• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VII – III.5. De plaatselijke onderzoeken

    III.5. De plaatselijke onderzoeken

    De plaatselijke onderzoeken completeren de landelijke
    onderzoeken. Zij zijn verricht vanuit dezelfde twee perspectieven
    als deze laatste onderzoeken, het perspectief van de criminele
    groepen en dat van de branches. Meer bepaald zijn deze lokale
    studies bedoeld om relif te geven aan het landelijke beeld, door te
    laten zien dat de variteit aan criminele groepen, aan criminele
    activiteiten, aan modi operandi en aan illegale inkomsten groter is
    dan op voorhand mag worden aangenomen. Bovendien kon op deze wijze
    meer en detail de invloed van de georganiseerde criminaliteit op
    een stad worden bestudeerd.

    III.5.1. Het onderzoek in Amsterdam

    In de tijd gezien werd het onderzoek dat in Amsterdam is
    ingesteld, in beginsel beperkt tot de ontwikkelingen en
    gebeurtenissen die zich sedert 1990 hebben voorgedaan. Maar om deze
    op hun juiste betekenis te kunnen inschatten, zijn zij ingekaderd
    in een schets van de evolutie van de georganiseerde criminaliteit
    in Amsterdam Het onderzoek te Amsterdam is gestart vanuit de
    politie. Ook in een stad als Amsterdam is zij immers de enige –
    haar achtergronden en de politile reactie erop inbegrepen – sedert
    de jaren zestig. overheidsinstelling die op meerdere niveau’s en
    vanuit verschillende invalshoeken al jaren constant met
    georganiseerde criminaliteit wordt geconfronteerd, respectievelijk
    zich doorlopend actief op dit probleem richt. Maar hier komt bij
    dat zij, meer dan welke andere instelling ook, tevens onophoudelijk
    stuit op alle mogelijke vormen van georganiseerde criminaliteit, of
    het nu vrouwenhandel is of drugshandel. In het kader van dit
    onderzoek zijn als het ware de ogen en oren van het hele
    Amsterdamse politiekorps gebruikt om het object van onderzoek in
    beeld te brengen.

    Maar het onderzoek is nu ook weer niet beperkt tot consultatie
    van de politie, zowel in de vorm van raadpleging van allerhande
    informatiebronnen als in de vorm van diepgaande gesprekken met
    rechercheurs die sleutelfuncties in het korps vervullen. Deels
    afhankelijk van de vraagstelling van het onderzoek, deels
    afhankelijk van onze eerste bevindingen, is ook contact gezocht met
    personen buiten de politie. Hierbij moet zowel worden gedacht aan
    representanten van de justitie, het stedelijk bestuur en de
    hulpverlening als aan vertegenwoordigers van bepaalde
    bevolkingsgroepen en sommige bedrijfstakken. Met hen is vooral
    gesproken over de indrukken die zij hebben van het probleem van de
    georganiseerde criminaliteit in de stad. Daarnaast zijn deze
    gesprekken aangegrepen om te bekijken in hoeverre het beeld dat de
    politie op grond van haar inzichten en ervaringen van de
    georganiseerde criminaliteit in Amsterdam heeft, spoort met de
    ideen die deze gesprekspartners hieromtrent koesteren. Bovendien
    zijn enkele gesprekken gevoerd met personen uit de onderwereld
    zelf.

    Verder is op allerlei plaatsen binnen en buiten de politie ook
    naarstig gezocht naar allerhande gegevens die – zo mogelijk los van
    gericht optreden van politie, justitie en bestuur – iets zeggen
    over het probleem van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam.
    Men denke bijvoorbeeld aan gegevens omtrent de omvang en
    samenstelling van allochtone gemeenschappen en aan cijfermateriaal
    betreffende (vracht)autodiefstallen. Heel uiteenlopende zaken
    allemaal, maar wel zaken die op de ene of andere manier wel iets te
    maken (kunnen) hebben met de aard, omvang en ontwikkeling van
    (bepaalde vormen van) georganiseerde criminaliteit in deze
    stad.

    Dat tenslotte ook gebruik is gemaakt van zowel het bestaande
    wetenschappelijk onderzoek als van persberichten en journalistieke
    reportages over de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam en
    haar bestrijding ligt voor de hand.

    Het is belangrijk te stellen dat de Amsterdamse politie, net als
    de overige korpsen in ons land, geen duidelijk op schrift gesteld,
    algemeen beeld van de georganiseerde criminaliteit in de kast heeft
    liggen. Zo’n beeld is nooit vervaardigd. Wat er op centraal niveau
    wel voorhanden is, komt neer op het volgende. In de eerste plaats
    een reeks van grote en kleine analyses van personen en groepen die
    in de voorbije jaren om de n of andere reden de belangstelling van
    de centrale recherche hebben genoten. In de tweede plaats hele
    reeksen processen-verbaal betreffende onderzoeken die zijn
    ingesteld, naar bijvoorbeeld de (illegale) bedrijvigheden
    van bepaalde groepen respectievelijk personen of naar de dood van
    personen die in verband kon worden gebracht met georganiseerde
    criminaliteit (liquidatie). En in de derde plaats berust er op
    centraal niveau natuurlijk de nodige ‘zachte’ informatie,
    CID-informatie. Deze drie bronnen zijn binnen het bestek van onze
    mogelijkheden op grote schaal aangeboord.

    Het informatietekort op centraal niveau is enigermate opgeheven
    door het doen van nader onderzoek bij district II. Dit district
    (bureau Warmoesstraat) omvat de hele binnenstad. Dit onderzoek
    behelsde, kort gezegd, twee dingen. Aan de ene kant is met vrucht
    geprofiteerd van de indringende analyses die door de staf van dit
    district in het voorbije anderhalf jaar zijn vervaardigd aangaande
    een aantal (economische) sectoren en sociale problemen binnen haar
    werkgebied: horeca, sex-business, toerisme, drugshandel en
    illegalenproblematiek. Aan de andere kant is er behoorlijk wat
    achtergrondinformatie bekeken met betrekking tot een aantal
    criminele groepen die hetzij in het algemeen, hetzij op specifieke
    terreinen de scepter zwaaien binnen en buiten het
    Wallen-gebied.

    III.5.2. Het onderzoek in Enschede, Nijmegen en Arnhem

    Voor de studie van de situatie in de drie steden Enschede,
    Nijmegen en Arnhem is op een soortgelijke manier te werk gegaan als
    bij het onderzoek van de situatie in Amsterdam. Een aparte
    complicatie in deze studie was natuurlijk dat drie steden moesten
    worden onderzocht, met alle praktische problemen vandien. Elke stap
    in het onderzoek moest drie keer worden verricht, zo mogelijk op
    identieke wijze. Er is in elk geval nadrukkelijk geprobeerd de drie
    steden zoveel mogelijk aan de hand van dezelfde gegevensbronnen te
    bestuderen om onderlinge vergelijkingen mogelijk te maken. Ook in
    deze steden heeft de politie als uitvalsbasis gefungeerd. Dat wil
    echter niet zeggen dat alleen is afgegaan op datgene wat de politie
    te berde heeft gebracht. Voorafgaand aan de drie stadstudies zijn
    gesprekken gevoerd met het hoofd en teamleider van het IRT Noord-
    en Oost-Nederland en met het hoofd van de Afdeling Recherche
    Informatie Oost (ARI-Oost) van de CRI. Na de bestudering van het
    schriftelijke materiaal zijn afzonderlijke groepsgesprekken
    gehouden met de CID’ers van de drie korpsen en met politiemensen
    van allerlei diensten die al lang in de stad werkzaam zijn. Er zijn
    tevens aanvullende gesprekken gevoerd met andere politiemensen over
    bijzondere onderwerpen. Zo is onder meer dieper ingegaan op
    fraudeurs en hun modi operandi, op koppelbazerij, op milieuzaken,
    op corruptie bij de politie en het openbaar bestuur, op prostitutie
    en op Turkse groepen. Tevens zijn enkele misdaadanalisten
    geconsulteerd om onduidelijkheden in de dossiers op te
    helderen.

    Naast de mondelinge interviews is voor deze lokale studie
    gebruik gemaakt van drie soorten schriftelijk materiaal van de
    politie. Voor de afgelopen vijf jaar zijn de analyses van de
    criminele groepen geraadpleegd die in de stad actief zijn
    (Enschede: 12; Nijmegen: 34 en Arnhem: 20), de processen-verbaal
    van opsporingsonderzoeken naar georganiseerde criminaliteit en de
    zachte informatie waarover de politie beschikt. Deze drie bronnen
    zijn zo uitgebreid en open mogelijk aan de onderzoekers ter
    beschikking gesteld. Voorts hebben de korpsen geregeld aanvullende
    analyses gemaakt voor onze rapportage. Tijdens het schrijven van de
    rapporten is verder met enige regelmaat een beroep gedaan op
    diverse politiemensen om bepaalde kwesties op te helderen. Hoewel
    de CBO-formulieren voor ons onderzoek ongeschikt waren, is daarvan
    wel gebruik gemaakt om het aantal corruptiezaken bij de korpsen na
    te gaan. Aangevuld met andere vertrouwelijke gegevens kon zo een
    goed beeld van het vrkomen daarvan worden gekregen. Behalve het
    vele materiaal van de politie is schriftelijke informatie verstrekt
    door andere instellingen en organisaties. Deze informatie was
    afkomstig van de Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs, het GAK,
    het Sociaal Fonds Bouwnijverheid, de plaatselijk vakbonden, de
    makelaardij, de gemeenten, de Kamers van Koophandel, Koninklijke
    Horeca Nederland (plaatselijke afdeling), de Fiscale Inlichtingen-
    en Opsporingsdienst en de afdelingen onderzoek van de
    gemeenten.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken