• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – IV.7. Georganiseerde misdaad onder Marokkanen in Nederland

    IV.7. Georganiseerde misdaad onder Marokkanen in
    Nederland

    Wat zien we van alle beschreven criminele activiteiten in
    Marokko in Nederland? In de sfeer van de zwarte economie zou men
    zeker moeten denken aan de invoer in Marokko van aanzienlijke
    hoeveelheden spullen die van diefstal in Nederland afkomstig zijn
    en die meereizen met de jaarlijkse grote parade van Marokkaanse
    vakantiegangers. Op zichzelf is dit nog geen georganiseerde
    misdaad. Dat is al meer het geval waar – en daar zijn systematische
    politieberichten over – deze goederen afkomstig zijn uit heling.
    Ook door niet-Marokkanen gestolen goederen worden geruild tegen
    drugs en die goederen worden weer naar Marokko gebracht. Wat er
    zeker wel toe hoort, is gesignaleerd in Midden-Nederland. Een
    Marokkaanse groep die uit ongeveer twintig personen bestaat,
    vervoert nu al meer dan vier jaar lang drie tot acht gestolen
    auto’s per week naar Marokko. De auto’s worden ‘s avonds gestolen
    en op een groot parkeerterrein enkele dagen koud gezet. De
    kentekens worden met zwarte tape veranderd. De chauffeur die ‘s
    nachts tussen 23.00 en 01.00 uur vertrekt, ontvangt tweeduizend
    gulden voor zijn taak en nog eens duizend voor zijn kosten
    onderweg. Tot het donkere gedeelte van de Marokkaanse informele
    economie rekenden we ook georganiseerde prostitutie. Ook in
    Nederland is in verschillende plaatsen onder Marokkanen pooierij
    vastgesteld. Dit geschiedt ook in georganiseerd verband. In Agadir
    in het zuiden van Marokko bestaat een organisatie waarvoor een zeer
    welgestelde dame vrouwen ronselt om als prostitue naar Nederland te
    gaan. In Nederland gescheiden Marokkaanse vrouwen zijn door
    criminele organisaties benaderd om in deze sfeer werkzaam te zijn
    en trouwens ook om hun legale status te
    gebruiken om Marokkaanse mannen aan een verblijfstitel te helpen.
    Een stel broers heeft kans gezien om via een Nederlandse vriendin
    die plotseling onder verdachte omstandigheden stierf, een seksclub
    over te nemen. Andere vormen van mensenhandel zijn eveneens
    waargenomen. In het Westland en andere tuinbouwgebieden, zoals
    bijvoorbeeld rond Rotterdam, zijn veel illegale Marokkanen
    aangetroffen (vergelijk ook Buijs, 1988 en Meinsma, 1994) maar niet
    duidelijk is in hoeverre hun overkomst door criminele organisaties
    is georganiseerd. Voorts zijn Nederlanders zelfs betrokken geweest
    bij het smokkelen van illegalen naar Europa. Kinderen klampten zich
    onder Nederlandse vrachtauto’s vast om de overtocht te maken en er
    zijn ook verstekelingen die het in het laadruim tot Nederland
    hebben gehaald. Tot zover het kleine werk. Georganiseerde misdaad
    onder Marokkanen slaat natuurlijk in hoofdzaak op de handel in
    drugs. Cannabis wordt Nederland binnengebracht op veel
    verschillende manieren. Er zijn ten eerste de zogenaamde mieren die
    in hun personenauto iets meenemen. Soms zijn dit Nederlandse
    vakantiegangers of speciaal geronselde koerier(ster)s, soms
    Marokkanen die naar Nederland terugkomen van vakantie. Zij zijn
    kieskeurig en kleine partijen zijn doorgaans van de allerbeste
    kwaliteit. Grotere partijen gaan via campers die met de pont
    meereizen naar Spanje. Met oneindig veel nieuwe varianten wordt
    getracht de douane en de politie te omzeilen. Wat te denken van een
    behoorlijk groot transport dat is verstopt in een zogenaamd bij een
    verkeersongeluk gestrande caravan, die door de ANWB wordt
    gerepatrieerd? Grotere hoeveelheden gaan mee met de ongeveer 2000
    tochten die vrachtauto’s per jaar uit Marokko naar Nederland maken.
    De smokkelwaar kan verborgen zijn in de vracht – het is
    aangetroffen in partijen textiel, in speelgoed en tussen
    aardappelen, groenten en fruit. Het kan ook zijn verstopt in
    speciaal geprepareerde bergplaatsen in het karkas van de vrachtauto
    zelf. Koelauto’s zijn populair, omdat door de douane moeilijk is
    vast te stellen of het dakschot een decimeter hoger is dan normaal,
    of er ruimte zit tussen het kopschot of dat het hele huis
    hydraulisch kan worden opgekrikt om laadruimte voor hash te maken.
    De transportbedrijven die daarvoor worden gebruikt zijn van twee
    soorten: op zichzelf bona fide firma’s die er zich gewild (meestal)
    of ongewild (zelden) voor lenen, of bedrijven die speciaal voor dit
    doel zijn opgericht. De chauffeur rijdt zijn wagen naar een
    aangewezen plaats en komt hem, zonder de lading te inspecteren, na
    bijvoorbeeld twee dagen weer ophalen. Een veel voorkomende variant
    bestaat eruit een en dezelfde chauffeur van Marokko naar Spanje,
    Portugal en Frankrijk te laten rijden om dan onderweg de aanhanger
    met drugs los te koppelen en over te doen aan een chauffeur die met
    een trekker uit Nederland komt. De eerste chauffeur rijdt dan weer
    terug naar Marokko om een nieuwe lading op te halen. Over
    smokkelmethoden over de weg is meer te vinden in het
    branche-rapport over het wegvervoer in deze serie. Drugs kunnen
    voorts ook worden verstopt in autobussen die de oversteek maken.
    Het wordt verder per schip aangevoerd in kleinere hoeveelheden in
    plezierbootjes. Verder via visserschepen die de hash op volle zee
    overladen op zeeschepen. Of het reist verstopt mee in zeecontainers
    met reguliere lading. In de jaren zeventig en tachtig zijn al deze
    smokkelsystemen op Nederland bedacht door Nederlandse
    drugshandelaren en -transporteurs. Zij wonen thans (nog) in
    Nederland, maar een kolonie heeft zich gevestigd in Malaga (van
    waaruit men heel gemakkelijk op en neer kan naar Marokko) en
    enkelingen ook in Marokko zelf. Met het uitroepen van de oorlog
    tegen de drugs, de groeiende macht van autochtone Marokkaanse
    drugsbaronnen en de steviger greep van (delen van) de overheid op
    deze handel, is het voor Nederlandse drugsondernemers moeilijker
    geworden om zelfstandig zaken te doen. De douane controleert
    strenger. Op grond van een kort geleden gentroduceerde wet heeft de
    douane de bevoegdheid om zelfs bij het minste vermoeden van drugs
    de gehele (vracht)auto grondig te onderzoeken. In de wanden van
    koelwagens worden op een aantal plaatsen zonder pardon met een
    lange elektrische boor gaten geboord. Voorheen was het nog wel eens
    mogelijk om een kleine partij aan de grens te offeren: op het
    moment dat de complete douane zich daarop concentreerde, passeerden
    grote partijen in trucks de grens gezien. Nu weet de douane wel
    beter. De slachtoffers van deze thans primitief geworden
    smokkelmethode zijn individuele chauffeurs die wel eens wat willen
    proberen. Nederlandse vrachtwagenchauffeurs brengen hun wagens in
    grote compounds (tegen diefstal) en bij voorbeeld in Casablanca
    komen zij samen in vaste cafs. Zij worden daar, en ook zo maar op
    straat, door Marokkaanse handelaren benaderd met de vraag of ze
    iets mee willen nemen. Wie daar tegenwoordig op ingaat – het aanbod
    is een verdienste van f.50.000,- of meer – loopt een aardige kans
    dat hij op grond van een een-tweetje tussen de handelaar en een
    individuele douanebeambte wordt betrapt en in de gevangenis
    verdwijnt. Maar het is voorgekomen dat zijn lading dezelfde dag nog
    door een ander wordt uitgevoerd met hetzelfde noodlottige
    resultaat. In het tijdschrift voor wegtransporteurs en chauffeurs
    Truckstar staan het laatste jaar regelmatig reportages met
    de strekking dat je als chauffeur op geen enkel aantrekkelijk
    Marokkaans aanbod in moet gaan. Er zijn trouwens ook enkele
    voormalige Nederlandse chauffeurs die nu voor Marokkaanse
    organisaties werken en aan Nederlandse chauffeurs aanbiedingen
    doen. Wie geen risico wil lopen en de chauffeur geldt bij een
    vondst altijd als aansprakelijk, wordt overigens een elegante
    uitweg geboden. Bij de politie kan men tegen een gering bedrag zijn
    (vracht)auto geheel laten onderzoeken en verzegelen om deze tegen
    inspectie te vrijwaren.

    Wie thans grote partijen hash wil importeren, ziet zich
    genoodzaakt om bepaald andere maatregelen te nemen dan de Hollandse
    hashhandelaren van de jaren zeventig en tachtig. De balans van de
    macht tussen
    Marokkaanse producenten en Nederlandse transporteurs is gelijk
    getrokken. De export van drugs uit Marokko moet volkomen
    gecontroleerd gebeuren en de relevante autoriteiten moeten zijn
    omgekocht. Dit gaat niet meer zonder belangrijke Marokkaanse
    drugshandelaren en dat is de reden waarom ook in Nederland
    Marokkanen zelf de kans hebben gekregen een groot deel van de
    handel in handen te krijgen. Met reden wordt zelfs gezegd dat in
    1991 min of meer officieel een echt drugskartel is opgericht
    waarbij vooraanstaande Marokkanen uit heel Europa zijn betrokken.
    Bij de oprichting zou een overeenkomst zijn gesloten die inhoudt
    dat grote partijen verstopt in blikken olijfolie per schip naar
    Antwerpen zullen worden vervoerd en dat ze, na daar te zijn
    opgeslagen, in kleinere partijen zullen worden verdeeld om ze onder
    andere ook op de Nederlandse markt te verspreiden. Het is evenwel
    niet eenvoudig om zicht te krijgen op de omvang van de Marokkaanse
    drugshandel in Nederland. Voor de politie is het een gesloten
    wereld en van uitwisseling van informatie met collega’s in Marokko
    is nauwelijks sprake. Er zijn berichten dat medewerkers van
    consulaten zijn betrokken en op die overheid wil men niet
    vertrouwen. Moeilijk te volgen zijn de transacties op zichzelf
    overigens helemaal niet. Het vergt weinig verbeeldingskracht om te
    begrijpen wat drugshandelaren bedoelen als zij per telefoon spreken
    over film, onderwerp, linnen, witte en gele zijde, een kwaliteit
    van honderd procent, of wanneer (andere groep) zij het hebben over
    zeep, cassettes, kaas, thee en vliegtuigen. Ofschoon de
    aanwijzingen binnenstromen dat Marokkanen zich in Nederland in
    allerlei steden met de handel in hash bezighouden, in Amsterdam,
    Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Helmond, Groningen, Venlo, Eindhoven,
    Maastricht, Tilburg en Leeuwarden, en ook dat de organisaties in
    kwestie hele ketens van coffeeshops, shoarma-zaken en
    broodjes-winkels van drugs voorzien, gaan de Nederlandse politie en
    justitie er slechts op beperkte schaal achteraan.

    In 1990 en 1991 ontdekte de politie van Gooi- en Vechtstreek een
    grote Marokkaanse hashhandelsorganisatie (onder te verdelen in drie
    families) met een hoofdkwartier in Hilversum. De
    vreemdelingendienst leverde de sociologische achtergrondinformatie.
    Het ging om Marokkaanse arbeiders die in de jaren zeventig waren
    gekomen om bij bedrijven te werken in het Gooi. Het waren mensen
    zonder veel opleiding: de meesten waren analfabeet en nadat de
    meeste mannen in de jaren zeventig en tachtig uit het arbeidsproces
    waren getreden, was een overgrote meerderheid thans werkloos. De
    vreemdelingendienst kenschetste ze als een ongentegreerde, kansloze
    groep en onder de tweede generatie had een aantal jongens reeds een
    flinke criminele antecedentenlijst opgebouwd. Hilversum bleek te
    fungeren als distributiecentrum voor (door Nederlandse
    transporteurs) uit Marokko aangevoerde hash. Nederlandse en
    Marokkaanse klanten kwamen hier in het groot (tot duizend kilo toe)
    inkopen. De klant zette zijn auto neer op een aangewezen plek en
    overhandigde de groothandelaar in het koffiehuis zijn sleutels als
    de koop was gesloten. Een koerier reed de auto naar een geheime
    plaats waar de gekochte hash achterin werd geladen en daarna werd
    de auto op een andere plaats neergezet. De klant kreeg zijn
    autosleutels terug en kreeg te horen waar hij zijn auto op kon
    halen. De politie was verbaasd over de openheid waarmee deze handel
    werd bedreven. Zij ontdekte een soort raad van bestuur van de
    organisatie in engere zin. De oudste zonen beheerden tien
    koffiehuizen, een slagerij, een videotheek, een lunchroom en een
    shoarmazaak. Andere familieleden vormden het personeel in deze
    middenstand. Sommigen fungeerden als koeriers en daar waren ook
    kinderen bij die hoeveelheden hash achter op hun fiets vervoerden.
    Anderen stelden (tegen betaling van f.25,- per kilo) hun huis of
    schuurtje ter beschikking als stash-plaats. Nu is de Marokkaanse
    gemeenschap in het Gooi maar klein (in Hilversum woonden 1.250
    Marokkanen) en het aantal van hen dat bij de handel in hash was
    betrokken, was zo groot dat de politie besloot te gaan tellen. Zij
    kwam tot de slotsom dat in een meerderheid van de Marokkaanse
    families in het Gooi tenminste n gezinslid direct aan de hashhandel
    deelnam of daar indirect van profiteerde (bij dat laatste moet men
    bijvoorbeeld denken aan een zuster van een handelaar die een fraai
    huis liet bouwen in Marokko). De geschatte jaaropbrengst van deze
    familie was tenminste 150 miljoen gulden, maar waarschijnlijk
    benaderde het bedrag van 300 miljoen de werkelijkheid beter. Thans
    is deze organisatie opgerold en de koffieshops zijn bij wijze van
    bestuurlijke maatregel dichtgespijkerd. Het ging hier echt om een
    concentratiepunt en de Gooise ervaring is helemaal niet
    representatief voor Nederland. Wat de politie met haar onderzoek
    had blootgelegd, was een schaduw-economie die het antwoord vormde
    op de uitzichtloze sociaal-economische positie waarin de Marokkanen
    zich bevonden. In Nederland leefden de bazen zo sober als van
    afgekeurde of ontslagen gastarbeiders werd verwacht; in Marokko
    bezaten zij hotels en ander onroerend goed. Het geld werd via de
    verzamelrekening van een filiaal van een Marokkaanse bank naar
    Marokko gesluisd. Intussen is Nederland is bedekt met een fijnmazig
    Marokkaans netwerk van cannabisgroothandelaren en detaillisten.
    Marokkaanse instituties worden er diep door geraakt. Nog in 1983
    heeft een toentertijd invloedrijke niet-ambtelijke werkgroep ad hoc
    onder leiding van de islamoloog J.D.J. Waardenburg vurig gepleit
    voor het stimuleren van de sociale functie van religieuze
    voorzieningen in het islamitische milieu in Nederland. De
    Nederlandse welzijnsinstellingen boden misschien geen geigend kader
    voor groepen mensen in wier cultuur het onderscheid tussen kerk en
    staat niet of althans anders bestond dan in Holland en als de
    overheid deze groep met haar hulp wilde bereiken, bood de moskee
    een authentieke uitweg. Nu stelt de politie vast dat moskeen in
    enkele gevallen de plaats vormen waar drugshandelaren elkaar
    ongestoord ontmoeten en zaken
    doen. Ook het familieverband blijkt een functie van verspreiding te
    vervullen. Mensen die betrokken zijn bij de import, stimuleren
    familieleden om mee te doen aan de groothandel en die doen weer een
    beroep op hun familienetwerk om mensen te vinden die hun huis als
    stash-ruimte willen verhuren (voor 25 gulden de kilo) zodat
    weer een ander familielid die in de coffeeshop over de sleutel
    beschikt als koerier kan dienen om de verkoper via de achterdeur
    van nieuwe hash te voorzien. De familie die in de drugshandel gaat,
    legt hutje bij mutje om een partij te financieren en vervoegt zich
    met haar plannen bij een drugslord in Marokko. Daar worden de
    werkelijke beslissingen genomen. De Nederlandse handelaren hebben
    hun rol teruggedrongen zien worden tot die van transporteurs. Zij
    beschikken over de transportfirma’s, het wagenpark en de loodsen op
    tal van industrieterreinen waar de grote partijen hash worden
    opgeslagen voor verdere distributie in kleinere partijen.
    Nederlandse groepen zijn bruikbaar omdat zij de transportschakel in
    de handelsketen beheersen en minder kans lopen te worden
    aangehouden door politie of douane, maar geld komt er niet eens
    meer aan te pas. De afrekening geschiedt door de Nederlandse
    drugshandelaars met een afgesproken quantum van de vervoerde
    hoeveelheid huns weegs te laten gaan. Deze ontvangen dan
    bijvoorbeeld een derde of een vierde om (bijvoorbeeld in Engeland)
    voor eigen rekening te verkopen.

    Over de manier waarop de opbrengst wordt weggesluisd, kunnen we
    na het bovenstaande op zichzelf kort zijn. Een deel gaat via
    banken, een deel via het traditionele leencircuit, maar meestal, is
    onze indruk, worden de harde valuta zo maar in een zak of
    weggestopt in een reeks bergplaatsen aan de binnenkant van een
    grote jas, naar Marokko gebracht. Er wordt in Nederland nog
    nauwelijks genvesteerd, de ruimten waar men woont, werkt en dealt,
    zijn meestal gehuurd. De thans volwassen Marokkanen in Nederland
    zien hun aanwezigheid in Nederland nog steeds overwegend als een
    tijdelijke aangelegenheid. De familie brengt wel chique auto’s naar
    Marokko (oud gastarbeiders-ideaal) en koopt overigens grond,
    onroerend goed en een winkel. De Mas (1995) heeft in de Rif waar de
    Marokkanen in Nederland vandaan komen, een koortsachtige
    bouwactiviteit vastgesteld. Velen beleggen hun geld in een huis in
    de streek westelijk van de Rif en in de steden Tanger, Ttouan, Al
    Hocema, Nador en Oujda. Nergens worden zulke hoge economische
    groeicijfers gehaald als in dit gebied. Langs de kust tussen Ceuta
    en Ttouan verschijnen luxe villa’s, jachthavens en hotels.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken