• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – Coral Sea

    Coral Sea

    HR 26 april 1994, NJ 1994, 736
    (Artt. 3 onder b Opiumwet, 457 lid 1 aanhef onder 2 Sv
    (herzieningsomstandigheid))
    De veroordeelde verdachte (P.S.)
    vraagt herziening aan van de uitspraak van het gerechtshof
    Amsterdam van 28 april 1992 omdat hij meent dat het onderzoek in
    deze zaak is aangevangen op basis van een vals informantendossier
    (D 20) van de douane, valse informatie verstrekt door diezelfde
    douane aan de FIOD en een vals proces-verbaal (43/91) bevattende
    valse informatie-formulieren. Ter staving van deze stelling is een
    afschrift van een proces-verbaal van de Rijksrecherche bij de
    aanvrage tot herziening gevoegd. Zeer verkorte inhoud hiervan:
    Argwaan ontstond omdat betaling van een boete van f. 15.000 direct
    kon plaatsvinden, terwijl de kraanmachinist daarentegen onvoldoende
    betaling had ontvangen voor door hem verricht werk.
    Douaneambtenaren gaan daarop de gangen na van de bemanningsleden
    van de Coral Sea (schip), de inschrijving (van een van hen) in een
    hotel onder een valse naam, door tussenkomst personeel hotel in
    zijn tas uit kluis gesnuffeld (zat een groot geld bedrag in). Om
    toch de douanerecherche te kunnen inschakelen – daar was haast bij
    want de tas zou de volgende dag worden opgehaald – werd besloten
    een informant in te voeren die zogenaamd in het begin van het
    onderzoek de tip zou hebben gegeven dat een schip verdovende
    middelen in Amsterdam zou worden overgeladen en dat daarbij een
    groep Beverwijkse criminelen betrokken was. Ook zou deze informant
    de tip hebben gegeven dat in een hotel in Haarlem de kassier van
    deze groep zat met een paar ton, verband houdend met handel in
    verdovende middelen.

    Inschakeling van de douanerecherche leidde tot aanhouding van
    JPB en PJL. In het verdere onderzoek kwam naar voren dat met het
    desbetreffende schip, een klein jaar geleden, een partij van 15.000
    kg hashish was afgezet op de kust van Canada. Die lading is
    destijds in beslag genomen. Verzoeker, P.S., heeft niets te maken
    met de invoer in Nederland, maar is veroordeeld wegens zijn
    betrokkenheid bij het transport van hashish naar Canada.

    Conclusie A-G mr Fokkens:
    Adviseerde in eerste conclusie tegen een herziening n deze zaak,
    want er is wel inbreuk op de rechten B en/of L, maar geen enkele
    aanwijzing dat enig recht van verzoeker daarbij in het geding was.
    Getwijfeld wordt aan de juistheid van de stelling dat het tegen hem
    gebruikte bewijsmateriaal als vrucht van het gewraakte optreden te
    beschouwen is (geen enkele indicatie dat verklaringen slechts zijn
    gegeven dankzij confrontatie). Nadere conclusie:

    Tot hoe ver werkt aanvankelijk onrechtmatig handelen door? Bij
    nader inzien toch voldoende redenen om de rechter te laten
    onderzoeken of er tussen de onrechtmatige opsporing en het latere
    onderzoek tegen verzoeker een zodanig verband bestaat, dat ook in
    deze zaak de officier van justitie niet-ontvankelijkheid moet
    worden verklaard of vrijspraak moet volgen.

    Hoge Raad (samengevat):
    Door dit proces-verbaal van het zogenaamde informantendossier is
    valse informatie aan de rechter voorgelegd. Het proces-verbaal van
    de Rijksrecherche geeft steun aan de stelling dat de
    bewezenverklaring in onderhavige zaak in belangrijke mate berust op
    bewijsmiddelen die op onrechtmatige wijze zijn verkregen. De Hoge
    Raad heeft het ernstige vermoeden dat het Hof, indien daarvan op de
    hoogte, niet tot een veroordeling zou zijn gekomen doch de officier
    van justitie niet-ontvankelijk zou hebben verklaard dan wel
    aanvrager zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad verwijst de zaak
    naar het gerechtshof ‘s-Gravenhage teneinde opnieuw behandeld en
    afgedaan te worden.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken