• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 3.1. Inleiding

    3. ENSCHEDE

    3.1. Inleiding

    3.1.1. De stad Enschede Noot

    De ontwikkeling van Enschede is nauw verbonden met de opkomst
    van de textielindustrie. Deze industrie heeft vanaf 1850 geleid tot
    een snelle groei van de werkgelegenheid. Als gevolg daarvan kwam er
    een grote toeloop van voornamelijk ongeschoolde arbeiders en hun
    gezinnen van het platteland naar de stad op gang. Tussen 1900 en
    1950 nam het aantal werknemers in de textielfabrieken in Enschede
    toe van ongeveer 8.000 tot 20.000. De namen van textielbaronnen als
    Van Heek en Schuttersveld zijn onlosmakelijk verbonden met
    Enschede. De totale bevolkingsomvang nam tussen 1900 en 1950 toe
    van circa 35.000 tot rond 110.000. De economische groei van
    Enschede in de jaren vijftig en een deel van de jaren zestig is
    vooral te danken aan de florerende textiel- en kledingindustrie. Na
    1965 ging het snel bergafwaarts met de textielindustrie als gevolg
    van de zware concurrentie uit Azi, waar veel goedkoper en sneller
    kleding werd vervaardigd. De werkgelegenheid daalde hierdoor in
    Enschede sterk. Alleen al binnen de textielsector gingen tussen
    1960 en 1977 circa 13.500 arbeidsplaatsen verloren. Andere
    industrile sectoren, zoals de metaalindustrie en de optische
    industrie, wisten wel enige groei te bewerkstelligen maar deze was
    onvoldoende om de terugval op te vangen. Onder leiding van de
    toenmalige burgemeester Thomassen is met veel kracht sinds het
    midden van de jaren zestig de dienstensector in Twente uitgebreid,
    in het bijzonder in Enschede. Maar de vestiging van de Universiteit
    Twente en de uitbreiding van de (technologische) dienstensector
    hebben de achterstand van Twente ten opzichte van de rest van
    Nederland echter niet kunnen verkleinen. In Enschede is al jaren
    sprake van een zorgelijke economische situatie. Het percentage
    werklozen in Enschede is sinds de jaren zestig steeds hoger dan het
    landelijke percentage. In 1990 was in Enschede 14,4% van de
    beroepsbevolking zonder werk. Dat is bijna 5% hoger dan het
    landelijke gemiddelde (7,5%). Op 1 januari 1994 is dat percentage
    gedaald naar 13,1. Voorts kampt de stad met een relatief groot
    aantal arbeidsongeschikten. In totaal zijn 25% van de Enscheders
    afhankelijk van een uitkering. Ongeveer 60% van de Enschedese
    bevolking heeft een inkomen lager dan het modale van Nederland. De
    bevolking in Enschede is na de Tweede Wereldoorlog toegenomen met
    zo’n 50%. In 1950 had de stad een kleine 110.000 inwoners en in
    1995 ruim 147.000. Desondanks is Enschede qua bevolkingsgroei
    achtergebleven bij de rest van Nederland. De bevolking in Enschede
    telt relatief veel bejaarden en veel jonge mensen onder de
    vijfentwintig jaar (studenten van de Hogeschool en van de
    Universiteit). Veel (vooral jonge) gezinnen zijn de laatste vijf
    jaar naar nieuwbouwwijken in het zuiden van Enschede getrokken. In
    het centrum wonen, net als in veel andere grote steden, veel
    alleenstaanden en twee-persoonshuishoudens.

    De immigratie die sinds de jaren zestig in Nederland heeft
    plaatsgevonden, is ook aan Enschede niet ongemerkt voorbijgegaan.
    Van de in totaal 109 verschillende nationaliteiten die in 1990 in
    Enschede wonen, vormen Turken (6.941), Surinamers (1.743) en
    Marokkanen (1.676) de grootste allochtone groepen Noot .
    De populatie Turken en Marokkanen in Enschede is gemiddeld veel
    jonger dan de Nederlanders. Er zijn onder de allochtonen
    betrekkelijk weinig mensen van boven de 65 jaar en het aandeel 0-
    t/m 9-jarigen is aanzienlijk hoger dan onder de Nederlanders (in
    Enschede) Noot . De allochtonen leven niet gespreid over
    de stad. Een deel van hen (25%) is gehuisvest in de wijk
    Boswinkel-Stadsveld of woont binnen de stadssingels (eveneens 25%).
    Dergelijke concentraties gelden ook voor de werklozen. De
    achtergrond daarvan is het huisvestingsbeleid.
    De lagere inkomensgroepen komen terecht in wijken met relatief lage
    huren. Onder de allochtonen is het werkloosheidspercentage hoger
    dan onder de autochtonen in Enschede. Het verschil beloopt zo’n
    20%. Dit verschil is onder meer toe te schrijven aan de
    ongelijkheid in scholing van de allochtonen en autochtonen. Van de
    allochtone volwassenen heeft circa 80% alleen basisonderwijs of
    minder. Onder de autochtonen in Enschede is dat zo’n 40%
    Noot .

    Enschede vervult economisch gezien een regionale functie voor
    Twente en voor het Duitse grensgebied. Het beperkte aanbod van
    winkels in het Duitse achterland en de beperkte openstelling van
    winkels daar veroorzaakt elke zaterdag een stroom van 30.000
    Duitsers die Enschede bezoeken. Uiteraard is dat voor de stad
    financieel aantrekkelijk, maar die stroom veroorzaakt veel
    verkeersoverlast en parkeerproblemen.

    3.1.2. Het criminaliteitsbeeld van Enschede

    Uit de jaarverslagen van de politie Enschede zijn de gegevens
    gehaald die nodig zijn om de ontwikkeling van de geregistreerde
    criminaliteit vanaf 1990 t/m 1994 in de stad te kunnen nagaan. In
    de periode van 1990 tot en met 1994 is het absolute aantal delicten
    in de stad gestegen van 10.821 tot 12.377 per jaar. Het aantal
    inbraken blijft ondanks alle inspanningen van het korps en de
    gemeente (Kroes, Meiberg en Bruinsma, 1994) stijgen. In 1990 had
    Enschede te kampen met 2.009 inbraken en in 1994 met 3.389, ruim
    anderhalf keer zoveel. In zijn dissertatie-onderzoek naar inbraken
    in Enschede in de periode 1987 tot en met 1992 komt Kleemans tot de
    constatering dat deze inbraken voornamelijk worden gepleegd door
    Nederlanders (Kleemans, nog te verschijnen). Turken plegen zoveel
    inbraken als overeenkomstig hun aandeel in de bevolking mag worden
    verwacht en Marokkanen zijn flink oververtegenwoordigd in de
    populatie inbrekers in Enschede. Verder bestaan de grootste
    aantallen van criminaliteit uit (eenvoudige) diefstallen, de
    (brom)fietsendiefstallen en het openbreken van auto’s. Vooral
    autokraken en inbraken worden veel door verslaafden gepleegd.
    Geweldscriminaliteit en wapencriminaliteit maken slechts in
    beperkte mate deel uit van de criminaliteit (448, resp. 13). Er
    zijn in 1994.196 personenauto’s en vrachtauto’s gestolen. Dit
    aantal is al vijf jaar stabiel. Verder melden de officile gegevens
    dat er steeds vaker een beroep op de politie wordt gedaan om te
    assisteren bij vreemdelingenzaken. Het zijn van een grensplaats
    zorgt ervoor dat het aantal vreemdelingenzaken de laatste vijf jaar
    bijna is verdubbeld (1990: 9.601; 1994: 17.893). Vernieling en
    vandalisme ten slotte zijn in Enschede zeer sterk toegenomen. Het
    grote aantal Duitsers dat elke zaterdag naar Enschede komt om te
    winkelen en de markt te bezoeken (ruim 30.000), trekt ook
    zakkenrollers aan. In Enschede komt dat delict ook vaker voor dan
    in vergelijkbare steden. Het aantal geconstateerde fraudes
    (oplichting en flessentrekkerij) is de laatste tijd redelijk
    stabiel gebleven, evenals het aantal bedrijfsinbraken (ongeveer 750
    per jaar). In Enschede zijn bijna 2.000 vuurwapens legaal in omloop
    bij 595 vergunninghouders. In werkelijkheid bezitten er meer mensen
    een vuurwapen. Er waren de afgelopen vijf jaren 549 incidenten
    waarbij een wapen of een vuurwapen was betrokken. Het aantal
    overvallen neemt nog steeds toe. Waren er in 1991 slechts 19
    gewapende overvallen, in 1994 zijn er 62 geregistreerd. Van de
    meeste overvallen waren benzinestations en postkantoren het
    slachtoffer, al worden de laatste tijd vaker bejaarden overvallen
    die daarvoor net een geldautomaat hebben bezocht.

    Hoewel deze cijfers redelijk sporen met het landelijke beeld,
    nemen de onveiligheidsgevoelens onder de bevolking sneller toe dan
    landelijk. Dit komt mede doordat het feitelijk slachtofferschap van
    criminaliteit in Enschede ook stijgt (van 31,3% in 1990 tot 35,8%
    in 1994). De bevolking is in 1994 overigens tevreden over het
    optreden van de plaatselijke politie (79,7%), en dat is hoger dan
    in 1990 (66%) toen er dus minder geregistreerde criminaliteit was.
    In een analyse van de veiligheid van steden op basis van gegevens
    van de Politiemonitor scoort Enschede ten opzichte van andere
    steden qua subjectieve en objectieve onveiligheid laag (Spapens en
    Hennekens, 1995).

    3.1.3. De politie in Enschede

    In 1897 krijgt Enschede een zelfstandig politiekorps. De eerste
    commissaris van politie wordt genstalleerd in 1902. In 1911
    beschikt Enschede over 34 agenten bij een inwonertal van rond de
    35.000. In de jaren daarna groeit het korps sterk. In 1970 zijn bij
    het Enschedese korps inmiddels 246 mensen werkzaam, in 1976 zijn
    dat er 324. In 1982 wordt de uitbreiding van de politiekorpsen aan
    banden gelegd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Op dat
    moment bestaat het Enschedese korps uit 384 ambtenaren. De
    bevolking is dan gegroeid tot zo’n 145.000 mensen. De toename van
    de politiesterkte tussen 1910 en 1992 is groter geweest dan de
    bevolkingstoename. In 1910 was ongeveer 1 personeelslid beschikbaar
    per 1.000 inwoners, in 1994 zijn dat er 2,3 (Politie Enschede,
    1994).

    In de jaren tachtig vinden er grote veranderingen plaats in de
    Nederlandse politie die ook het Enschedese
    korps niet ongemoeid laten. Enkele invloedrijke onderzoeken naar de
    politiesterkte brengen een discussie op gang over de
    politiesterkteverdeling, de criminaliteitsomvang en de relatie
    tussen bevolking en politie. Deze discussies hebben uiteraard ook
    hun weerslag op de Enschedese politie. In 1984 is Enschede de
    eerste gemeente in Nederland die beschikt over een integraal
    Beleidsplan Criminaliteitsbeheersing. Centraal staat daarin de
    samenwerking tussen politie, justitie en gemeente bij de aanpak van
    de criminaliteit. Voorts wordt in dit plan voor het eerst de nadruk
    gelegd op de voorkoming van criminaliteit naast de bestrijding
    ervan. Het jaar 1984 betekent een keerpunt in de organisatie van
    het Enschedese politiekorps. Tot 1984 kende het korps een
    onderverdeling in diensten, hoofdafdelingen en afdelingen. Direct
    onder de korpschef ressorteerden de Geniformeerde Dienst (met de
    hoofdafdelingen algemene surveillance, rayondienst en verkeer), de
    Justitile Dienst (met de hoofdafdelingen algemene recherche en
    bijzondere recherche) en de Beheersdienst (personeelszaken,
    algemene zaken, materieel en financin). Na dat jaar kreeg het korps
    een nieuwe structuur. In het bijzonder de korpsleiding werd anders
    georganiseerd. De diensten werden als niveau afgeschaft. De
    hoofdafdelingen werkten vanaf die datum rechtstreeks onder de
    korpsleiding. De korpsleiding bestond uit de korpschef en drie
    cordinatoren die de portefeuilles beheer, beleidsvorming en
    uitvoering onder zich hadden.

    Enkele jaren later, in 1987, start de politie Enschede met de
    invoering van de Wijkteampolitie. In de voornoemde rapporten van de
    POS (1977, 1979) wordt sterk gepleit voor een verbetering van de
    contacten tussen politie en bevolking. Voorts worden aanbevelingen
    gedaan om tot een landelijk meer evenredige verdeling van de totale
    politiesterkte te komen. In het rapport worden ook ideen uitgewerkt
    over hoe de politie zou kunnen worden verdeeld in wijkteams. Het
    gedachtengoed van de projectgroep (POS) leidt al snel tot
    experimenten in verschillende politiekorpsen en tot reorganisaties
    van andere. De politie Enschede voert op 1 april 1987 de wijkteams
    in. Naast een reeds eerder geformeerd team Binnenstad worden vier
    nieuwe wijkteams ingesteld die ieder een gewest van de stad
    bestrijken. De decentralisatie van het Enschedese korps verloopt
    analoog aan de organisatorische uitgangspunten uit de
    POS-rapportage. Dat betekent voor het Enschedese korps dat als
    uitgangspunten voor de organisatie dienen:

    Geografische decentralisatie, waarbij 5 wijkteams ieder
    een deel van de stad onder haar verantwoordelijkheid
    krijgt;teamvorming, ieder team bestaat uit ongeveer 32
    mensen die worden geleid door een wijkteamchef (een inspecteur of
    een hoofdinspecteur); decentralisatie van
    verantwoordelijkheden
    , de wijkteams functioneren (relatief)
    autonoom; generale taakstelling, hetgeen betekent dat ieder
    wijkteam c.q. iedere politie-agent zorgdraagt voor alle
    basisactiviteiten. Specialisten (recherche, technische opsporing)
    krijgen een ondersteunende taak voor de wijkteams; vermindering
    van het aantal niveaus in de organisatie
    . Niet lang nadat de
    wijkteams in Enschede operationeel zijn geworden, dient een
    volgende verandering zich al aan: de reorganisatie van de gehele
    Nederlandse politie in regiopolitiekorpsen. Om aan deze
    reorganisatie gestalte te geven wordt het Enschedese politiekorps
    daarvoor per 1 januari 1991 opnieuw aangepast. Tijdens een
    interimperiode tot het moment van de doorvoering van de
    regiostructuur per 1 januari 1994 wordt een interimorganisatie
    vastgesteld. In de overgangsfase wordt al intensiever door de
    rijkspolitie en de gemeentekorpsen samengewerkt, in het bijzonder
    op recherche- en CID-gebied. De korpschef van de Enschedese politie
    wordt beoogd korpschef van de nieuwe regiopolitie Twente. Bepaalde
    regionale activiteiten worden tijdelijk in de Enschedese
    organisatie ondergebracht. De begroting bedraagt in deze periode
    ongeveer 35 miljoen gulden en omvat 415 formatieplaatsen. Daarvan
    zijn 55 formatieplaatsen bestemd voor regionale taken. Per 1
    januari 1994 valt het politiekorps Enschede onder het district
    Twente-Zuid. Behalve de oude Enschedese wijkteams valt ook de
    gemeente Haaksbergen onder dit district. Een groot aantal taken die
    voorheen in elk korps afzonderlijk werden geregeld, zijn nu
    samengevoegd in regionale afdelingen. De geografische districten
    hebben samen een Divisie Districtsondersteuning opgezet. Centraal
    is een functionele eenheid opgezet, de Divisie Georganiseerde
    Criminaliteit
    , met ruim 100 formatieplaatsen (DGC, 1995). Dit
    aantal fte’s lijkt op het eerste gezicht misschien groot, maar
    daaronder vallen ook diverse diensten die ondersteuning geven aan
    de basispolitiezorg van de regiopolitie Twente. De divisie bestaat
    uit drie afdelingen. In de afdeling Georganiseerde Criminaliteit
    zijn het bureau Recherche Projecten en het bureau Financile
    Onderzoeken ondergebracht. De afdeling Criminele Informatie bestaat
    uit het Bureau Inlichtingenrecherche (CID), het bureau
    Misdaadanalyse, het bureau HKS en het Informatiecentrum. Het
    laatstgenoemde centrum vervult tevens een baliefunctie voor
    informatie voor het hele korps. De derde afdeling omvat de
    Recherche Ondersteuning en heeft de bureaus Technische Recherche,
    Observatie (OT) en Technische Ondersteuning Recherche
    Operaties.

    De politie in de stad Enschede heeft na de reorganisatie een
    flinke verandering ondergaan. In de nieuwe structuur is de
    organisatie platter geworden. Onder de districtschef en de
    adjunct-districtschef ressorteren direct de verschillende
    afdelingen, zoals onder meer de afdelingen Basispolitiezorg (de
    oude, maar nu met personeel vanuit de centrale, gespecialiseerde
    afdelingen, uitgebreide wijkteams) en de afdeling Algemene
    Justitile Zaken.
    Het Twentse regiokorps heeft een deel van zijn personeel en van
    zijn middelen ingezet in het Interregionaal Recherche Team Noord-
    en Oost-Nederland (Bruinsma, 1994). Samen met acht andere
    noordelijke en oostelijke regiokorpsen is het betrokken bij de
    landelijke aanpak van de georganiseerde misdaad (ieder korps met 1%
    van zijn budget). Naast enkele opsporingsteams beschikt het IRT NON
    over een fenomeenafdeling waar de Oosteuropese en Turkse
    georganiseerde criminaliteit in kaart wordt gebracht en waar naar
    nieuwe wegen wordt gezocht voor een integrale aanpak daarvan.

    Het kennisniveau van het korps is door de reorganisatie ook
    veranderd. De decentralisatie heeft tot een afbouw van
    specialistische eenheden geleid (drugs en wapens, bijvoorbeeld) en
    daarmee gezorgd voor een grotere versnippering van relevante kennis
    binnen het korps. De informatie waarover de basispolitiezorg
    beschikt wordt nog altijd niet goed doorgegeven naar de centrale
    diensten en vice versa. De CID werd na de reorganisatie
    opnieuw ingericht en maakt thans een veranderingsproces door
    waarbij vooral de stad als centrum van de regio weer meer aandacht
    zal krijgen. Tijdens de reorganisatieperikelen (overplaatsingen,
    e.d.) en de start van de Divisie Georganiseerde Criminaliteit is
    een deel van de kennis over de stad en haar criminaliteit verloren
    gegaan. Ook de compartimentalisatie in informatie dat in het korps
    is doorgevoerd (deels om lekken te voorkomen), en de relatief grote
    autonomie van de afdelingen en districten maken het politieleiding
    moeilijk een compleet overzicht te krijgen van de (georganiseerde)
    criminaliteit in de stad Enschede (en regio).


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken