• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VI – 8.4 Bijzondere methoden

    8.4 Bijzondere methoden

    8.4.1 Algemeen

    Artikel 20, eerste lid WIV bepaalt dat de ambtenaren van de BVD
    geen bevoegdheid tot het opsporen van strafbare feiten hebben. De
    ambtenaren als bedoeld in artikel 18 WIV (onder wie de
    RID-rechercheurs) beschikken doorgaans uit hoofde van hun functie
    over opsporingsbevoegdheden. In geval zij werkzaamheden verrichten
    in het kader van de BVD-taak oefenen zij geen bevoegdheden tot het
    opsporen van strafbare feiten uit (artikel 20 lid 2 WIV).

    Opmerkelijk is dat de BVD in enkele gevallen een beroep op het
    KLPD doet voor ondersteuning bij BVD-activiteiten. Medewerkers van
    de KLPD worden dan aangewezen in de zin van artikel 18 WIV. Een
    dergelijk verzoek om bijstand wordt schriftelijk gedaan. Daarbij
    wordt uitdrukkelijk gewezen op de bijzondere geheimhoudingsplicht
    die met die aanwijzing gepaard gaat en wordt benadrukt dat de
    ambtenaren geen opsporingsbevoegdheden mogen uitoefenen. Vanuit de
    BVD wordt opgemerkt dat het beroep op het KLPD met name wordt
    gedaan in geval de eigen middelen zijn uitgeput. Het zou dan
    bijvoorbeeld om het inzetten van afluisterapparatuur gaan.

    De heer Koekkoek:
    Komt het andersom ook voor, dat de politie en met name
    Driebergen, u helpt met technische hulpmiddelen?
    De heer Van Helten:
    Ja.
    De heer Koekkoek:
    Komt dat veel voor?
    De heer Van Helten:
    Dat komt nog steeds voor.
    De heer Koekkoek:
    Komt het in toenemende mate voor?
    De heer Van Helten:
    Ja, ik heb de indruk dat het wat vaker gebeurt dan vroeger.
    Maar wij doen dat in het kader van het regime van artikel 18 van de
    wet, waarin de politie-ambtenaren werkzaamheden voor de
    BVD
    uitoefenen. Dan gebeurt het dus wel onder ons regime.
    Noot

    In het algemeen kan worden gezegd dat de BVD over dezelfde
    mogelijkheden als de politie beschikt. Zo is er de mogelijkheid om
    door daartoe geschoolde medewerkers personen te observeren. Bij de
    inzet van middelen geldt het beginsel van subsidiariteit: het
    lichtste middel waarmee resultaat kan worden gehaald, wordt
    ingezet. De open bronnen staan voorop en daarna komen de gesloten
    bronnen, informanten/agenten en technische acties.

    8.4.2 Informanten en agenten

    Het runnen van informanten en agenten

    Er wordt een onderscheid gemaakt tussen informanten en (burger-)
    agenten. Een agent is iemand van wie door de BVD wordt gevraagd
    iets te doen wat hij anders niet zou doen. Een agent wordt
    gestuurd. Ten behoeve van de zogenoemde oog- en oorfunctie van de
    BVD worden door de BVD netwerken met informanten ontwikkeld. De RID
    heeft daarbij soms een taak. Vanuit de BVD is opgemerkt dat het
    onderscheid tussen informant en (burger)agent in de praktijk niet
    altijd even duidelijk is.

    Voor de informatievergaring wordt gebruik gemaakt van personen
    die zich ophouden in of nabij het milieu waarvoor de BVD bijzondere
    belangstelling heeft.
    Er is geen regel die voorschrijft dat een agent alleen mag worden
    gerund door twee personen. Een agent kan zowel door een medewerker
    van de BVD als iemand van de RID, als in combinatie worden gerund.
    Dezelfde agent kan niet door beiden afzonderlijk worden gerund. Als
    een agent door een medewerker van de RID wordt gerund, zal iemand
    van de BVD tenminste twee keer per jaar samen met de RID-runner
    contact hebben met de agent. De informatiebewerker van de BVD is
    aanspreekpunt voor de RID-er die een agent runt. Regel is dat er n
    contactman per operationele bron is. Dat is ook voldoende, want in
    de BVD-sfeer zijn agenten minder op eigen belang uit dan de
    burgerinfiltranten in het criminele circuit. Er is verschil van
    opvatting geconstateerd over de wenselijkheid van begeleiding van
    een informant door n of twee personen tussen tenminste n RID en de
    BVD. Over de noodzaak van begeleiding van runners wordt door een
    enkeling enigszins relativerend gedaan. In algemene zin is wel
    sprake van begeleiding van runners middels opleiding en themadagen.
    In geval van twijfel over de werkwijze van de runner van de RID
    (bijvoorbeeld als er twijfel is of hij, in strijd met
    afspraken, mededelingen aan de agent heeft gedaan) benadert de BVD
    de agent zelf. Het bovenstaande geldt voor het runnen van
    informanten en agenten ten behoeve van de BVD-taak.
    Voor informanten in het kader van de BVD-taak biedt artikel 14 WIV
    bescherming. De cordinator van de inlichtingen- en
    veiligheidsdiensten en de hoofden van die diensten dragen in de
    eerste plaats zorg voor de geheimhouding van daarvoor in aanmerking
    komende gegevens en van de bronnen waaruit die gegevens afkomstig
    zijn en in de tweede plaats voor de veiligheid van personen met
    wier medewerking die gegevens worden verzameld.

    Vergoedingen

    Voor vergoedingen en vaste beloningen heeft de BVD een budget
    van beperkte omvang. Alvorens een onderzoeksproject wordt gestart
    wordt een budget vastgesteld. Voor verkregen informatie behoeft
    heel vaak niet betaald te worden. Als het gaat om
    informatieverschaffers met een uitkering of een minimumloon zouden
    deze in geval er betaald zou worden opvallen en hun rol dus niet
    meer natuurgetrouw kunnen spelen. Er zijn ook informanten die
    voltijds voor de BVD werken en derhalve een gewoon salaris
    ontvangen. Van het geld dat bestemd is voor beloningen staat de BVD
    een deel onmiddellijk af aan de fiscus. Betalingen moeten worden
    verantwoord in een operatierapport. De operateur van de BVD of de
    medewerker van de RID betalen zelf de beloningen uit.

    Rapportage

    In het operatierapport legt de runner informatie vast omtrent de
    bron en het verloop van het contact met de bron. De inhoud van de
    mededelingen van de bron wordt opgeslagen in een informatierapport.
    Als sprake is van het runnen door een RID wordt een kopie van de
    originele rapportage bewaard door de RID. Wekelijks gaan de
    originele rapporten per bode naar de BVD. Van die rapporten vindt
    afzonderlijke dossiervorming plaats bij de BVD. Evaluatie bij de
    BVD kan er toe leiden dat een bepaald contact verbroken wordt. De
    informatieopslag bestaat daarnaast uit samengevatte
    informatierapporten van informatie uit tijdschriften, vlugschriften
    en dergelijke.

    Bij de RID bewerkt een documentalist de inhoud van de rapportage
    en slaat deze op in een geautomatiseerd systeem. De informatie
    wordt bij de RID opgeslagen per zaak, dat wil zeggen per contact,
    waaruit de informatie is voortgevloeid. Het is mogelijk de
    informatie via diverse ingangen te bevragen: persoon, locatie,
    kenteken, organisatie.

    Plegen van strafbare feiten

    De landelijke officier van justitie heeft de indruk dat de BVD
    in vergelijking met de CID minder te maken heeft met personen die
    strafbare feiten plegen of gepleegd hebben. De BVD zou doorgaans
    veel meer in de bovenwereld zitten en daarom niet aanlopen tegen de
    problemen waarmee de CID wordt geconfronteerd. Tijdens een
    interpellatie in de Kamer heeft de minister van Binnenlandse Zaken
    zich uitgelaten over het plegen van strafbare feiten: Informanten
    krijgen de uitdrukkelijke opdracht, geen initiatieven te nemen tot
    het plegen van strafbare feiten. Dat is dus veel sterker de andere
    kant op dan dat zij zouden worden uitgelokt. Voor het overige
    dienen zij zich te conformeren aan het binnen de groep geldende
    gedrag. Indien dit het deelnemen aan strafbare feiten met zich zou
    brengen, wordt er gezocht naar een oplossing waarbij de actie kan
    worden voorkomen, dan wel de
    informant zich daarvan kan
    terugtrekken. Lukt dat allemaal niet, dan wordt
    informanten
    wier betrouwbaarheid nog niet vaststaat op voorhand een verbod
    opgelegd om daaraan mee te doen, en wordt met betrekking tot

    informanten, wier betrokkenheid inmiddels is gebleken, zoveel
    mogelijk per geval beoordeeld of deelgenomen kan worden. Een en
    ander geschiedt in overleg met de verantwoordelijke autoriteiten –
    ik bedoel daarmee per geval de hoogst verantwoordelijke justitile
    autoriteit – na zorgvuldige afweging van het belang van het in
    stand houden van de informatiepositie in de betreffende
    anti-democratische groepering, de daarvoor noodzakelijke
    geloofwaardigheid van de
    informant, de aard van de te
    verwachten schade, de mogelijkheden de actie te verhinderen en
    dergelijke. De
    informant ontvangt vervolgens nauwkeurige
    instructies met betrekking tot zijn opstelling.

    Noot

    8.4.3 Technische middelen

    Plaatsen van afluisterapparatuur

    In BVD-jargon wordt hier gesproken van een M-actie
    (microfoonactie). Bij een dergelijke actie zal het soms
    noodzakelijk zijn tegen de wil van de bewoner (of gebruiker van een
    ruimte) binnen te treden. In de ministerile toestemming voor de
    M-actie is volgens de ministers impliciet ook toestemming voor het
    binnentreden vervat (Kamerstuk 23.047, nr. 6, 1992-1993, p. 18).
    Voor een microfoonactie is een last aan het hoofd BVD noodzakelijk,
    afkomstig van de minister-president, de minister van Binnenlandse
    Zaken en de minister van Justitie gezamenlijk. De last geldt voor
    drie maanden en is te verlengen.

    Tappen

    In BVD-terminologie gaat het hier om T-acties en N-acties. De
    T-actie is het afluisteren van telefoonaansluitingen en van fax en
    telex. De last voor een telefoonactie moet worden gegeven door de
    minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister
    van Justitie en de minister van Verkeer en Waterstaat gezamenlijk.
    Gelet op artikel 139c Sr is voor het afluisteren van gesprekken via
    autotelefoons eveneens een ministerile last nodig, tenzij de
    betreffende informatie zonder bijzondere inspanning en met
    toegelaten apparatuur uit de ether kan worden verkregen.

    Bij een N-actie (numerator-actie) worden alleen printgegevens
    bij de PTT opgevraagd. Op die wijze is na te gaan met welke
    telefoonaansluiting contact is geweest vanuit een bepaalde
    aansluiting. Volgens het Handboek administratieve organisatie BVD
    beslist het hoofd van de BVD over een N-actie. De duur van een
    dergelijke actie bedraagt maximaal twee weken.

    Over het registreren van semafoonverkeer is tijdens het
    onderzoek niets naar voren gekomen. Gelet op artikel 139c Sr is
    daarvoor een ministerile last vereist als het gaat om overgedragen
    gegevens, tenzij de betreffende informatie zonder bijzondere
    inspanning en met toegelaten apparatuur uit de ether kan worden
    verkregen.

    Overige methoden

    Er is mede op grond van het Handboek administratieve organisatie
    BVD weinig aanleiding te veronderstellen dat de BVD op dit moment
    tot technisch meer geavanceerde acties dan de politie in staat is.
    Te wijzen valt hier bijvoorbeeld op de mogelijkheid van de BVD om
    een vertrek te sweepen. Daarmee wordt een technisch
    onderzoek bedoeld, waarbij gezocht wordt naar de aanwezigheid van
    verborgen technische apparaten (microfoons e.d.). Voorts valt hier
    nog te wijzen op de geheime signalering. Het gaat hier om
    signalering bij de Koninklijke marechaussee met het doel
    grenspassering van een bepaalde persoon aan de BVD te melden. Zo
    mogelijk dient voorts aan de BVD te worden gemeld: herkomst, doel
    van de reis, gezelschap waarin persoon verkeert, paspoortgegevens,
    signalement, verblijfplaats in Nederland en dergelijke.

    8.4.4 De bevoegheidsregeling tot inzet van methoden

    De regeling van de bevoegdheid als uitzondering op
    strafbaarheid

    In de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ontbreekt
    een uitdrukkelijke regeling van onderzoeksmethoden nodig voor de
    uitvoering van de in artikel 8 WIV omschreven taak. Noot
    Het eerste lid van artikel 16 WIV bepaalt slechts:

    Door een dienst worden slechts persoonsgegevens verzameld,
    geregistreerd en aan derden verstrekt, voor zover dat noodzakelijk
    is voor de uitvoering van zijn in deze wet omschreven taak.
    De
    middelen die ten behoeve van het onderzoek mogen worden aangewend,
    zijn niet opgesomd. De artikelen 139a tot en met 139c Sr betreffen
    strafbaarstelling van het afluisteren van (telefoon)gesprekken en
    van het aftappen van gegevensverkeer met een technisch hulpmiddel.
    De bevoegdheid van de BVD om af te luisteren vloeit voort uit de
    omstandigheid dat voor de BVD in geval van vervolging bij
    afluisteren een beroep op een strafuitsluitingsgrond kan worden
    gedaan. Noot

    De bevoegdheid ter discussie

    Het is de vraag of de regeling van het afluisteren, aftappen en
    opnemen door de BVD de toets van het Europees Verdrag voor de
    Rechten van de Mens kan doorstaan. Het gaat hier met name om het in
    artikel 8 EVRM vastgelegde recht op privacy. Inbreuken daarop
    dienen in accordance with the law te geschieden en dat
    betekent volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof dat de
    regel waarop een inbreuk berust accessible en
    foreseeable moet zijn. Globaal komt het er op neer dat er
    sprake moet zijn van een voldoende nauwkeurig
    geformuleerde regeling, zodat de burger in staat is zijn gedrag
    daarop af te stemmen en zodat de burger in staat is om
    redelijkerwijs te voorzien welke gevolgen uit een bepaalde
    handelwijze voortvloeien. In twee beslissingen van de afdeling
    bestuursrechtspraak van de Raad van State is beslist dat de
    algemene taakomschrijving van artikel 8 WIV onvoldoende specifiek
    is om daarop ingrijpende bevoegdheden te baseren. Noot In artikel 8
    WIV is weliswaar geregeld ten aanzien van welke categorien van
    mensen inlichtingen mogen worden verzameld, maar niet onder welke
    omstandigheden dat mag plaatsvinden en evenmin welke middelen
    daarbij mogen worden gebruikt. De minister van Binnenlandse Zaken
    heeft zich op het standpunt gesteld dat de conclusie van de Raad
    van State te ver gaat. Hij doet daarbij niet alleen een beroep op
    artikel 8 WIV, maar ook op artikel 16 van diezelfde wet en de
    daarop gebaseerde privacyregeling. Bovendien wordt groot gewicht
    toegekend aan de artikelen 139a tot en met 139c Sr. Uit de zware
    regeling voor afgifte van een last kan worden afgeleid dat er
    sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden, willen deze
    middelen worden ingezet. Het doel waarvoor de middelen kunnen
    ingezet is voorzienbaar, onder meer omdat de doelgroepen van de BVD
    zijn omschreven in het openbare jaarverslag. Noot

    Ondanks dat de minister een duidelijk ander standpunt dan de
    afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inneemt, is hij
    bereid de geheime observatie (naar aan te nemen valt wordt hier ook
    gedoeld op afluisteren, aftappen en opnemen van
    (telefoon)gesprekken) nader te regelen. Er wordt daarom gezocht
    naar formuleringen voor de WIV, waarin:

    • de middelen die worden ingezet – in globale termen – nader
      worden omschreven;
    • bepaald wordt dat de inzet van nieuwe middelen en de
      invulling van bepaalde operationele middelen vooraf met de
      Commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt
      besproken;
    • een regeling getroffen wordt voor het thans bij de BVD
      bestaande interne toetsingskader met betrekking tot de
      subsidiariteit en proportionaliteit van de inzet van middelen in
      een concreet geval;
    • de omstandigheden waaronder deze middelen ingezet kunnen
      worden, nog meer verduidelijkt worden. Overwogen wordt het
      jaarverslag van de
      BVD, waarin de BVD nu al zonder
      wettelijke verplichting zicht biedt op haar aandachtsvelden,
      daartoe wettelijk te regelen.
      Noot

      8.4.5 BVD-methoden in strafrechtelijk onderzoek

      De politie verzocht de BVD wel eens technische middelen die de
      BVD ten dienste staan in te zetten, waarbij er kennelijk van uit
      werd gegaan dat de BVD over meer of andere bevoegdheden beschikte.
      Er zou wel eens verzocht zijn om een microfoon of camera te
      plaatsen.

    De landelijke officier van justitie stelt zich op het standpunt dat
    in het kader van strafrechtelijk onderzoek geen gebruik kan worden
    gemaakt van de BVD-methoden. Ze maakt dit ook duidelijk aan de
    officieren van justitie. In geval van capaciteitsgebrek sluit ze
    echter niet uit dat een observatieteam van de BVD werkzaamheden
    verricht ten behoeve van de politie. Naar haar oordeel moet er dan
    een politieman als opstapper mee. Hij relateert dan hetgeen is
    waargenomen. De praktijk leert dat de BVD inderdaad soms facilitair
    optrad ten behoeve van de politie.

    De heer Vos:
    Doet de politie wel eens een beroep op de expertise, de
    bijzondere vaardigheden, de technische instrumenten die bij de
    dienst beschikbaar zijn?
    De heer Van Helten:
    Dat gebeurt wel eens.
    De heer Vos:
    In welke gevallen gebeurt het?
    De heer Van Helten:
    Van geval tot geval wordt bekeken wat er kan gebeuren. Een
    en ander wordt zeer precies vastgelegd.
    De heer Rabbae:
    Heeft u ooit een gaatje geboord of een camera geplaatst voor
    de politie?
    De heer Van Helten:
    Wij hebben wel eens technische activiteiten voor politie en
    justitie verricht.
    De heer Rabbae:
    Dat doet u nog steeds.
    De heer Van Helten:
    In zeer beperkte mate. Het is uiterst zelden
    noodzakelijk.
    Noot
    De heer Rabbae:
    Is het voorgekomen, in het kader van de samenwerking tussen
    de
    BVD en de politie, dat het aanbrengen van een technisch
    middel aan de orde was en dat u daarvan zei dat het niet aan de

    BVD was om daarmee te werken, maar aan de politie, conform de
    reglementaire weg.
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Dat heeft zich niet voorgedaan, maar ik vind wel dat het aan
    de politie is om haar eigen technische middelen in te
    zetten.
    De voorzitter:
    Is er nu nog sprake van praktische samenwerking tussen
    de
    BVD en de politie in het kader van uitwisselbare taken
    bij opsporingsonderzoeken, bijvoorbeeld
    observatie?
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Op dit moment niet.
    De voorzitter:
    Maar het kan voorkomen.
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Dat kan voorkomen. Noot
    In het verleden heeft de BVD wel eens een inkijkoperatie voor
    justitie uitgevoerd om technische apparaten te plaatsen. Ook in een
    dergelijk geval is een schriftelijk verzoek vereist en treedt de
    BVD op onder verantwoording van justitie. De resultaten van het
    onderzoek uitgevoerd door medewerkers van de BVD waren dan bestemd
    voor het justitieel onderzoek. Het staat de politie echter vrij om
    de informatie over te dragen aan de BVD op grond van artikel 22
    WIV.
    De heer De Graaf:
    Maar hier ging het om technische ondersteuning…
    De heer Van Helten:
    Als justitie ons vraagt om het een en ander te plaatsen, dan
    kunnen wij ja zeggen. In 1991 werd het min of meer vanzelfsprekend
    geacht dat de dienst volmondig ja zou zeggen. In 1992 heb ik
    duidelijk geregeld dat justitie van ons technische bijstand kan
    krijgen, maar dat datgene wat verder gebeurt haar
    verantwoordelijkheid betreft. Want dat is opsporing en daar bemoei
    ik mij niet mee. Zeker gezien de achtergrond van deze enqute zou ik
    tegenwoordig willen zien op welke gronden men iets wilde van de
    dienst.
    De heer De Graaf:
    Maar de vraag was: wat hebt u in die voorbeelden gedaan?
    Hebt u op verzoek van justitie en politie camera’s geplaatst in
    loodsen?
    De heer Van Helten:
    Ja.
    De heer De Graaf:
    Wat was uw bevoegdheid daartoe? Als de politie mij zou
    vragen om in een afgesloten ruimte een camera te plaatsen, dan zou
    ik daartoe niet bevoegd zijn. Ik ben geen opsporingsambtenaar. Uw
    mensen zijn dat ook niet.
    De heer Van Helten:
    Je kunt een dergelijke handeling zowel laten verrichten door
    een dienst waarmee je samenwerkt als door een bedrijf. Je moet
    echter wel weten dat het terecht gebeurt. Dat verhaal kan ik nu
    houden. Vijf jaar geleden zou ik het niet zo hebben kunnen houden,
    omdat ik dat inzicht niet had. Ik denk dat wij nu zeer nadrukkelijk
    zouden vragen naar de bevoegdheid. Wij maken nu duidelijk tot op
    welk niveau wij een handje toesteken.
    Noot

    Dergelijke verzoeken tot uitvoering van technische acties door de
    BVD zouden de laatste jaren niet meer voorkomen, omdat de
    technische voorsprong van de BVD zou zijn geslonken.

    De heer Van Helten:
    Justitie en politie vergewissen zich veel strikter dan in
    het verleden van tevoren van de mogelijkheden. Bovendien zijn de
    technische mogelijkheden van de politie inmiddels zodanig, dat zij
    in de meeste gevallen geen beroep op ons meer hoeft te
    doen.
    De heer Rabbae:
    Het is niet zo dat het komt omdat de politie technisch
    gesproken wat verder is?
    De heer Van Helten:
    Het is mijn indruk dat de politie technisch gesproken verder
    is.
    De heer Rabbae:
    Verder dan u?
    De heer Van Helten:
    Nee, onze technische activiteiten zijn toch iets anders dan
    die van de politie. Het lijkt op elkaar, maar het is niet
    hetzelfde.
    De voorzitter:
    Wanneer hebt u voor het laatst dit soort hand- en
    spandiensten voor de politie verricht?
    De heer Van Helten:
    In zeer vergaande zin is dat voor het laatst eind 1991,
    begin 1992 gebeurd.
    De voorzitter:
    Het plaatsen van camera’s?
    De heer Van Helten:
    Technische hulpmiddelen.
    De voorzitter:
    Ook afluisterapparatuur?
    De heer Van Helten:
    Wij hebben een keer een afluisteroperatie van de politie
    voorbereid. Uiteindelijk is dat echter niet geffectueerd.

    Noot

    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken