• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – Edamse Bijstandsvrouw

    Edamse Bijstandsvrouw

    HR (Kort geding) 9 januari 1987, NJ 1987, 928 m.nt. EAA en in
    RvdW 1987, 18 en AB 1987, 231 (Artt. 10 Grondwet, 8 EVRM en 1401
    BW (civielrechtelijk arrest))

    Beginselen: Gelijkheidsbeginsel, vrijheid van meningsuiting en
    bescherming van persoonlijke levenssfeer Het betreft hier een vrouw
    die een bijstandsuitkering genoot sinds zij was gescheiden. De
    buurman van deze vrouw, die toevallig adjunct-directeur was van de
    GSD, constateerde dat er regelmatig een man bij deze vrouw over de
    vloer kwam. Uit het feit dat de auto van deze man dikwijls ‘s
    nachts voor de deur bleef staan en hij daarnaast de man en de vrouw
    gearmd over straat zag lopen concludeerde hij dat zijn buurvrouw
    een relatie had die niet wezenlijk verschilde van een
    gezinssituatie in de zin van de AWB waardoor de vrouw niet langer
    recht zou hebben op een bijstandsuitkering. Van deze bevindingen
    omtrent het privleven van zijn buurvrouw deed hij regelmatig
    gedurende vijf jaar, zonder dat zijn buurvrouw er erg in had,
    melding bij de GSD. Mede naar aanleiding van het voorgaande werd
    haar aanvullende uitkering ingetrokken. Hiertegen ging zij met
    succes in beroep en kreeg tijdens deze procedure inzage in haar
    eigen persoonsdossier; kennisnemend van des buurmans bemoeizucht
    spande zij een actie uit onrechtmatige daad tegen hem aan. De
    president stelt haar in het gelijk: hij achtte de handelwijze in
    strijd met het beginsel van gelijke behandeling, dat de ambtenaar –
    ook in zijn priv-contacten – heeft na te leven en legde een verbod
    op inlichtingen over eiseres aan derden te verschaffen.

    In appl won echter de buurman. Het hof meende dat er geen strijd
    was met het gelijkheidsbeginsel – er waren ook andere informaties
    over de vrouw binnengekomen – en dat het doorgeven van de gegevens
    over anderen geen inbreuk betekende op de persoonlijke
    levenssfeer.

    De Hoge Raad oordeelt dat i.c. geen schending van het
    gelijkheidsbeginsel door informant als ambtenaar aanwezig was, maar
    dat diens gedragingen als burger in beginsel wel een inbreuk van
    het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 8
    EVRM) opleverden. HR: In de eerste plaats wordt in die memorie
    (MvT met betrekking tot art. 10 Grondwet, toentertijd nog niet
    in werking getreden, red.)
    – in overeenstemming met wat elders
    wordt aangenomen op gewezen dat voormeld recht zich niet ruimtelijk
    laat begrenzen bijvoorbeeld tot een huis waarin men leeft en dat
    een inbreuk op dit recht door het vastleggen en doorgeven van
    gegevens, verkregen door gewone zintuiglijke waarneming niet
    uitgesloten is. Voor het bepalen van de grens is de aard en de mate
    van intimiteit van hetgeen omtrent een ander wordt waargenomen,
    vastgelegd of aan anderen doorgegeven, van groot belang.
    Waarnemingen van hetgeen in het openbaar geschiedt kunnen namelijk
    dermate intens geschieden dat zij een inbreuk op iemands
    persoonlijke levenssfeer vormen (daarbij werd i.c. de regelmaat en
    het soort gegevens die verzameld werden betrokken, zie overweging
    4.5 die verwijst naar 4.1 b en d). In tegenstelling tot het hof,
    die een rechtvaardiging van de inbreuk op de privacy zoekt in het
    recht op vrijheid van meningsuiting, ziet de HR een
    rechtvaardigingsgrond (geschreven of ongeschreven recht) in art. 8
    lid 2 EVRM, in het bijzonder in deze zaak (mogelijk) gelegen in de
    inmenging van het openbaar gezag met het oog op controle op de
    naleving van de AWB. De Hoge Raad: Een zodanige inmenging is – in
    de bewoording van art. 8 lid 2 – in beginsel in een democratische
    samenleving nodig in het belang van het economische welzijn van het
    land en de bescherming
    van de openbare orde.(…) De vraag of zich inderdaad zulk een
    rechtvaardigingsgrond voordoet, kan slechts worden beantwoord in
    het licht van de omstandigheden van het geval en de eventuele
    toepasselijke wettelijke bepalingen tegen elkaar af te wegen:
    enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van
    de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die door het
    verzamelen en aan de overheid doorgeven van gegevens als waarom het
    gaat, worden gediend of redelijkerwijs kunnen worden gediend.
    Verwijzing volgt.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken