• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – II.2. De emigratie naar Nederland

    II.2. De emigratie naar Nederland

    Suriname mag in politiek opzicht dan onafhankelijk zijn, in
    economisch en cultureel opzicht is het volstrekt georinteerd, om
    niet te zeggen: gefixeerd, op het voormalige moederland. Dat geldt
    zowel in positieve zin: men reist erheen, gebruikt de Nederlandse
    taal en drijft er handel mee, maar ook negatief: de Surinaamse
    identiteit wordt verstevigd door zich af te zetten tegen het
    Nederlandse neo-imperialisme. Legerleider Bouterse bewaakte zijn
    zogenaamde revolutie door steeds weer te verklaren: Ik ben klaar
    met Nederland! Een traditie van ruim honderd jaar emigratie naar
    Nederland om er te studeren vormt daar onderdeel van. Als de
    massa-emigratie in de jaren zeventig op gang komt, is Nederland
    vrijwel de enige bestemming. Er is een kolonie van enkele duizenden
    Surinamers te vinden in New York, honderdduizenden trokken naar
    Holland. Toen de Amsterdamse sociaal-geograaf H. van Amersfoort in
    1968 de eerste overzichtsstudie van Surinamers in Nederland
    schreef, telde hij een aantal van tussen de 16.000 en 18.000
    migranten. Voor een groot deel waren dat studerenden en mensen uit
    de Surinaamse middenklasse die hier werkten als verpleegsters,
    onderwijzers en ambtenaren. Voor een klein deel waren dat
    arbeiders: afgemonsterde zeevarenden, geworven metaalarbeiders voor
    de Amsterdamse scheepvaartindustrie en ambachtslieden die op de
    bonnefooi kwamen. Zij wisten hun weg in de Nederlandse samenleving
    goed te vinden en Surinamers golden voor de Hollandse bevolking als
    een exotische groep. Een detail is voor het onderwerp van deze
    studie belangrijk, zo zal verderop blijken: van oudsher zijn de
    luchthaven Schiphol en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen voor
    Surinamers zeer geliefde werkgevers. In een rapport van het
    Landelijk Buro Racisme Bestrijding uit 1990, dat handelt over
    mogelijke discriminatie van Surinaamse werknemers bij promotie en
    ontslag wordt het belang van de nationale luchtvaartmaatschappij
    voor de werkgelegenheid van Surinaamse immigranten in Nederland
    onderstreept. Er was in de jaren zestig geen speciaal
    werkloosheidsvraagstuk, er werden geen bijzondere sociale problemen
    gesignaleerd behalve het (psychologische) aanpassingsprobleem en
    over Surinaamse criminaliteit werd nauwelijks gesproken. Van
    Amersfoort meende dat de emigratie kon worden opgevat als een vorm
    van de verstedelijking die zich in veel landen van de Derde Wereld
    in die jaren begon af te tekenen en dat was goed gezien. Paramaribo
    puilde niet uit zoals steden in Latijns Amerika, de massa-emigratie
    die in de jaren zeventig op gang kwam, richtte zich op de Randstad
    Holland. Alle sociale categorien die de Surinaamse samenleving rijk
    is, namen eraan deel. Vooral in de twee jaar voorafgaande aan de
    abrupte onafhankelijkheid zwelde de stroom aan met mensen die het
    zekere maatschappelijke bestaan van Nederland verkozen boven de
    onzekere politieke toekomst van Suriname en zolang zij
    staatsrechtelijk Nederlanders waren, kon dat ook nog. Onder de
    emigranten bevonden zich nu ook Hindoestaanse en Javaanse
    landbouwers, het stadsproletariaat en ook de hele en halve
    werklozen van alle etnische groepen. Bovenkerk (1983) liet zien dat
    alle groepen meededen aan de volksverhuizing, ook Chinezen,
    Bosnegers, Libanezen en de afstammelingen van Nederlandse
    kolonisten uit de vorige eeuw, de zogenaamde boeroes. Emigratie als
    massaverschijnsel vormde een afspiegeling van de gehele Surinaamse
    bevolking.

    Voor de nieuwe republiek betekende de emigratie een enorme
    aderlating en zij werkte destabiliserend. Als we de meest brede
    definitie hanteren en ook nog tot de Surinamers in Nederland allen
    rekenen die uit ten minste n in Suriname geboren ouder zijn
    voortgekomen, bedraagt hun aantal thans ruim 250.000. Dat zijn
    haast evenveel mensen als in Suriname zelf wonen. Men heeft wel
    berekend dat geen enkel Derde Wereld Land procentueel zoveel
    onderdanen bezat die een vorm van hoger onderwijs hadden doorlopen
    als Suriname. De overgrote meerderheid, het potentile kader, woont
    in Nederland en wordt er door Surinaamse leiders aan herinnerd dat
    zij eigenlijk daar zouden moeten zijn om hun land op te bouwen,
    maar zij zien in de defecte sociale en politieke structuur geen
    kans om hun talenten te ontplooien.

    Het tijdstip van hun komst in Nederland had niet slechter
    gekozen kunnen zijn. De grootste golf arriveerde in de periode van
    de oliecrisis (1972) en sterk toenemende werkloosheid. Op het
    moment dat de overheid de gastarbeid (voor Turken, Marokkanen
    etcetera) stopte door geen arbeidsvergunningen meer te verlenen,
    kwamen de Surinamers juist binnen. Hun urbanisatie kreeg daardoor
    onvoorzien toch ook nog iets van de verstedelijking mee in de Derde
    Wereld. Ook daar zoeken migranten hun heil in een stedelijke
    economie die de bevolkingstoename niet bijhoudt en waar een
    aanmerkelijke proportie van de migranten veroordeeld blijft tot het
    ontvangen van steun en werken in de informele economie. Zeker de
    meerderheid van de Surinamers wist zijn weg na kortere of langere
    tijd wel te vinden, maar een deel is buiten de arbeidsmarkt
    gebleven. In 1990 hoort dertig procent van de Surinaamse
    beroepsbevolking tot de niet-werkenden, terwijl dit voor autochtone
    Nederlanders niet meer dan acht procent bedraagt (Langbroek en
    Muus, 1991). Ten dele wordt dit effect ook verklaard door de wat
    hogere werkloosheid in steden. Tweederde van alle Surinaamse
    immigranten woont in steden van 100.000 inwoners of meer, tegen een
    kwart van de totale bevolking. Het is de meest urbane
    bevolkingscategorie van alle etnische groepen in Nederland. De
    Creolen leven vooral geconcentreerd in Amsterdam en Rotterdam,
    Hindoestanen vooral in Den Haag. Het aantal Surinamers in Utrecht
    is opvallend laag.

    Een andere oorzaak voor de achtergestelde positie van velen is
    discriminatie bij het aannemen van personeel, bij bevordering en
    ontslag. Bovenkerk en Breuning-van Leeuwen toonden in 1978 met
    behulp van een
    levensecht experiment al aan dat Creoolse Surinamers die precies
    even goed gekwalificeerd waren als Hollanders, in ongeveer een
    vierde van het aantal werkelijk bestaande vacatures waarnaar zij
    solliciteerden, werden afgewezen. Hetzelfde experiment, zeer
    onlangs herhaald (Bovenkerk, Gras en Ramsoedh, 1995), leverde een
    nog hogere discriminatie op. Ook ander onderzoek naar de voorkeuren
    van personeelschefs laat ondubbelzinnig zien dat bij de ruime
    arbeidsaanbod dat thans voorhanden is, de voorkeur uitgaat naar
    blanke, jonge Hollandse mannen (Van Beek en Van Praag, 1992). Beter
    opgeleide Surinamers blijken bij deze experimenten overigens minder
    ongunstig te scoren. Het is waarschijnlijk dat de bureaucratie van
    het landelijke, provinciale en stedelijke minderhedenbeleid veel
    afgestudeerde Surinamers absorbeert (Bovenkerk, den Brok en Ruland,
    1991). Voorts blijkt positieve actie in het geval van de
    Surinamers, althans in de sfeer van overheidsfuncties, wel wat te
    helpen. Voor ons is vooral de omstandigheid relevant dat de
    Nederlandse politie er serieus werk van maakt. De politie zit
    dringend verlegen om het opbouwen van een behoorlijke
    informatiepositie in de Surinaamse wereld en weet dat een
    multi-etnisch samengesteld korps bij minderheden aan legitimiteit
    wint. Welke wegen bewandelen de (minder goed opgeleide) Surinamers
    om niet in de misre van langdurige werkloosheid ten onder te gaan
    en om maatschappelijk vooruit te komen? Naast de klassieke sociale
    stijgingskanalen voor kansarme groepen: de sport en de muziek,
    vormt het opzetten van een eigen bedrijf een aantrekkelijke
    mogelijkheid. Surinamers exploiteren tropische winkels,
    reisbureaus, edelsmederijtjes, financile adviesbureaus,
    restaurants, coffeeshops, videotheken, cafs en nog meer. Het komt
    voor bij alle Surinaamse etnische groepen, maar in 1984 laat de
    inventarisatie van Boissevain en anderen zien dat, in
    overeenstemming met het etnische stereotype, Hindoestanen zich meer
    op deze manier profileren. Voor een belangrijk deel van dit
    etnische bedrijfsleven is men aangewezen op goederen uit Suriname:
    per jaar komen er tonnen aan Surinaamse groente, zoutvlees,
    gedroogde vis en ook goud, per schip en per vliegtuig, naar
    Nederland toe.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken