• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – VII.4. De Colombiaanse cocanehandel in Europa

    VII.4. De Colombiaanse cocanehandel in Europa

    In het midden van de jaren tachtig breidden de kartels hun
    afzetmarkt uit naar Europa. Twee grote bazen: Luis Ochoa en
    Gilberto Rodriguez Orejuela woonden in die tijd in Spanje, omdat
    zij uit Colombia waren uitgeweken nadat er een minister was
    vermoord en de jacht op de hele narco-mafia was geopend. Zoals
    steeds volgen de drugshandelaren de routes naar Europa die
    historisch en cultureel voor de hand liggen. Het vliegverkeer
    tussen Madrid en Zuid-Amerika is bovendien intensief. Zoals
    Surinamers en Antillianen cocane naar Nederland smokkelen, zo
    zochten de Zuidamerikanen hun bruggehoofd in Europa in Spanje. In
    1985 werden beide heren door de Spaanse autoriteiten gearresteerd
    en teruggestuurd naar Colombia, waar ze overigens al snel op vrije
    voeten werden gesteld. De korte geschiedenis van de kartels zit al
    vol mythologie. Uit wraak op de Spaanse overheid zouden ze toen
    hebben besloten Europa met hun handelswaar te vergiftigen. Een meer
    materialistische verklaring die neerkomt op het verlangen de markt
    te vergroten op het moment dat de markt van Amerika was verzadigd,
    klinkt aannemelijker. Er vormde zich een kleine kolonie van
    landgenoten in Spanje. Onze Nederlandse Bettien M. kwam in Marbella
    met Colombiaans jongemannen in contact die het expliciete doel
    hadden om zich als drugshandelaar in Europa op te bouwen. Hun
    eerste en voornaamste taak was het vinden van de juiste contacten
    in Spanje. Wij hebben de indruk dat zij, na zich enigermate te
    hebben geconsolideerd, niet in de eerste plaats naar Noord-Europa
    zijn doorgetrokken, maar naar Itali. Dit land heeft met zijn mafia
    de reputatie dat er contacten zijn en Colombianen en Italianen
    schijnen elkaar in de omgang goed te liggen. Precies dezelfde
    relatie tussen handelaren van deze twee nationaliteiten komen we
    vanaf het einde van de jaren tachtig tegen in Nederland.

    Het vervoer van de cocane van Colombia naar Europa leverde een
    nieuw probleem op. De kleine vliegtuigjes die Colombiaans piloten
    gebruikten om, met n tussenstop, het vasteland van de Verenigde
    Staten te halen, kwamen niet tot in Europa. Er is wel geprobeerd om
    grote partijen goed verpakte en waterdicht gemaakte drugs uit oude
    passagiersvliegtuigen te droppen voor de kust van het Oosten van
    Engeland in de buurt van booreilanden, vanwaar het per helikopter
    naar het vasteland zou worden gebracht, maar die poging was van
    korte duur. Aanvankelijk leverde het minder risico’s op drugs in
    kleine hoeveelheden te verstoppen in brieven en postpakketjes en
    die naar een adres in Europa te sturen. Deze methode wordt nog
    steeds gebruikt, ook met bestemming Nederland, maar het nadeel is
    dat de recherche nu meer alert is en dat de doorgekomen
    hoeveelheden klein zijn. Voorts werden kilo’s meegenomen door
    kamelen of muilezels, over het algemeen arme mensen die zo een
    grote slag wilden slaan en die er onverdacht uitzagen. De fantasie
    van de smokkelaars is schier onbegrensd: er zijn nonnen met coke
    onder hun pij aangetroffen, gehandicapten met coke in hun houten
    been. Hoe groot het aantal mensen precies is dat zo de oversteek
    maakt, is niet bekend en de kans dat zij worden gepakt is dus niet
    te berekenen. We weten echter wel dat volgens het bureau van de
    Colombiaanse justitie dat gaat over internationale aangelegenheden,
    in 1994 niet minder dan 11.633 Colombianen in het buitenland in de
    gevangenis zaten! Veruit het grootste deel zit in de Verenigde
    Staten: 9.303. Dit is voor drugshandelaars nog steeds de eerste
    markt en hun grote aantal wordt ook veroorzaakt door de lange
    straffen die daar worden opgelegd. In Europa zijn het er 2.255 en
    daarvan bevinden zich, zoals te verwachten, de meesten in Spanje
    (971) en kleinere aantallen in Duitsland (374), Itali (356) en
    Frankrijk (202). 90% van deze gedetineerden zijn opgepakt als
    koeriers. In Nederland was in dat jaar het aantal gedetineerde
    Colombianen niet groter dan 68. Dit is echter geen indicatie voor
    een relatieve onbelangrijkheid van Nederland in dit drugsverkeer.
    Hier toont zich alleen het omgekeerde van wat gebeurt in de
    Verenigde Staten: de straffen zijn naar verhouding kort. Al spoedig
    gingen de ingenieurs van de Colombiaans kartelorganisaties ertoe
    over om veel grotere partijen ineens de oceaan over te sturen door
    ze mee te geven met de zeevracht in de legale handelsstroom. In
    Spanje werden de eerste grote vangsten gedaan, de cocane zat
    verstopt in kokosnoten, in industrieel vervaardigde kerststalletjes
    en het was gempregneerd in Peruaanse tapijten. In Spanje werd in
    1985.303 kilo in beslag genomen, in 1986.669 kilo, in 1987.1130
    kilo en in 1988.3460 kilo coke. De grote attractie voor de
    Colombiaanse kartels is de kiloprijs die dan nog heel hoog is, wel
    drie of vier
    maal zo hoog als het volgedumpte Amerika. Aan het einde van de
    jaren tachtig worden ook in andere landen belangrijke vangsten
    gedaan. Naar aanleiding van een vondst van 40 kilogram in Terressa
    bij Barcelona wordt, door de hoofdverdachte te volgen, voor het
    eerst in Nederland een flinke partij aangetroffen: 130 kilo in
    Eindhoven.

    In de hoofdstukken hiervoor die gingen over Surinamers, Turken
    en Marokkanen hebben we aandacht geschonken aan de geschiedenis en
    de sociale opbouw van hun immigrantengemeenschappen omdat in hun
    kring de infrastructuur bestaat voor distributie en omdat deze
    bevolkingen de mensen leverden die zich met de handel in drugs
    bezighouden. Operaties van transnationale criminele organisaties
    van het type mafia waren hier niet aan de orde, want die bestaan in
    de landen van herkomst helemaal niet of hun internationale
    bedrijvigheid is van recente datum. De kartels vormen wel zo’n
    organisatie en het is dus de vraag in hoeverre de Colombiaanse
    emigrantengemeenschappen in Nederland ook een rol in de drugshandel
    vervullen. In de Verenigde Staten was die rol duidelijk
    aantoonbaar, maar hoe zit het in Europa? Pearse (1990), die de
    Colombiaans bevolkingsgroep in het Verenigd Koninkrijk beschrijft,
    stelt deze vraag expliciet aan de orde. Al voordat Colombiaanse
    drugshandelaren in Europa actief waren, leefden en werkten in
    Engeland, meestal in Londen en omgeving, niet minder dan 25.000
    Colombianen. Er was duidelijk sprake van een overschot aan vrouwen
    en dat kwam omdat zij werkten als hulp in de huishouding. Eertijds
    vormden zij een onopgemerkte groep, maar vanaf de eerste
    onderscheppingen van drugs bij Colombiaanse passagiers op Britse
    vliegvelden zijn zij in een kwaad daglicht komen te staan. Pearce
    interviewde een aantal van deze vrouwen en hun verhaal gaat over de
    uitbuiting van werksters en au pairs, maar helemaal niet over het
    lot van drugskoeriers. Zeker, ook die zullen er wel onder
    voorkomen, maar van de Colombiaans gemeenschap in Engeland kan men
    volgens haar toch niet zeggen dat deze is overgegaan op de
    cocane-handel. Er is dus voorzichtigheid geboden als wij verderop
    uitspraken doen over Colombianen in Nederland.

    Intussen hebben de Colombianen zich in Europa voorzien van een
    aanzienlijke handelsbasis. Er zijn grote en kleinere partijen
    cocane (en trouwens ook marihuana) onderschept in Engeland,
    Duitsland, Belgi, Itali (de grootste vangst die tot nu toe in 1994
    werd gedaan in Livorno bedraagt meer dan 5.000 kilo!), Zwitserland,
    Denemarken en natuurlijk Nederland. In het meest recente
    verslagjaar 1994 is in heel West-Europa 18 ton cocane onderschept.
    Volgens opgave van het ICPO (International Criminal Police
    Organization) was Itali goed voor 6,6 ton, Spanje voor 3,8 ton, in
    het Verenigd Koninkrijk liep de douane aan tegen 2,7 ton, in
    Frankrijk tegen 2,2 ton, in Portugal bedroeg de jaarvangst 1,6 ton,
    die in Duitsland was 0,7 ton groot en in Polen werd 0,5 ton
    onderschept. De werkwijze van de Colombiaanse exporteurs is nogal
    grof en verraadt niet dat zij in staat zijn om hele lijnen te
    openen via welke de drugs zonder risico kan worden gemporteerd. De
    plomo o plata-tactiek werkt vooralsnog in West-Europa niet erg. Af
    en toe is een handelsfirma, een douanier of een politieman plat
    maar de Colombianen hebben geen kans gezien een onaantastbare
    logistieke structuur op te zetten. Een Amsterdamse rechercheur die
    de Colombiaanse drugshandelaren in Europa kent als geen ander,
    heeft uit hun eigen mond wel eens begrepen dat ze hevig
    teleurgesteld zijn geweest en ook niet goed konden begrijpen dat in
    Europa voor geld niet alles te koop was. Hun logge tactiek van
    verzenden bestaat er nu uit om zeer grote partijen onder te brengen
    bij legale vrachten en deze zo te verstoppen dat ze doorkomen
    zonder door de controleurs te worden opgemerkt. In het verstoppen
    zelf zijn ze overigens razend knap. In het algemeen kunnen wij
    trouwens zeggen dat de kartelorganisaties de aanvoer per schip
    uitstekend beheersen tot aan de eerste confrontatie met de
    autoriteiten in de havens van aankomst. Op grond van de analyses
    van drugsvangsten, getuigenverklaringen, informatie van de
    Colombiaanse politie en uitspraken van spijtoptanten in Colombia en
    Europa (vooral Duitsland) schat de CRI thans dat in heel Europa 12
    Colombiaanse organisaties (de meeste uit Cali) werkzaam zijn.
    Bedrijven van goede naam en faam die reeds jarenlang reguliere
    handelsbetrekkingen onderhouden met havens in Zuid-Amerika zijn
    voor deze organisaties goud waard, want die zullen niet worden
    gecontroleerd. Het is de kunst om uit te vinden welke bedrijven
    zich voor een aanmerkelijke bijverdienste lenen en welke in
    zodanige financile moeilijkheden verkeren dat hun een aanbod kan
    worden gedaan dat ze niet kunnen weigeren. Er zijn geen
    aanwijzingen dat zij in West-Europa over dergelijke
    intelligence beschikken buiten de informatie om die zij
    verkrijgen van de lokale onderwereld. Beheersen doen zij de zaak
    echter allerminst en of partijen doorkomen is nog steeds
    grotendeels een kwestie van geluk. Volgens Bettien M. (Bovenkerk
    (b), 1995: 181 e.v.) zat er niet veel anders op dan bij iedere
    zending te offeren aan de goden uit hun pantheon van de
    Santara-godsdienst.

    Sinds de val van het IJzeren Gordijn doen zich evenwel nieuwe
    mogelijkheden voor. Alleen in Itali was het corrumperen van
    overheidsdienaren tot op zekere hoogte wel gelukt en de operatie
    Green Ice had in 1992 aan het licht had gebracht dat de
    Colombiaans kartels dit land wilden gebruiken als voorraadschuur
    voor Europa. Het gezelschap dat bij deze actie werd opgepakt stond
    echter op het punt om, na een korte onderbreking in Nederland, door
    te reizen naar Oost-Europa om daar nieuwe mogelijkheden te
    exploreren. Daar heerst een bureaucratie die zo arm is en na de val
    van het communisme wellicht ook zo cynisch, dat er wel vruchtbare
    contacten gelegd kunnen worden. Als de drugs binnen kunnen komen
    via Bulgarije of Roemeni, kunnen deze vanaf daar naar de rijke
    consumentenmarkt in West-Europa worden doorgevoerd en de markten
    van
    Oost-Europa zelf zijn in opkomst. Op dit ogenblik is het beeld dat
    Colombiaanse werkelijke of zogenaamde studenten vooruit reizen om
    steunpunten te verzorgen. De handelaren komen in tweede instantie
    en openen import- en exportfirma’s. In hoeverre deze nieuwe
    avonturen nu al succes hebben, is ons niet bekend.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken