• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage I – 6.3 Gesprekken tijdens de verhoren

    6.3 Gesprekken tijdens de verhoren

    Tijdens de openbare verhoren heeft de commissie nog negen
    gesprekken gevoerd. Vijf van de negen gesprekspartners waren naar
    aanleiding van de verhoren aan de oorspronkelijke lijst van
    getuigen toegevoegd. Daarnaast heeft de commissie nog met drie
    getuigen gesprekken gevoerd, alvorens deze voor de tweede keer in
    het openbaar te horen.

    Een van die gesprekken verdient bijzondere aandacht. Mr J.C.J.G.
    Barkman-Kuitert, landelijk CRI-officier, had de commissie te kennen
    gegeven dat zij wegens persoonlijke omstandigheden niet in het
    openbaar wilde worden verhoord. Omdat de commissie er weinig voor
    voelde een besloten verhoor af te nemen, werd het volgende
    overeengekomen. Barkman-Kuitert zou een gesprek met de commissie
    hebben. Op basis van (het stenografisch verslag van) dit gesprek
    zou zij een ambtsedig proces-verbaal opmaken en aan de commissie
    doen toekomen. Dit proces-verbaal wordt openbaar gemaakt.
    Noot Met elf getuigen heeft de commissie geen gesprek
    gevoerd. In al deze gevallen achtte de commissie het niet strikt
    noodzakelijk ter voorbereiding van het verhoor een gesprek te
    houden en de betrokken getuigen hadden daar evenmin behoefte aan.
    In n geval moest de commissie afzien van zowel een gesprek als een
    openbaar verhoor. Het betrof C.H.J. de Jongh, werkzaam bij de
    Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, die wegens ziekte niet
    in staat was voor de commissie te verschijnen. Als alternatief
    besloot de commissie de heer De Jongh schriftelijke vragen te
    stellen. De heer De Jongh is echter niet in staat gebleken deze
    vragen te
    beantwoorden.
    Ook A.W.P. Augusteijn, chef van de criminele inlichtingendienst van
    het kernteam Randstad Noord en Midden, bleek om gezondheidsredenen
    niet in staat in het openbaar voor de commissie te verschijnen. Met
    hem heeft de commissie wel een gesprek gevoerd. W.J. ten Brinks,
    CID-rechercheur, kon tevens vanwege gezondheidsredenen niet voor de
    commissie verschijnen. Voorts heeft de commissie geprobeerd in
    contact te treden met A. Maske, de Duitse informant van de
    Douanerecherche Haarlem en chauffeur voor het interregionaal
    rechercheteam Noord-Holland/Utrecht en verschillende regionale
    inlichtingendiensten. In een gesprek met zijn advocaat bleek dat
    Maske niet bereid was een verklaring voor de commissie af te
    leggen. Naast gesprekken heeft de commissie ook ter voorbereiding
    van verhoren andere activiteiten ontplooid. Zo werd ter
    voorbereiding van het verhoren van Blok en mr C.V. van der Voort,
    officier van justitie te Den Haag, door T. Driessen, teamleider van
    het kernteam Haaglanden/Hollands Midden, een presentatie over het
    COPA -onderzoek verzorgd.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken