inmiddels weten – zijn taak steeds zwaarmoediger opvatte en de onmiskenbare verschijnselen van burn-out vertoonde. Lubbers vatte juist in een notedop de kern van het asielbeleid samen zoals dat sinds de jaren tachtig door de Europese landen wordt gevoerd: het opwerpen van alle denkbare drempels om Europa zoveel mogelijk te vrijwaren van migranten, vluchtelingen en ontheemden.
    In de brochure ‘Afschrikken en afschuiven’ wordt de totstandkoming van dat Europese asielbeleid gereconstrueerd. Vanaf de eerste aanzetten midden jaren tachtig in het Accoord van Schengen, tot aan de herziening van het Verdrag van Maastricht. Een beleid dat niet alleen steeds restrictiever van aard werd, maar ook steeds meer tot stand kwam in organen waarop nauwelijks enige juridische of politieke controle mogelijk is. De architecten van Fort Europa smeedden hun plannen in de beslotenheid van ambtelijke werkgroepen en diplomatieke achterkamertjes.
    In de brochure wordt beschreven hoe het beleid tot stand komt binnen een paradoxale dynamiek. De Europese lidstaten werken enerzijds samen op asielgebied, maar waken tegelijkertijd zorgvuldig over hun nationale belangen. Hierdoor heeft het Europese asielbeleid een hoog opportunistisch karakter. Vallen de belangen samen, dan wordt er gezamenlijk beleid gemaakt, zo niet, dan wordt er tussen kleinere groepen lidstaten samengewerkt, of probeert men het op eigen houtje. Hierdoor is een neerwaartse spiraal in gang gezet, waarin de lidstaten elkaar beconcurreren om de status van ‘het minst aantrekkelijk asielland.’
    Ook wordt in de brochure naar de toekomst gekeken. Een lang gekoesterde wens van de Europese landen is om de asielprocedures te verplaatsen naar de landen of regio’s van herkomst. Sluipenderwijze worden beslissingen genomen en voldongen feiten gecreëerd die dit scenario werkelijkheid kunnen laten worden.

    De brochure is te bestellen door fl. 15,- (incl. porto) over te maken op gironummer 7625767 tnv. St. Eurowatch te Leiden, ovv. ‘dossier IGC97’.

    Het verdrag van Amsterdam

    Met veel gezucht en gesteun is de top van Amsterdam geëindigd in een nieuw Verdrag voor de Europese Unie. Een verdrag dat door de pers als mager werd bestempeld. Vooral omdat zaken als de uitbreiding van de EU en voorzieningen als het aantal commissarissen per land in de Europese Commissie niet zijn geregeld. Toch zal het verdrag in de komende vijf jaar veel veranderen in de Europese Unie, vooral op het gebied van asiel, immigratie en politiesamenwerking. De opname van het Schengenaccoord en de verplaatsing van het asielbeleid naar de Eerste Pijler zijn de belangrijkste veranderingen.

    Het Verdrag van Amsterdam regelt zowel structureel als inhoudelijk een aantal belangrijke zaken op het terrein van asiel en immigratie. Belangrijke structurele wijziging is de overplaatsing van het asiel- en immigratiebeleid van de Derde Pijler (waar beslissingen alleen unaniem genomen worden) naar de Eerste Pijler (gemeenschappelijk beleid). Ook is opgenomen dat het Schengenaccoord wordt opgenomen in alle lidstaten van de Europese Unie. Inhoudelijk gezien wordt niet al te veel vastgelegd, maar ligt de nadruk op het afsluiten van de buitengrenzen en een gezamenlijk uitzettingsbeleid.

    Van Derde naar Eerste Pijler

    In de vorige nieuwsbrief (nr. 12) staat uitgebreid beschreven binnen welke structuur het asielbeleid tot nu toe werd vormgegeven. Wat door de verschillende landen vooral als een probleem werd gezien was de lange duur van de besluitvorming. Gemeenschappelijk beleid kreeg pas vorm als er een Verdrag uit de onderhandelingen rolde (bijvoorbeeld het Verdrag van Dublin), dat gepaard ging met langdurige ratificatieprocedures.

    Het overbrengen van dit beleid naar de Eerste Pijler maakt het beleid maar deels ‘gemeenschappelijk’. In de Eerste Pijler is in principe de Europese Commissie hoofdverantwoordelijke (er komt dus ook een aparte Commissaris voor asielbeleid) en het Europarlement heeft medebeslissingsrecht. Voor het asiel- en immigratiebeleid worden de zaken echter anders geregeld. De eerste vijf jaar blijft de Raad van Ministers verantwoordelijk en deze moet het unaniem eens zijn over de maatregelen. Het Europarlement krijgt geen medebeslissingrecht, het wordt in asiel- en immigratiezaken slechts geconsulteerd. Op termijn heeft deze structuurwijziging twee belangrijke consequenties: verdere harmonisering van het beleid en het sneller kunnen invoeren van gemeenschappelijke maatregelen. Door het buiten spel zetten van het Europarlement wordt de democratische controle er geen haar beter op.

    Schengen

    De andere grote structurele wijziging betreft de opname van het Schengenaccoord in alle lidstaten van de Europese Unie. Enige uitzondering vormen Ierland, Engeland en Denemarken, wiens rollen in aparte protocollen zijn geregeld. Het Schengenaccoord is niet alleen ondemocratisch, het heeft ook geleid tot een neerwaartse spiraal in het asiel- en immigratiebeleid. De besluitvorming is (en blijft) geheim.
    De opname van de Schengenstructuur in de Europese Unie zal nog de nodige creativiteit vergen. Om te beginnen is er het probleem van het Schengenlidmaatschap van Noorwegen en IJsland, die geen lid zijn van de EU. Op de één of andere manier zullen zij betrokken moeten blijven bij de besluitvorming. Voor Engeland en Ierland geldt juist precies het omgekeerde. Zij zijn wel lid van de EU, maar willen geen deel uitmaken van de Schengenstructuur. Overigens houden ze een optie om Schengenmaatregelen wel over te nemen. De Raad van Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie neemt de plaats in van het Uitvoerend Comit‚ van Schengen. Bij vergaderingen wordt het daar een kwestie van aan- en afschuiven, zeker omdat het Verdrag ook de optie openlaat om met een aantal verdragspartners weer een voorsprong te nemen op de rest.

    De Schengenwerksfeer en daarmee ook de geheime besluitvorming worden de komende 5 jaar langzaam geïntegreerd in de instituties van de EU. Hoe is nog erg onduidelijk en ligt vrij open. Zo stelt de Raad van Ministers “met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast op welke wijze het Schengen-Secretariaat in het Secretariaat-Generaal van de Raad wordt opgenomen”. Daarnaast gaat diezelfde Raad bekijken, ook met eenparigheid van stemmen, wat de rechtsgrondslag is voor elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenaccoord vormen. Voor nieuwe leden van de EU wordt het Schengenaccoord verplichte kost. Uitzonderingsposities, zoals die door Engeland, Ierland en Denemarken zijn bedongen, worden niet meer toegestaan.

    Inhoud van het beleid

    Inhoudelijk is het Verdrag van Amsterdam een vervolg op het beleid van de afgelopen jaren. Er ligt een sterke nadruk op het verder afsluiten van de buitengrenzen. In de tekst wordt benadrukt dat minimaal het Schengenveiligheidsnivo bereikt moet worden.
    Daarnaast wordt er doorgegaan met een gemeenschappelijk Europees visumbeleid, waarbij aandacht voor de uitwerking via uniforme visumdocumenten.
    Belangrijk voor het asielbeleid wordt de bepaling voor eenduidige normen voor toekenning van de vluchtelingenstatus. Volgens de Verdragstekst betreft het hier ‘minimumnormen’, in praktijk zal het gaan om een gemeenschappelijk beleid.
    Wat betreft immigratie ligt de nadruk op bestrijding van illegale immigratie en illegaal verblijf. De uitwerking van het beleid wordt niet in detail weergegeven, maar zal zeker gaan richting vereuropeaniseren van zaken als Koppelingswet en Mobiel Toezicht Vreemdelingen.

    Laatste belangrijke inhoudelijke wijziging van het asielbeleid is de uitsluiting van EU-onderdanen van asiel in een ander EU-land. Dit artikel is op aandringen van Spanje opgenomen. Tot nu toe kreeg bijvoorbeeld een aantal van ETA-lidmaatschap verdachte Basken nog wel asiel in België. Dit land heeft overigens als enige een voorbehoud getoond bij dit ‘Spaanse’ artikel.

    Politie- en Justitie

    Voor het asiel- en immigratiebeleid is het ook van belang een kleine blik te werpen op het politie- en Justitiebeleid. Het asiel- en immigratiebeleid is de laatste jaren immers steeds meer uitgedrukt in termen van repressie en opsporing. De toenemende aandacht voor mensensmokkel is daar een duidelijk voorbeeld van.
    Politie- en Justitiebeleid blijven ook in het Verdrag van Amsterdam onderdeel van de zogenaamde Derde Pijler, aan de structuur verandert er dus niets. Inhoudelijk wel, iets dat al naar voren kwam in de persconferenties tijdens de top, waarin het Verdrag van Amsterdam alvast de titel ‘beschermer van de burger’ meekreeg.
    Belangrijkste verandering is de uitbreiding van het mandaat van Europol. Dit heeft tevens gevolgen voor het asielbeleid, omdat één van Europol’s belangrijkste taken de bestrijding van mensensmokkel is. Europol krijgt een operationele taak in de coordinatie van de gezamenlijke Europese politieteams en zal ‘verzoeken’ kunnen richten aan landelijke opsporingsteams. Lidstaten kunnen zo’n verzoek moeilijk weigeren. Tevens is afgesproken dat ook andere opsporingsdiensten nauwer gaan samenwerken met betrekking tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.

    Rechterlijke controle

    Voor het Hof van Justitie blijft een marginale rol weggelegd in het Europa van de burger. Zowel in asiel-, immigratie-, politie als Justitiezaken is het Hof van Justitie in geen geval bevoegd met betrekking tot de handhaving van de openbare orde of de bescherming van de binnenlandse veiligheid. In andere gevallen kan he

    Tweede Kamervragen over PKK

    Vragenuur

    Vragen van het lid Dittrich aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de vermeende training van tieners in Nederland door de PKK.

    De heer Dittrich (D66)
    Mevrouw de voorzitter! De Koerdische arbeiderspartij PKK die in Turkije een gewapend conflict uitvecht met de Turkse overheid, zou jonge mensen – tieners nog – in Nederland en België in trainingskampen opleiden tot guerrilla, tot strijder voor de PKK. Deze informatie is afkomstig van de Duitse politiecommissaris Claus Schmidt uit Hannover. Hij zegt over aanwijzingen te beschikken dat de tieners – een meisje van 15 en twee jongens van 17 – uit Duitsland naar Nederland zijn gebracht. Zij worden sinds september in Duitsland vermist en zij zouden hier in Nederland in een trainingskamp worden klaargestoomd voor de strijd tegen Turkije, tegen de uitdrukkelijke wil van hun ouders in. De ouders durven geen aangifte van hun vermissing te doen uit angst voor gewelddadige represailles van de PKK.

    lees meer

    << oudere artikelen