• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VI – 10.3 Zaken en werkwijze

    10.3 Zaken en werkwijze

    10.3.1 De rol van de rechter-commissaris

    Hierboven is impliciet reeds naar voren gekomen dat de
    rechter-commissaris niet bij elk strafrechtelijk onderzoek wordt
    betrokken. Als hij er wel bij wordt betrokken door de officier van
    justitie geschiedt dit vooral om de klassieke dwangmiddelen te
    kunnen toepassen. Voordat daarvoor een gerechtelijk vooronderzoek
    wordt gevorderd is met name waar het gaat om onderzoeken naar
    georganiseerde criminaliteit reeds veel onderzoek door de politie
    verricht. Ten behoeve van de selectie van het onderzoek uit andere
    projecten is proactief onderzoek gedaan en heeft misdaadanalyse
    plaatsgevonden. Na de formatie van een tactisch onderzoeksteam
    start het opsporingsonderzoek waartoe verschillende
    opsporingsmiddelen kunnen worden toegepast. Parallel daaraan heeft
    de CID informatie ingezameld, bijvoorbeeld van informanten, en kan
    er zijn geobserveerd. In ieder geval tot voor kort werd de
    rechter-commissaris bij gelegenheid van de vordering tot
    gerechtelijk vooronderzoek niet op de hoogte gesteld van al het
    voorafgaande onderzoek. Hem werd informatie over het CID-traject
    onthouden. De rechter-commissaris gaat bij de opening van het
    gerechtelijk vooronderzoek derhalve vooral af op de tactische
    informatie. Deze informatie wordt hem bij de vordering gerechtelijk
    vooronderzoek in de vorm van een proces-verbaal, vaak sterk
    samengevat, aangeboden. In beginsel beschikt de rechter-commissaris
    daarmee over dezelfde informatie waarover de zaaksofficier
    beschikt. Daartoe behoort dus niet de informatie die de CID en de
    CID-officier van justitie ter beschikking hebben. De zaaksofficier
    verschaft daarnaast nog – al dan niet op verzoek van de
    rechter-commissaris – mondeling aanvullende informatie. In sommige
    kabinetten is het gebruikelijk dat bij de aanvang van een
    omvangrijk gerechtelijk vooronderzoek een bespreking plaatsvindt
    met de officier van justitie en enkele politiefunctionarissen.

    De heer Vos :
    Hoe vaak weigert u als rechter-commissaris een
    besluit, bijvoorbeeld om de telefoon af te luisteren of een
    huiszoeking te doen? Kunt u dat in percentages aangeven? Is dat 5%,
    10%?
    De heer Gelderman:
    Tja, cijfertjes. Het komt een enkele keer voor, maar niet
    vaak.
    De heer Vos:
    Negen van de tien gevallen worden door u
    gehonoreerd?
    De heer Gelderman:
    Ja.
    De heer Vos:
    Is de kwaliteit van de aanvragen dan zo subliem dat u in
    bijna alle gevallen genoopt bent om te honoreren?
    De heer Gelderman:
    Ze zijn gewoon, niet subliem. Het is gewoon een net
    proces-verbaal, met helderheid over de situatie en over de vraag
    waarom dit middel moet worden gebruikt en waarom iets anders niet
    meer mogelijk is en met een duidelijk beeld van de verdenking. Ik
    vind dat een keurig beeld op grond waarvan je zo’n beslissing kunt
    nemen. (…)
    De heer Vos:
    En biedt u in dit kennelijk strafrechtelijk hoogseizoen
    voldoende weerstand aan verzoeken die door de politie aan uw adres
    gericht worden? Of is het stempelwerk, zoals ook in het rapport van
    de werkgroep gezegd is?
    De heer Gelderman:
    Nee, nee. Het kan zijn dat er in een al lopend gerechtelijk
    vooronderzoek een nieuwe tap moet komen en dat dit razend snel moet
    gebeuren. Dat kan dan, omdat je al wat kennis van de zaak hebt,
    vrij snel beslist worden. Maar dat zijn uitzonderingen. Wij nemen
    bewust de tijd om af te wegen en goed te motiveren, waarom er een
    bepaalde stap gezet wordt. (…)
    De heer Vos:
    Een gesloten CID-traject is gesloten. Als u niets weet van
    het gesloten traject en toch de vraag krijgt of de telefoon mag
    worden afgetapt, dan ligt het bij u om te besluiten of u meer
    informatie inwint, dan wel of u zich voldoende genformeerd
    geacht.
    De heer Gelderman:
    Als er een te kort CID-rapport ligt, vraag ik om meer, want
    ik wil zelf kunnen toetsen wat de grondslag van de vordering is. Ik
    ga niet af op schaduwbeelden.
    De heer Vos:
    U wilt dus weten of er een al dan niet gesloten CID-traject
    heeft plaatsgevonden en wat de inhoud daarvan is.
    De heer Gelderman:
    Ja. Maar ik moet u zeggen dat het contact wat dat betreft
    met ook het OM betrekkelijk open is. Wij zitten in hetzelfde
    gebouw; dat maakt het makkelijk: direct bereikbaar. Het betekent
    dat, als ik een proces-verbaal krijg dat naar mijn smaak te weinig
    informatie geeft, te weinig body heeft, om er voor mijzelf een
    beslissing op te baseren, n telefoontje genoeg is om de officier
    bereid te vinden te komen en uit te leggen wat er aan de hand is.
    (…)
    De heer Vos:
    En als u bijvoorbeeld een proces-verbaal krijgt, waarin
    staat dat uit CID-informatie gebleken is dat iemand betrokken is
    bij een delict in verdovende middelen: wat doet u dan? Gaat u dan
    vragen: wat is die CID-informatie?
    De heer Gelderman:
    Zeker.
    De heer Vos:
    Per definitie?
    De heer Gelderman:
    Ja, in principe misschien wel per definitie; het is maar hoe
    je het uitdrukt. Wanneer voor mij de informatie te weinig grijpbaar
    is, te weinig helder is, vraag ik nader, bijvoorbeeld: wat is het
    karakter van de
    informant? Is hij betrouwbaar of niet
    betrouwbaar? Heeft hij het zelf gezien, deze informatie, of heeft
    hij het maar van horen zeggen? Is het gecheckt en waar blijkt dat
    allemaal uit? Die informatie wordt dan ook verstrekt.

    Noot
    Er zijn rechters-commissarissen die regelmatig overleg met het OM
    en de politie verfoeien. Zij vrezen dat door dergelijke
    besprekingen hun onafhankelijkheid in gevaar komt.
    De tendens om tegenover de rechter-commissaris meer openheid te
    betrachten over hetgeen in het voortraject (ook CID-matig) is
    geschied, is waar te nemen. Er zijn rechters-commissarissen die het
    niet op prijs stellen omtrent het voortraject te worden genformeerd
    als het niet mogelijk is de verdediging tevens op de hoogte te
    stellen. Zij zijn van oordeel dat gelet op hun rechterlijke functie
    de wetenschap waarover zij beschikken ook ter kennis van de
    verdediging moet worden gebracht. Dit vormt een uiterst actueel en
    fundamenteel dilemma binnen het rechter-commissariaat.

    10.3.2 Opsporingsmethoden, rechters-commissarissen en
    rechtbanken

    Van de voorafgaand aan een gerechtelijk vooronderzoek
    toegepaste, niet uitdrukkelijk in de wet geregelde
    opsporingsmethoden wordt de rechter-commissaris niet als van zelf
    op de hoogte gesteld. Dit geldt eveneens voor de toepassing van
    dergelijke methoden gedurende het gerechtelijk vooronderzoek. Ook
    hier doet zich de tendens voor meer openheid te betrachten.

    In het laatste jaar is het gebruik van bepaalde
    opsporingsmethoden in een aantal gevallen pas aan het licht gekomen
    op instigatie van de verdediging. Ter terechtzitting (soms pas in
    hoger beroep) werd de zaak aangehouden teneinde de politie een
    aanvullend proces-verbaal over de toepassing van de
    opsporingsmethoden te doen opmaken. De rechter-commissaris is
    daarbij tot nog toe steeds buiten beeld gebleven.

    Kennis over het gebruik van opsporingsmethoden

    Uit de gesprekken blijkt dat rechters weinig weten over bestaan
    en gebruik van opsporingsmethoden. Als het OM niet wil dat de
    verdachte iets te weten komt, moet het dit ook voor de rechter
    verzwijgen. De mogelijkheid die de rechter-commissaris heeft om de
    verdachte alleen beperkt kennis te laten nemen van de stukken
    (artikel 30 lid 2 Sv) geldt namelijk alleen tijdens het
    gerechtelijk vooronderzoek. Daarna moet hij alle stukken die hij
    gekregen heeft, in het procesdossier voegen.

    Wetgeving biedt een helder toetsingskader. Als een
    opsporingsmethode niet wettelijk is geregeld, is het moeilijker
    voor de rechter-commissaris om die methode te toetsen. De methode
    moet dan ernstig inbreuk maken op grondrechten (privacy) of in
    strijd zijn met ongeschreven normen zoals subsidiariteit en
    proportionaliteit, wil die toetsing tot een weigering leiden.
    Zolang de methoden, voor zover bekend aan de rechter, binnen die
    vrij ruime marges blijven, kan de rechter weinig bezwaar hebben. Om
    wat voorbeelden te noemen: het is voor de rechter niet zinvol om te
    weten of er twee dagen of twee maanden geobserveerd is, als de wet
    en de jurisprudentie aan dat verschil geen gevolgen verbinden. Het
    is evenmin van belang om te weten of de infiltrant een Nederlandse
    of een buitenlandse politieman is, zolang de verdachte maar niet is
    uitgelokt. Bestaan wel duidelijke normen, dan verandert de attitude
    van de rechter onmiddellijk, zoals blijkt uit de diverse uitspraken
    die over het scannen van autotelefoons zonder rechterlijke
    machtiging zijn verschenen.

    Parallelle opsporing en de cordinerend
    rechter-commissaris

    Naarmate het optreden van politie en justitie in de proactieve
    fase langduriger en indringender is, wordt de vraag naar
    rechterlijke controle op die activiteiten sterker. Het zelfde geldt
    ten aanzien van de opsporingsactiviteiten die het OM en de politie
    ontplooien tijdens het gerechtelijk vooronderzoek, zonder dat de
    rechter-commissaris daarvan in kennis wordt gesteld. Wanneer buiten
    het gerechtelijk vooronderzoek sprake is van (tactisch)
    opsporingsonderzoek wordt dit aangeduid met parallelle opsporing.
    Parallelle opsporing komt in de praktijk veel voor. CID-matig
    (geheim) onderzoek parallel aan het gerechtelijk vooronderzoek kan
    tevens aangeduid worden als parallelle opsporing.

    Er bestaan verschillen van mening over de vraag of de
    rechter-commissaris zich met proactieve en parallelle opsporing
    moet bemoeien. De discussie die naar aanleiding van de benoeming
    van cordinerend rechters-commissarissen is opgekomen, draait onder
    meer om de vraag of de cordinerend rechter-commissaris niet teveel
    betrokken zal raken bij de taak van kernteams om de criminaliteit
    te bestrijden en daardoor zijn
    onafhankelijke en onpartijdige positie zal verliezen. Het lijkt
    erop dat de meeste rechters dat gevaar vrezen. De beoordeling van
    de beslissingen van de (cordinerend) rechter-commissaris door de
    zittingsrechter vormt een ander probleem. In het huidige systeem
    past niet dat een zittingsrechter zich zou moeten houden aan het
    oordeel dat eerder door een rechter-commissaris in dezelfde zaak is
    gegeven. Noot

    De heer Rouvoet:
    Zou het voor u een aanvaardbaar alternatief zijn als u van
    een ander lid van de zittende magistratuur, bijvoorbeeld een

    rechter-commissaris, een seintje zou kunnen krijgen dat hij
    ernaar heeft gekeken in een besloten zitting? De heer Gelderman
    heeft hier vrijdag bepleit om de cordinerende

    rechter-commissaris die rol te geven: het is getoetst; het is
    voor elkaar. Of zou u dan als zittingsrechter toch meer willen
    weten over feiten en omstandigheden?
    Mevrouw In ‘t Velt-Meijer:
    Ik denk dat het uiteindelijk aan de zittingsrechter is om te
    toetsen of er netjes is gehandeld in de opsporing. Ik denk wel dat
    het kan helpen als een
    rechter-commissaris er van tevoren
    naar kijkt en er misschien wat dingen rechtgetrokken worden of
    nadere informatie wordt gevraagd. Je krijgt dan zo in minder
    gevallen problemen op de zitting. Ik denk dat het uiteindelijk de
    verantwoordelijkheid is van de zittende rechter, ter zitting,
    openbaar, ook kenbaar voor de verdediging, om te toetsen.
    De heer Rouvoet:
    Bij de rechter-commissaris die een toetsende rol
    gespeeld heeft moet er dus niet een geheim mapje blijven dat u niet
    onder ogen zou komen?
    Mevrouw In ‘t Velt-Meijer:
    Het gebeurt nu natuurlijk ook met de telefoontap.
    De
    rechter-commissaris geeft daar een machtiging voor, maar
    het komt wel voor dat er gezegd wordt, dat er op een bepaald moment
    onvoldoende aanleiding of onvoldoende verdenking was om die
    machtiging tot
    telefoontap af te geven. Dan wordt daar toch
    weer naar gekeken.
    Noot
    De voorzitter:
    Ik wil nog n aspect aan de orde stellen, dat vaak naar voren
    is gebracht van de zijde van het OM, namelijk dat in de nieuwe
    opzet een rechter, dan wel een Raadkamer, dan wel een

    rechter-commissaris in besloten, geheime zitting methodieken zou
    moeten beoordelen en wel veel eerder in de strafvorderlijke fase.
    Bent u daar een voorstander van? Zoudt u dat toejuichen?
    Mevrouw Rutten-Roos:
    Ik denk dat dat in bepaalde gevallen voor betrokkenen,
    opsporingsambtenaren, officieren van justitie, een steun kan zijn
    als een bepaalde opsporingsmethode van te voren getoetst kan worden
    door een cordinerend
    rechter-commissaris, die niet te veel
    over de zaak te zeggen moet hebben, die dat op enige afstand
    beoordeelt. Als dat zo is, is er niets op tegen dat

    rechter-commissarissen zich daarvoor beschikbaar stellen. Ik
    geloof alleen niet dat het iets zal afdoen aan de plicht van de
    rechter die uiteindelijk op de zitting over een zaak oordeelt, om
    toch alles te beoordelen. Het is dus niet zo dat een dergelijk
    oordeel niet meer gegeven zal moeten worden, omdat in een eerdere
    fase een
    rechter-commissaris al iets heeft
    gefiatteerd.
    De voorzitter:
    Maar de bedoeling was nu juist: ik wil alles wel vertellen
    maar dan in het geheim aan een rechter. Die rechter zet er dan een
    stempel op en dan zou u er zich niet meer mee bezighouden.
    Mevrouw Rutten-Roos:
    Ik denk, dat dit laatste nooit kan worden bereikt. Ik denk
    dat je niet kan zeggen dat voor een zittingsrechter, die
    uiteindelijk over de zaak oordeelt, een bepaald onderdeel taboe kan
    zijn omdat in de loop van een procedure er feiten of omstandigheden
    naar voren kunnen komen, waardoor toch iets wat eerder gefiatteerd
    is ter discussie komt. Dan moet dat toch op de een of andere manier
    uitgezocht worden. Dat kan bijvoorbeeld ook – als het iets wat per
    se niet op de zitting mag gebeuren – door de zaak terug te
    verwijzen naar wellicht diezelfde
    rechter-commissaris. Maar
    daarmee de zaak onttrekken aan het oordeel op de zitting? Ik weet
    niet of dat de bedoeling is maar ik zie dat niet goed…

    Noot

    Betoogd is wel dat er wetgeving moet komen die een besloten
    informatief vooronderzoek regelt, een nieuwe, eigensoortige
    onderzoeksfase onder leiding van een eveneens eigensoortige
    rechter-commissaris, aan wie ad hoc, vooraf, de te hanteren
    opsporingsmethoden worden voorgelegd. Noot De pas
    ontstane figuur van cordinerend rechter-commissaris zou deze rol
    kunnen vervullen. Deze zou over zijn handelen een besloten journaal
    moeten bijhouden, waaruit hij zou kunnen putten indien de rechtbank
    meer informatie wil hebben. Onder anderen minister Sorgdrager heeft
    gepleit voor een raadkamer van drie rechters die in beslotenheid
    moet beoordelen of toestemming kan worden gegeven voor het gebruik
    van een methode dan wel de geoorloofdheid achteraf toetst.
    Noot

    In de kring van de cordinerend rechters-commissarissen worden
    mogelijkheden gezien voor de cordinerend rechter-commissaris om
    onder de huidige regelgeving al toezicht op parallelle opsporing te
    houden, doch onder de voorwaarde dat politie en OM daartoe
    gelegenheid bieden. Noot De aanhangige wetgeving biedt
    geen duidelijke oplossing voor de hier geschetste dilemma’s. Het
    hierboven reeds vermelde ontwerp-artikel 177a Sv voorziet in een
    plicht voor het OM de rechter-commissaris tijdens het gerechtelijk
    vooronderzoek te informeren over opsporingsactiviteiten die buiten
    dat vooronderzoek zijn ondernomen. Hoe deze informatieverplichting
    ook wordt bevonden, het toezicht op niet in de wet geregelde
    opsporingsmethoden wordt er niet door vergroot. Intussen zou er ook
    duidelijkheid moeten zijn of deze plicht tot melding van parallelle
    opsporing door het OM aan de rechter-commissaris ook betrekking
    heeft op CID-matige en daarmee geheime toepassing van bijzondere
    opsporing.

    Dit leidt tot een sombere slotsom. Over oplossing van de
    problematiek wordt geheel verschillend gedacht. Verdere
    rechterlijke bemoeienis is zeker niet algemeen aanvaard in verband
    met het veronderstelde gevaar van aantasting van de
    onafhankelijkheid. Voor zover er al wordt gepleit voor meer
    rechterlijke bemoeienis dringt niet een bepaalde optie sterk naar
    voren.

    Beoordeling van de opsporingsmethoden door de
    rechter

    Hierboven werd al geconstateerd dat het voor de rechter, als hij
    het al zou willen, moeilijk is buitenwettelijke opsporingsmethoden
    via jurisprudentie te normeren, en dat vaak niet de
    rechter-commissaris, maar de zittingsrechter met het feit wordt
    geconfronteerd dat een bepaalde opsporingsmethode is gebruikt. Wet
    en jurisprudentie bieden weinig houvast. Het grootste deel van de
    rechters is vrij uitgesproken over het feit dat niet zij, maar de
    wetgever moet voorzien in lacunes in de wetgeving. Anderen wijzen
    erop dat nadere wetgeving niet zaligmakend is:

    De heer Koekkoek:
    Misschien mag ik u de overwegingen van het Hof voorhouden.
    Het Hof rekent het zich tot zijn taak om eventuele lacunes in de
    wettelijke of jurisprudentile regelgeving ten aanzien van de
    gehanteerde onderzoeksmethode te vullen door alsnog regels vast te
    stellen.
    De heer Willems:
    Dat is naar onze overtuiging de positie van de rechter. Die
    constateert het skelet, zoals het er ligt. Hij constateert lacunes
    en hij geeft daarover zijn eigen gedachten en eigen
    regels.
    De heer Koekkoek:
    U vindt het begrijpelijk dat anderen dat opvatten als
    wetgever-plaatsvervanger.
    De heer Willems:
    Dat is een term die modieus is geworden sinds de Hoge Raad
    een aantal arresten in civiele zaken heeft gewezen. Ik heb geen
    bezwaar tegen dat taalgebruik, maar het is geen categorie die voor
    mij iets betekent.
    De heer Koekkoek:
    Het is de normale taak van de rechter.
    De heer Willems:
    Ja. Het vaststellen van de lacune impliceert dat de rechter
    op dat moment iets moet gaan opschrijven.
    De voorzitter:
    Wilt u dat de wetgever die lacunes vult?
    De heer Willems:
    Het is op zichzelf wenselijk wanneer er algemene regelgeving
    komt die het terrein beter afbakent dan nu het geval is. Ik kan
    echter niet bedenken hoe dat zou moeten, maar in de debatten zie je
    ook steeds terugkeren dat het buitengewoon moeilijk is om het zo te
    definiren dat je de discussies, zoals die nu spelen, niet terug
    ziet komen. Ik meen – ik heb er wel wat over nagedacht – dat je
    niet veel verder komt dan het in algemene termen definiren van
    bevoegdheden. Daarnaast kun je de momenten aangeven waarop bepaalde
    machinerien in werking zouden kunnen treden, zoals 27
    Strafvordering doet. Verder kun je de buitengrenzen definiren. Een
    klein voorbeeldje. In de wet staat naar mijn mening niet geregeld
    dat een camera langs de autosnelweg mag functioneren ten gerieve
    van het vaststellen van de snelheid. Zeg je dan dat dit een niet in
    de wet geregelde opsporingsmethode is? Voor mijn part, alleen het
    heeft geen betekenis. Zeg je dat het niet mag? Ik heb er geen
    twijfel over dat het wel mag. Je kunt het, lijkt mij, niet
    specifiek wettelijk regelen. Als u het wel kunt, dan moet u het
    natuurlijk niet nalaten. Je kunt echter niet precies regelen wat
    wel en niet mag. Het blijft altijd iets algemeens houden. Daarom
    moet je het volgens mij anders insteken.
    Noot

    De meeste rechters vinden het niet noodzakelijk alles te weten wat
    er tijdens de opsporing gebeurt, zolang essentile informatie maar
    niet wordt verzwegen. Het vertrouwen in de juistheid van de
    volledigheid van de processen-verbaal is afgenomen, maar nog steeds
    groot.

    Observatie van personen, inkijkoperaties

    Observatie van personen, al dan niet met videocamera’s wordt een
    zaak van het OM geacht, al willen sommigen wel op de hoogte worden
    gesteld. Het feit dat inkijkoperaties niet met hen worden besproken
    verontrust de meeste rechters-commissarissen niet, al lijken zij
    het wel te waarderen als zij over parallelle opsporingshandelingen
    worden genformeerd.

    Tappen van telecommunicatie

    Voor het aftappen van telecommunicatie geldt een wettelijke
    regeling. In dat licht lijkt een rechterlijk verbod van niet door
    de wet geregelde vormen van het aftappen van gegevensverkeer voor
    de hand te liggen. Zo valt
    het onrechtmatig verklaren van het aftappen van de telefax (onder
    het regime van artikel 125g oud Sv) en van het scannen te begrijpen
    (zie onder Scannen). Noot Zie voor de effectiviteit van
    het tappen bijlage 5 Methoden, hoofdstuk 3 Observatie.

    De rechters-commissarissen verschillen onderling in de wijze
    waarop zij controle uitoefenen op het aftappen van
    telecommunicatie. Er zijn twee soorten controle, namelijk bij
    aanvang van de tap en bij verlengingsbeslissingen. In beide
    gevallen wordt de mate van verdenking in eerste instantie vooral
    getoetst aan de hand van een door de politie daartoe vervaardigd
    rapport. Bij een verlenging speelt uiteraard een rol of en
    inhoeverre uit de telefoongesprekken blijkt dat de verdachte eraan
    deelneemt en deze gesprekken belastende informatie opleveren. Bij
    een verlengingsverzoek worden dan ook niet zelden de belastende
    gesprekken gevoegd. Voor zover het onderzoeken naar georganiseerde
    criminaliteit betreft heeft de toetsing aan proportionaliteit en
    subsidiariteit weinig zelfstandige waarde. Er wordt vanuit gegaan
    dat de criminaliteit ernstig is (proportionaliteit) en dat het
    bewijs moeilijk op andere wijze te verkrijgen is (subsidiariteit).
    In grote onderzoeken wordt eigenlijk standaard getapt. De
    belangrijke discussie betreft vooral de vraag welke lijnen mogen
    worden getapt; voldoende aannemelijk moet zijn dat de verdachte aan
    de gesprekken deelneemt. De commissie heeft geen
    rechter-commissaris gesproken die de processen-verbaal van de
    gevoerde gesprekken stelselmatig aan de hand van de banden of
    diskettes met opgenomen gesprekken controleert. Een betrekkelijk
    kleine minderheid leest de journalen met de volledig uitgewerkte
    gesprekken. De meesten verlaten zich op de processen-verbaal die de
    politie opstelt om de vordering tot verlenging van de telefoontap
    te onderbouwen. Er wordt geen genoegen genomen met
    standaardformuleringen als: het strafbare feit is nog niet tot
    klaarheid gebracht en er zijn aanwijzingen dat de verdachte erbij
    betrokken is.

    De heer Vos:
    Durft u uw hand in het vuur te steken voor het feit dat de
    banden waar de gesprekken op staan, na vijf jaar vernietigd
    worden?
    De heer Gelderman:
    Dat weet ik niet.
    De heer Vos:
    Is het niet een taak voor de rechter-commissaris, in
    de controle?
    De heer Gelderman:
    Een zaak die vijf jaar loopt, komt vrijwel niet voor. In het
    kader van een gerechtelijk vooronderzoek dat afgesloten wordt,
    wordt bekeken welk deel van de tapverslagen bewijsmateriaal is –
    dat deel dient in het dossier te worden gevoegd om zijn
    bewijsfunctie te hebben – en welk deel wordt vernietigd. Sinds
    enige tijd wordt het materiaal bewaard, totdat de
    advocatuur
    heeft aangegeven, aan het materiaal dat niet in het dossier is
    gevoegd, geen behoefte meer te hebben. Het moet nagekeken kunnen
    worden, maar daarna wordt het vernietigd in het kader van de zaak.
    Ik heb altijd begrepen dat die banden gewoon overgespoeld worden.
    (…)
    De heer Koekkoek:
    Artikel 125h van het Wetboek van Strafvordering zegt: De
    rechter-commissaris doet te zijnen overstaan processen-verbaal
    en andere voorwerpen – bandjes bijvoorbeeld – waaraan een gegeven
    kan worden ontleend zo spoedig mogelijk vernietigen. Wat betekent
    te zijnen overstaan als u er niet bij zit? (…)
    De heer Gelderman:
    Onder zijn verantwoordelijkheid, dus dat hij het wist.
    Hetzelfde is dat de
    rechter-commissaris de huiszoeking doet.
    Hij mag nu gelukkig tussendoor wel even weg. Hij doet het vooral
    niet zelf, want hij heeft helemaal niet de vaardigheden om
    verstandig en systematisch huiszoeking te doen. Dat geldt ook
    hierbij. Ik denk dat je het praktisch moet interpreteren. Dat
    ontslaat de
    rechter-commissaris echter niet van de
    waarneming, van het opdracht geven en van het vragen of het gebeurd
    is. Maar ik heb ook van collega’s niet begrepen dat het en detail
    checken vaak gebeurt.
    De heer Koekkoek:
    Het is een ruime interpretatie van te zijnen overstaan. U
    zit nu tegenover ons. Dat kunnen wij waarnemen. Als het gaat om het
    vernietigen van spullen en als er te zijnen overstaan staat, dan
    moet er een directe controle op zijn.
    De heer Gelderman:
    Bij de sluiting van een tap krijg ik een proces-verbaal
    waarin staat dat de banden zijn vernietigd. Daar ben ik zelf niet
    bij geweest. Maar het proces-verbaal krijg ik. (…) Als ik van de
    politie een proces-verbaal krijg waarin onder ambtsede wordt
    verklaard dat de banden zijn gewist, dan ga ik daarvan uit. Ik ga
    dan niet zelf naar een bureau ergens in het arrondissement om te
    kijken of het inderdaad gebeurd is.
    Noot

    Bij gelegenheid van het eerste verhoor door de rechter-commissaris
    dient de verdachte ervan op de hoogte te worden gesteld dat een
    gerechtelijk vooronderzoek tegen hem geopend is. Hem wordt een
    afschrift van de vordering tot het openen van gerechtelijk
    vooronderzoek ter hand gesteld waarop aangetekend is dat het
    onderzoek ook daadwerkelijk is geopend. De raadsman zal in het
    algemeen wel nakijken wanneer het gerechtelijk vooronderzoek is
    geopend en daaruit kunnen afleiden of en zo ja, hoelang er is
    getapt. Uiterlijk bij gelegenheid van de sluiting van het
    gerechtelijk vooronderzoek kan de verdachte ook kennis nemen van de
    inhoud van de tapverslagen.

    Naar huidig recht raakt alleen de verdachte die wordt getapt op
    de hoogte. Wanneer ook telefoonaansluitingen van anderen dan de
    verdachte zijn getapt worden deze personen niet door justitie op de
    hoogte gesteld. Noot Het is niet uitgesloten dat de
    verdachte deze informatie wel aan derden geeft.
    Hier moet nog worden gewezen op de tap in het kader van een
    gerechtelijk vooronderzoek tegen een onbekende persoon (de
    zogenaamde NN-tap). Een gerechtelijk vooronderzoek tegen NN moet
    volgens de wet zo spoedig mogelijk op naam worden gesteld. Het moet
    dan uiteraard wel mogelijk zijn een persoon als verdachte aan te
    wijzen. Als het niet mogelijk wordt geacht het gerechtelijk
    vooronderzoek op naam te stellen, zal nooit iemand vernemen dat een
    bepaalde lijn is getapt. Hier dreigt wel gevaar van misbruik door
    bij gebreke aan voldoende onderzoeksresultaat de tap niet op naam
    te stellen, ook in geval er wel een persoon wordt getapt van wie
    kan worden gezegd dat er voldoende verdenking is, maar onvoldoende
    bewijs. Niet aannemelijk is geworden dat van dergelijk misbruik
    sprake is. Wel werken enkele rechters-commissarissen eraan mee dat
    de resultaten van een NN-tap gescheiden worden gehouden van het
    dossier in het later op naam te openen gerechtelijk vooronderzoek.
    In omvangrijke zaken lopen vaak tegen een verdachte meerdere
    gerechtelijke vooronderzoeken en worden bepaalde stukken uit het
    dossier van de ene verdachte niet zonder meer gevoegd in het
    dossier van de andere verdachte.

    Scannen

    Het scannen van autotelefoons en semafoons geschiedde tot voor
    kort doorgaans buiten de rechter-commissaris om. Veelal was hij
    daarvan niet op de hoogte. Met name de rechtspraak van het
    Amsterdamse gerechtshof in de zaken-R. en -Z. hebben tot een
    wijziging van de praktijk geleid. Noot Tegenwoordig
    wordt voor het afluisteren van gegevensverkeer door middel van een
    scanner wel een machtiging gevraagd (artikel 125g Sv).
    Gegevensverkeer via autotelefoons kan worden afgeluisterd krachtens
    artikel 125g Sv. Enkele rechters-commissarissen achten scannen
    zonder machtiging om vast te stellen of er gebeld wordt en met welk
    nummer, toelaatbaar, anderen vinden een voorafgaande machtiging
    steeds noodzakelijk. Zie bijlage 5 Methoden, hoofdstuk 3
    Observatie.

    Direct afluisteren

    Direct afluisteren is niet in de jurisprudentie aan de orde
    geweest, behalve in gevallen waarin door de verdediging werd
    gesteld dat dat was gebeurd en de rechter het niet aannemelijk
    achtte. Tijdens de interviews is geen rechter-commissaris gesproken
    die ooit in kennis was gesteld van het feit dat er direct was
    afgeluisterd zonder dat een van de deelnemers aan het gesprek
    daarvan op de hoogte was gesteld. In hoofdstuk 3 Observatie van
    bijlage 5 Methoden valt te lezen dat in een aantal gevallen
    wel is afgeluisterd zonder medeweten van de deelnemers aan het
    gesprek.

    Infiltranten, informanten, deals

    Het verschijnsel infiltranten en informanten lijkt meer
    verontrusting te veroorzaken dan observatie of inkijkoperaties.
    Hier klagen leden van de zittende magistratuur over een gebrek aan
    openheid bij het OM en de politie. Al wordt het op zichzelf
    begrijpelijk geacht dat niet alles over de informant kan worden
    prijsgegeven, toch moet de rechter zijn toetsende taak kunnen
    uitoefenen. Vaak worden zowel de rechter-commissaris als de
    zittingsrechter onkundig gelaten van CID-operaties. De
    rechter-commissaris wordt – zij het soms pas achteraf – in de
    meeste gevallen wel genformeerd over politie-infiltraties.

    De heer Vos:
    Meneer Koers, het is een succesvol traject geweest en het
    heeft helemaal tactisch gelopen. Hoe is de afweging gemaakt om hier
    een tactisch traject te lopen en niet ook een gedeelte CID-matig te
    laten plaatsvinden?
    De heer Koers:
    Wij hebben vanaf het begin de keuze gemaakt: het
    infiltratietraject met gebruikmaking van
    politie-infiltranten
    moet leiden tot bewijs, zodat de zaak uiteindelijk aan de
    zittingsrechter voorgelegd kan worden. Het begin van het onderzoek
    is wel afgeschermd voor het tactische team. Het liep in die zin –
    zou je kunnen zeggen – een beetje onder regie van mij, op dat
    moment als
    CID-officier maar gaandeweg hebben wij meer
    bekendheid binnen het team aan het infiltratietraject gegeven. Op
    een gegeven moment is ook de

    rechter-commissaris op de hoogte gesteld, dat dit traject
    liep.

    De voorzitter:
    Was daar een speciale reden voor omdat op zichzelf toch
    infiltratietrajecten niet aan de
    rechter-commissaris gemeld
    hoeven te worden, zoals het er nu bij staat?
    De heer Koers:
    Neen, maar in dit onderzoek, waar er heel intens overleg met
    de
    rechter-commissaris was, vonden wij het niet
    verstandig… omdat op een gegeven moment de

    rechter-commissaris, die de verantwoordelijkheid voor een
    gerechtelijke vooronderzoek heeft en die de verantwoordelijkheid
    heeft voor het afluisteren van telefoons… om hem onkundig te
    laten van dit traject, dat uiteindelijk toch openbaar zou
    worden.

    (…)

    De voorzitter:
    En als hij gezegd had neen, doe dat niet?
    De heer Koers:
    Dan hadden we tegen hem gezegd, dat dit al liep en dat er
    geen neen meer tegen was te zeggen. Dit is iets wat voor onze
    verantwoordelijkheid komt. De zittingsrechter bepaalt straks wel of
    het goed is of niet goed is.
    Noot

    Het komt wel voor dat een informant bij gelegenheid van zijn
    verhoor als verdachte door de rechter-commissaris te kennen geeft
    dat hij als informant voor de politie heeft gefungeerd. Wanneer dit
    voor zijn eigen zaak van belang is, zal de rechter-commissaris
    nader onderzoek instellen. Daarbij is het uiteraard met name van
    belang na te gaan of en in hoeverre de informant/verdachte
    strafbare feiten heeft gepleegd met toestemming van de CID.

    Het horen van informanten als getuige is niet gebruikelijk. De
    rechter-commissaris is bij het achterhalen van de identiteit van de
    getuige afhankelijk van de CID. Veelal verzet het OM zich tot het
    uiterste wanneer het de identiteit prijs moet geven. Aan de
    informant is immers vertrouwelijkheid toegezegd.

    De heer Pieters:
    (…) het kan ook heel goed zijn dat de informant
    onvindbaar is als getuige. In het uiterste geval komt hij gewoon
    niet opdagen.
    De voorzitter:
    Zorgt u daar dan ook voor?
    De heer Pieters:
    In het uiterste geval zal ik daar inderdaad voor zorgen.
    Noot Met de regeling van de anonieme getuige lijken de
    rechters vooralsnog tevreden, maar ze benadrukken dat ze er nog
    weinig ervaring mee hebben. Over deals met criminelen is er
    stelligheid bij de rechters-commissarissen: onmogelijk, zolang de
    wet de ruimte niet geeft.

    10.3.3 Sturing en controle door de rechter-commissaris

    De beslissing over de opportuniteit (wenselijkheid en noodzaak)
    van het onderzoek berust bij het openbaar ministerie. Het sturen
    van het OM is niet de wettelijke taak van de rechter-commissaris.
    De rechters-commissarissen zien daarin ook geen taak voor zichzelf.
    Politie en OM bepalen aard en omvang van de zaken die aan de
    rechter-commissaris worden voorgelegd en het moment daarvan.
    Doorgaans wordt de rechter-commissaris pas in een laat stadium in
    het onderzoek betrokken. Hij heeft dan een informatie-achterstand
    ten opzichte van de officier van justitie en de politie. In grotere
    onderzoeken is het gebruikelijk dat de rechter-commissaris vanaf
    het moment dat hij erbij is betrokken door de recherchechef en de
    zaaksofficier op belangrijke momenten wordt bijgepraat, maar veel
    vaker dan een paar keer gedurende een onderzoek zal dat niet
    gebeuren. Het is de vraag of dit steeds voldoende is voor een
    gedegen oordeel over de aan de rechter-commissaris voorgelegde
    verzoeken. Wanneer de rechter zelf het idee heeft dat hij over te
    weinig informatie beschikt, neemt hij contact op met de behandelend
    officier. Deze kan wellicht aanvullende informatie verschaffen,
    waardoor het oordeel van de rechter-commissaris wordt benvloed.
    Veel rechters-commissarissen weigeren informatie tot zich te nemen
    als die niet ook aan de verdediging ter beschikking wordt gesteld,
    vooral als die informatie de doorslag moet geven bij een
    beslissing. Door anderen wordt het reeds genoemde artikel 30 Sv in
    stelling gebracht. Ontbrekende informatie wordt dan wel op papier
    gezet, maar voorlopig niet aan de verdediging gegeven.
    Rechters-commissarissen zoeken in beginsel geen contact met de
    politie buiten de officier om. Zij zoeken wel contact als zij menen
    dat de politie aanvullende getuigen moet horen, of bepaalde
    getuigen aanvullende vragen moet stellen. Noot Ook bij
    huiszoekingen is veel overleg. Er worden wel werkbezoeken afgelegd,
    maar dat gebeurt meer ter kennismaking en om de relaties te
    onderhouden. Van sturing van de politie is geen sprake.

    De voorzitter:
    Spreekt u ook wel eens zelf met de politie?
    De heer Gelderman:
    Niet rechtstreeks. Dat wil zeggen: de politie komt wel met
    de officier mee, maar mijn contacten met de politie, voor zover die
    zo kunnen worden genoemd, lopen via de officier.
    De voorzitter:
    Dus u spreekt nooit zelf met de politie?
    De heer Gelderman:
    Alleen met de officier samen; ik ga niet om de officier heen
    een zelfstandig contact zoeken.
    Noot

    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken