• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 5.3. De verschijningsvormen

    5.3. De verschijningsvormen

    5.3.1. Harddrugs

    Herone

    In Arnhem hebben de harddrugs de laatste tien tot vijftien jaar
    een stempel gedrukt op de stad en haar zichtbaar veranderd. Door
    het Gelders Centrum voor Verslavingszorg zijn in 1994 1.050
    verslaafden geregistreerd. Dit aantal groeit nog steeds. In 1990
    waren het er nog 850. Arnhem staat op basis van de geschatte omvang
    van de opiaatgebruikers bij de top vijf van de grote en middelgrote
    Nederlandse steden (Bieleman e.a., 1995, 62). In het HKS van de
    politie staan 617 harddrugverslaafden vermeld. De verslaafden
    worden in hun behoefte aan herone (de meesten) of cocane voorzien
    vanuit ongeveer 240 dealerpanden en plaatsen. Deze dealeradressen
    zijn voor een deel te vinden in het Spijkerkwartier, een wijk waar
    een grote concentratie van verslaafden dag in dag uit op straat de
    tijd doorbrengt, en voor het andere deel in enkele sociaal zwakkere
    wijken in Arnhem. In 1989 leidde de drugoverlast in een van deze
    wijken tot een ware oproer van de bevolking. Verder bestaat de
    clintle van de dealers uit Duitse verslaafden die van de
    grensplaats gebruik maken om voordelig aan hun herone en cocane te
    komen. Volgens een in 1991 in Arnhem verricht WODC-onderzoek zouden
    per weekend zo’n 25 tot 40 Duitse drugtoeristen in Arnhem zijn die
    op jaarbasis gezien ongeveer 5 miljoen gulden aan vooral herone en
    cocane zouden kopen (Grapendaal en Aidala, 1991).

    De prijzen van herone en cocane zijn in Arnhem namelijk zeer
    aantrekkelijk. Voor een gram herone betaalt men tegenwoordig tussen
    de f.50 en f.80. Deze relatief lage prijzen wijzen op een overvloed
    aan herone in de stad. Het is om die reden niet verwonderlijk dat
    straatdealers uit bijvoorbeeld Nijmegen, Deventer en Enschede zelf
    hun drugs komen halen in Arnhem om die vervolgens met winst te
    verkopen in hun eigen woonplaats. Ook kan met zo’n prijsstelling de
    Duitse markt op grote schaal worden bediend. De heronehandel in
    Arnhem zou in het midden van de jaren zeventig voor het eerst
    gentroduceerd zijn door enkele Surinaamse jongeren. Zij zouden de
    herone in Amsterdam, mede voor eigen gebruik hebben gekocht. In de
    jaren tachtig zijn de Turken op de markt gekomen. De Turken zijn in
    Arnhem voor een deel Koerdische Turken. In de jaren zestig is een
    eerste groep Koerden vanuit Oost-Turkije naar Arnhem getrokken om
    daar emplooi te vinden in de sterk in ontwikkeling komende
    industrie zoals AKZO Noot . In de loop des tijds is de
    groep uitgegroeid tot ongeveer 5.000 Turken onder wie ongeveer
    1.500 Koerden. De tweede en derde generatie van deze eerste
    gastarbeiders van Koerdische origine hebben de heronehandel in hun
    greep. De politieke tegenstellingen in het land van herkomst spelen
    altijd een grote rol in de relatie tussen de twee groepen Turken.
    In Arnhem bestaat er een strikte sociale scheiding tussen Turken en
    Koerden die zelfs in de illegaliteit aanwezig is. In de hogere
    niveaus van de heronehandel zijn uitsluitend Koerden te vinden en
    in de lagere echelons, koeriers, chauffeurs en dergelijke,
    uitsluitend Turken.

    De heronehandel is opgezet in het begin van de jaren tachtig
    door een vader met een aantal zonen. Het gezin was als gastarbeider
    naar Nederland gekomen maar na een faillissement in de
    textielindustrie werkloos geworden. De zoons hebben tegen het einde
    van dat decennium de organisatie overgenomen en, als ware het een
    familiebedrijf, verder uitgebouwd. Samen met enkele andere
    Koerdische families, die spoedig het voorbeeld van het gezin
    volgden, spelen zij de hoofdrol in de heronehandel in Arnhem. De
    families, vijf in getal, kunnen worden opgevat als zelfstandig
    opererende families, die in overleg samenwerken maar ook solistisch
    actief zijn. Er bestaat niet zoiets als een divisiestructuur die
    vaak aan dergelijke families worden toegekend. De families hebben
    als het ware hun hoofdkantoor te Arnhem Noot , maar
    leveren de herone die zij rechtstreeks uit Turkije halen aan
    collegahandelaren (uitsluitend land- en streekgenoten) in een groot
    aantal plaatsen in Nederland, waaronder Amsterdam, Rotterdam,
    Nijmegen en Enschede. Zij verzorgen naast de
    Nederlandse markt ook de internationale transitohandel vanuit
    Turkije naar landen als Spanje, Duitsland Noot ,
    Frankrijk, Engeland en Belgi. De families zijn vrijwel zeker op
    groothandelsniveau actief. De totale export van herone vanuit
    Turkije van deze Arnhemse families zou jaarlijks in de honderden
    kilo’s belopen. Zegslieden stellen dat er sprake zou zijn van cycli
    van ongeveer drie maanden: vanaf het moment van bestelling in
    Turkije tot en met de aflevering in Nederland. De transporten
    worden georganiseerd vanuit Arnhem en voor het vervoer, meestal per
    vrachtauto, wordt meestal zelf gezorgd. Indien men niet voor eigen
    vervoer zorg draagt, wordt de prijs per kilo hoger (i.v.m. de
    risico’s). Dikwijls wordt een zending van partijen herone voor meer
    afnemers tegelijk geregeld. Elke partij wordt afzonderlijk per
    koper gemerkt. Niet alleen wordt daarmee verwisseling per ongeluk
    voorkomen, ook weet de afnemer dan dat hij daadwerkelijk de herone
    krijgt zoals die in Turkije is aangekocht.

    Omdat de families een groot deel van de heroneketen in beheer
    zouden hebben (vanaf produktie tot aflevering) zouden hoge winsten
    worden behaald. De inkoopprijs in Istanbul bedraagt tussen de
    f.10.000 en 12.000 per kilo. Daarbij komen de kosten van het
    transport van tussen de f.3.000 en 5.000 en andere kosten zoals die
    voor de opslag en voorbereidingen van het transport (vliegtuig,
    hotels, verblijfskosten). De verkoopprijzen liggen rond de f.40.000
    en 50.000. Door vervolgens nog eens 3 tot 4 keer te versnijden kan
    de verkoopprijs tot het dubbele oplopen. De winsten zijn dus hoog.
    Bij een omvang van stel 500 kilo per jaar kan van een bedrag van
    ongeveer 60 miljoen gulden aan inkomsten worden gesproken (hierover
    later meer). Binnen elk van die families zijn, vanuit de culturele
    achtergrond gezien niet verwonderlijk, de oudste zonen de
    belangrijkste figuren. Zij hebben het natuurlijk gezag omdat zij in
    de ogen van de Koerdische en Turkse gemeenschap in staat zijn
    dingen te regelen. Zij beschikken daarvoor over de power in
    de familie, ook in fysieke zin. Voor de consolidatie van die
    positie is het van belang betrouwbaar te zijn, je woord na te komen
    en rekeningen te betalen. Men (de markt, maar ook de gemeenschap)
    moet op je kunnen rekenen. De leidenden regelen de handel, doen de
    bestellingen, maken de financile afspraken, maken de afspraken met
    wie transporten samen zullen worden georganiseerd, regelen de
    afhandeling van de financin en geven aan wie van de familie en
    daarbuiten voor welke taak wordt ingezet.

    Deze leidende personen houden er in de regel in Nederland een
    sobere levensstijl op na. Hun woning is doorgaans een gehuurde
    kleine flat of eengezinswoning in het kader van de sociale
    woningwetwoning, hun kleding is niet van die van andere Koerden te
    onderscheiden en zij geven nauwelijks geld uit aan materile
    goederen. Slechts tijdens hun geregeld terugkerende, zakelijke
    verblijf in Turkije wordt een uitbundiger levensstijl gehuldigd om
    daar te laten zien dat men in het westen is geslaagd. Door de
    politie is vastgesteld dat vrijwel alle leidende personen een
    uitkering in het kader van de Bijstand, WAO of WW ontvangen. Ook is
    vastgesteld dat enkelen zich in Nederland hebben kunnen vestigen
    door een schijnhuwelijk te sluiten met Nederlandse vrouwen. De
    Koerdische familieleden, allemaal afkomstig uit dezelfde
    bergachtige streek in Oost-Turkije, spelen een centrale rol. Voor
    eenvoudige werkzaamheden of klusjes worden Turken ingeschakeld.
    Problemen in de sfeer van disciplinering bestaan er nauwelijks. Het
    gezag is, zoals aangegeven, natuurlijk maar als een familielid
    tegen de belangen van de familie ingaat, dan wordt meedogenloos
    opgetreden. Dit geldt ook voor afnemers die niet aan hun
    betalingsverplichtingen kunnen of willen voldoen. In de periode
    1989-1990 zouden volgens zeer voorzichtige schattingen door deze
    families ongeveer zeven liquidaties zijn uitgevoerd. Verder schuwt
    men intimidatie niet als middel in de illegale handel. De families
    zijn vrij omvangrijk en het aantal in de organisatie opgenomen
    Koerden en Turken is aanzienlijk. In een zogeheten tussenbalans van
    de Arnhemse recherche uit 1992 had men de personalia van ongeveer
    1250 Koerdische en Turkse personen in de administratie kunnen
    achterhalen van wie er ongeveer 900 min of meer rechtstreeks in
    verband kunnen worden gebracht met de handel in drugs. De meesten
    van die 900 verdachten (volgens de recherche is door het bestand de
    scan van art. 27 Sv gehaald) waren van Koerdische afkomst. Op de
    een of andere manier zijn deze personen met de heronehandel in de
    stad verbonden Noot .

    Om meer duidelijkheid te verkrijgen over het door de politie
    geregistreerde aandeel van de Turkse bevolking, hebben wij enkele
    andere politiebestanden geraadpleegd. Het RCID-bestand, dat van een
    gelijke kwaliteit is als het Nijmeegse bestand (zie 4.3.1), bevatte
    in totaal 467 Turkse personen (periode 1990-1995), van wie 313 in
    Arnhem woonachtig zijn. Daarnaast is een bestand geraadpleegd van
    het drughandelteam, waarin de namen geregistreerd staan van
    personen die in verband met zowel de drughandel als het bezit van
    verdovende middelen zijn aangehouden. In dit bestand bleken in de
    periode 1990-1995 ruim 100 Turken geregistreerd te staan, van wie
    de helft ook reeds in het RCID-bestand was opgenomen. In de beide
    bestanden stonden in totaal 524 Turken geregistreerd, van wie 343
    in Arnhem woonachtig zijn. Medio 1995 woonden 3.531 volwassen
    mannen van Turkse afkomst in Arnhem.

    De families zouden in Turkije over belangrijke connecties in de
    politiek, bij de politie en in het bedrijfsleven beschikken. Enkele
    politiecommissarissen, een ptt-functionaris, een notaris en
    politici zouden onder hun invloed staan. Dit is van belang om de
    zaken en de handel in Turkije zeker te stellen, maar ook om te
    voorkomen dat Nederlandse opsporingsinstanties effectief in Turkije
    tegen de families zouden kunnen
    optreden. De belangen van de families in Turkije zijn thans groot.
    De opbrengsten worden voor het grootste deel direct overgebracht
    naar Turkije en belegd in hotels en appartementen. Familieleden die
    in Turkije zijn achtergebleven zorgen voor het beheer en het
    onderhoud van de gebouwen. De gelden die voor de aankopen in
    onroerend goed nodig zijn, worden via koeriers per auto of per
    vliegtuig direct naar Istanbul gebracht. Vrijwel hun meeste geld
    gaat direct naar Istanbul of naar hun geboortestreek. Witwassen is
    niet nodig omdat men in Turkije investeringen vanuit het buitenland
    graag ziet komen en er doorgaans weinig vragen worden gesteld over
    de herkomst van het geld. Bovendien is er een notaris ter plaatse
    die wordt ingeschakeld om eventuele plooien weer recht te strijken.
    Ook wordt gebruik gemaakt van Turkse banken in Nederland waarmee
    geld naar Turkije wordt overgemaakt via zogenaamde
    verzamelrekeningen van rep offices om heronetransporten te
    financieren of andere transacties te doen (zie ook het deelrapport
    Fraude en witwassen van Van de Bunt en Nelen). Een laatste manier
    om geld naar Turkije te brengen, is dure nieuwe auto’s te laten
    rijden naar Turkije en daar ter plaatse te verkopen of als
    ruilobject/onderpand te gebruiken. De auto’s zouden tijdens het
    vervoer op naam staan van een van de in Arnhem woonachtige
    Turken.

    Ondanks het vele geld dat naar Turkije gaat, blijft er voldoende
    over om in Nederland, in het bijzonder in Arnhem te investeren. Op
    beperkte schaal worden in Arnhem en in andere steden van Nederland
    horecagelegenheden en bedrijven opgekocht. De politie schat het
    aantal, dat merendeels als dekmantelbedrijven dienst zou doen,
    tussen de 50 en 100. De horecagelegenheden, koffiehuizen,
    theehuizen, reisbureaus, (afhaal)pizzeria’s zijn vrijwel allemaal
    gelegen in de Arnhemse wijk Spijkerkwartier. De eigendommen zouden
    vrijwel altijd op naam staan van andere personen, die niets
    uitstaande hebben met de drughandel. Ook worden er woonhuizen in
    die wijk opgekocht. In de loop der jaren is op deze wijze een
    Turks-Koerdische enclave ontstaan met allerlei cafeetjes en winkels
    die in handen van deze families zijn. In de Turkse koffie- en
    theehuizen speelt zich de handel af. Achter in de zaak worden de
    transacties geregeld. De omgeving biedt veel bescherming:
    Nederlanders komen er niet en het is moeilijk om het gedrag te
    observeren. De leidende figuren zijn trouwens zeer alert op
    opsporing. Over de telefoon wordt nauwelijks gesproken over zaken,
    de afspraken worden op wisselende plaatsen gemaakt, vaak op straat
    tijdens een wandeling. Alleen met vertrouwelingen worden zaken
    gedaan. Onbekenden, en zeker Nederlanders, worden gewantrouwd en
    gemeden. Daarnaast worden veel maatregelen genomen die de pakkans
    verkleinen. De Koerden zijn buitengewoon goed op de hoogte van
    politie-opsporingsmethoden. Geld hebben zij nooit bij zich,
    telefoons worden niet gebruikt, auto’s worden geleast, en er
    bestaat grote kennis van wetten op het gebied van het asielrecht en
    van de privacyregelingen, en observaties van de politie worden
    contra-geobserveerd. De afgelopen jaren hebben laten zien dat de
    families intimidatie naar justitie en politie niet schuwen (zie
    verder 6.1). De groep is duurzaam gebleken. Ondanks de arrestatie
    enkele jaren geleden van een aantal leidende figuren binnen de
    families was men in staat de heronehandel gewoon door te laten gaan
    en het marktaandeel zelfs te vergroten.

    De positie die de vijf families in Arnhem en in de nationale
    markt innemen, houdt niet in dat zij de monopoliepositie (willen)
    hebben in de stad of dat alles vanuit n centraal punt wordt
    geregisseerd. De families werken relatief zelfstandig, gaan
    samenwerkingsverbanden aan als dat zo uitkomt, maar beconcurreren
    elkaar zeker niet. Zij laten ook ruimte aan hen die op de markt
    actief willen zijn (uiteraard alleen Koerdische Turken). De
    straathandel laat men steeds meer over aan groepen jonge
    Koerden/Turken. De oorspronkelijk op straatniveau actieve
    Surinamers en autochtonen zijn verdreven. Met agressieve
    verkoopmethoden worden verslaafden benaderd. Een tweetal Koerden
    die als asielzoekers legaal Nederland waren binnengekomen, slaagden
    er binnen twee jaar in ongeveer vijf tot zes miljoen gulden te
    verdienen in de herone te Arnhem. De machtige positie van de
    families in Arnhem en Turkije wordt krachtig op de proef gesteld
    door de PKK. Op hun jaarlijkse inzamelronde weten PKK’ers hun weg
    te vinden naar de machtigste mannen. De prijs die zij moeten
    betalen, ligt vele malen hoger dan die van andere Koerden. Uit het
    feit dat door de families wordt betaald, kan worden afgeleid dat de
    PKK in Arnhem een geduchte machtspositie heeft. In de afgelopen
    jaren hebben enkele incidenten plaatsgevonden tussen de PKK en
    personen die weigerden te betalen. In sommige gevallen werd fysiek
    letsel toegebracht (afsnijden van het oor) en vermoedelijk brand
    gesticht.

    Cocane

    De organisatie van de cocanehandel is voor de politie veel
    onoverzichtelijker. Een aantal observaties kan omtrent deze handel
    vermeld worden. In de eerste plaats is komen vast te staan dat
    enkele in herone handelende Turks/Koerdische families ook contacten
    onderhouden met Colombianen en op deze manier herone tegen cocane
    verhandelen. In de tweede plaats nemen enkele Surinamers, die in
    het verleden in het Surinaamse leger hebben gediend, een zekere
    plaats in de cocanehandel in. Via Schiphol wordt per postpakket of
    door een koerier cocane uit Suriname en de Antillen gemporteerd.
    Over de zakelijke relaties tussen de handelaren uit het bronland
    Colombia en deze Surinamers bestaat veel onduidelijkheid.
    Vermoed
    wordt dat de Surinaamse handelaren loopjongens zijn van de
    Colombianen omdat zij onvoldoende geld zouden hebben voor het
    financieren van transporten op groothandelsniveau. In de derde
    plaats blijken toevallige ontdekkingen soms onverwachte inkijkjes
    te geven in de cocanehandel. Zo is onlangs een tot dan toe voor de
    politie onbekende groep Antillianen aangehouden. Zij bleken directe
    contacten met Colombianen (twee bekenden uit Cali) te onderhouden
    en importeerden de cocane via een vaste route vanuit Colombia via
    de Antillen naar Nederland. De cocane werd per container, verstopt
    tussen fruit of groenten, naar de Rotterdamse haven vervoerd. De
    groep werd met 47 kilo cocane in hun bezit in de haven aangehouden.
    In Curaao is nog eens 15 kilo aangetroffen.

    XTC

    Omtrent de handel in XTC in Arnhem bestaat bij de politie
    nauwelijks enige kennis. Een onderzoek van circa 12 maanden naar
    een Arnhemmer van wie werd vermoed dat hij XTC fabriceerde en
    exporteerde, is stopgezet omdat voor de verdenkingen weinig bewijs
    gevonden kon worden.

    5.3.2. Softdrugs

    De softdrugs vinden hun weg naar de gebruikers hoofdzakelijk via
    de coffeeshops. De gemiddelde prijs voor een gram bedraagt ongeveer
    f.12. Er zijn 28 coffeeshops in de stad die vrijwel allemaal in
    handen zijn van autochtonen. Enkelen van hen exploiteren ook ramen
    in het Spijkerkwartier waar de prostitues hun werk doen. De
    exploitanten hebben in die coffeeshops hun bedrijfsleiders of
    andere stromannen geplaatst waardoor zij zelf buiten beeld van de
    opsporingsinstanties blijven.

    In Arnhem is de verkoop heden ten dage vooral een openbare
    orde-zaak en geen probleem waar het strafrecht mee van doen zou
    moeten hebben. De handel in soft drugs in Arnhem wordt gecordineerd
    door een persoon van Nederlandse afkomst. Hij zou al jarenlang in
    het vak zitten en gaat door het leven als een bemiddelaar die
    probeert zo veel mogelijk zonder geweld de handel en alles wat
    daarmee samenhangt, te regelen. Met zachte hand organiseert hij de
    import en zorgt hij voor verdere distributie langs vaste
    verkoopkanalen. Als gevolg van zijn goede wetskennis en de bijstand
    van twee advocaten speelt de betrokken persoon ook een belangrijke
    rol in het overleg met het lokale bestuur en in het verlenen van
    juridische bijstand aan dealers. Hij onderhoudt overigens ook
    contacten met de grote fraudeurs in de stad. Hij kent iedereen in
    het wereldje en iedereen kent hem.

    Niet alleen het Arnhemse publiek wordt voorzien van hasj en
    marihuana, ook de Duitse bezoekers doen inkopen in het centrum van
    Arnhem, al ligt, zo kwam uit het eerder aangehaalde WODC-onderzoek
    naar voren, het accent bij de buitenlandse drugtoerist op het kopen
    van herone en cocane. Over de aanvoerlijnen van hasj en marihuana
    naar de coffeeshops bestaat weinig kennis bij de politie en het
    bestuur omdat de aanpak van de (groot-)handel in softdrugs al
    jarenlang niet tot de opsporingsprioriteiten van politie en
    justitie behoort. Incidentele ervaringen wijzen erop dat de handel
    ook via Belgische havens verloopt. In elk geval zijn enkele
    containers, waarin soft drugs verborgen waren, uit Colombia en
    Marokko met bestemming Arnhem in de haven van Antwerpen
    onderschept.

    Mede door toedoen van de eerder genoemde cordinator, die de
    voorkeur geeft aan het onderhouden van handelscontacten met
    landgenoten, is de handel en distributie van soft drugs naar en in
    Arnhem hoofdzakelijk in handen van autochtone personen. De kring
    van handelaren is zeer gemleerd en varieert van enkele (voormalig?)
    idealistisch ingestelde wederverkopers, tot een exploitant van
    bordelen en een woonwagenbewoner. Laatstgenoemde is een generalist
    die zich ook inlaat met de illegale handel in wapens, afpersing en
    ripdeals.

    5.3.3. Fraude

    Evenals in Enschede en Nijmegen het geval is, heeft ook Arnhem
    zijn groepen of netwerken van personen die zich hoofzakelijk op het
    fraudeterrein begeven. En evenals in deze steden steken enkele
    personen er met kop en schouders boven uit. Een dergelijk persoon
    is A die in de volgende beschrijving cntraal staat. A is een jonge
    dertiger, plaatselijk geen onbekende persoon, die in de afgelopen
    vijftien jaar diverse keren is aangehouden vanwege het plegen van
    valsheid in geschrifte, flessentrekkerij, verduistering en
    oplichting. A moet nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
    enkele jaren ondergaan, maar heeft de uitvoering hiervan tot op
    heden weten uit te stellen.

    A bevindt zich in een netwerk van personen die hem, afhankelijk
    van het project, bijstaan. Wanneer het nodig is een stroman op te
    voeren als directeur van een BV of een (gedupeerde) klant van zich
    af te slaan, dan weet A binnen korte tijd een geschikt persoon te
    vinden.
    A is een echte all-rounder. Hij wordt door een van onze
    respondenten voor een grotere oplichter gehouden dan de bekende
    heer Olivier. A heeft een lange leerschool doorlopen. Hij is
    begonnen met het rippen van drughandelaren en werkte samen met een
    in geweldpleging geverseerde leermeester. Nadien heeft hij zich
    korte tijd opgeworpen als beschermheer van enkele prostitues en
    begaf hij zich in de heronehandel. Daarna heeft hij zich
    hoofdzakelijk met grote fraudes beziggehouden, maar hij zou zich
    ook hebben ingelaten met het financieren van een hasjtransport. In
    een opsporingsonderzoek is aangetoond dat A begin jaren negentig
    met koppelbazerij (het ter beschikking stellen van arbeidskrachten
    aan Belgische opdrachtgevers), oplichting van particulieren en een
    garagebedrijf anderen een nadeel van drie kwart miljoen gulden
    heeft berokkend. Uit een ander onderzoek blijkt dat A in deze
    periode met behulp van een BV op grote schaal goederen kocht zonder
    deze te betalen. De totale schade wordt geraamd op ruim 1 miljoen
    gulden. Tenslotte komt in een derde onderzoek naar voren dat A. in
    1993 wederom oplichtingen en flessentrekkerijen pleegde, waarbij
    zijn plof-BV een schuld van f.700.000 achterliet. Dankzij de
    aangiften van gedupeerden bestaat een duidelijk beeld van de door A
    veroorzaakte schade. Geheel onduidelijk is evenwel langs welke
    distributiekanalen de goederen hun weg gevonden hebben.
    Gesuggereerd wordt dat A (over wiens criminele activiteiten in
    Duitsland bij de Nederlandse politie weinig bekend is)
    handelscontacten in Duitsland en in het Oostblok zou hebben
    aangelegd.

    A plaatste dikwijls advertenties in kranten waarin werd
    meegedeeld dat met spoed bedrijven ter overname worden gezocht,
    waarbij een eventuele slechte financile positie geen bezwaar is.
    Voorts werd een contante betaling van de overname in het
    vooruitzicht gesteld. Na de overname werden door A zo mogelijk
    compensabele verliezen teruggevorderd van de belastingdienst en
    werd de handelsvoorraad en/of de inboedel verkocht. Maar het kwam
    ook voor dat het faillissement werd uitgesteld om nog zo veel
    mogelijk goederen te kunnen bestellen. De opbrengsten hiervan
    kwamen – uiteraard – niet ten goede van de gedreven onderneming.
    Hoewel A zich bedient van een reeks BV’s om zich af te schermen,
    maakt zijn werkwijze hem toch ook kwetsbaar. Immers, de gedupeerden
    hebben zich door hem persoonlijk laten overreden en oplichten, niet
    door de katvanger of stroman-directeur. Om succes te kunnen hebben,
    moet A zijn persoonlijk gewicht wel voortdurend in de waagschaal
    stellen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in korte tijd drie
    opsporingsonderzoeken tegen A zijn gestart (en afgesloten). A poogt
    zijn belagers op afstand te houden door bluf en chantage: hij
    noteert bijvoorbeeld de kentekens van de bezoekers van seksclubs in
    de omgeving en bezoekt deze in de hoop bekenden te ontmoeten en hij
    poogt via zijn advocaat te bereiken dat de naar zijn zeggen
    politile hetze tegen zijn persoon wordt gestopt.

    Over de financile positie van deze grote fraudeur is bij de
    politie weinig bekend. De politie weet niet meer dan wat voor
    iedereen zichtbaar is, namelijk dat A er een luxueuze levensstijl
    op na houdt blijkens de aanwezigheid van dure auto’s en luxe
    woningen.

    5.3.4. De criminele BV Arnhem

    Als gevolg van de bovenstaande indeling in de diverse
    deelterreinen is tot dusverre het verschijnsel onderbelicht
    gebleven dat sommige criminele groepen op alle fronten actief zijn.
    Evenals in Nijmegen het geval is zetten enkele autochtonen hierbij
    de toon. Het zou om circa tien tot vijftien personen gaan die in
    wisselende samenstelling al jarenlang vele uiteenlopende misdrijven
    plegen, waarvan het geweld een integrerend onderdeel uitmaakt. Een
    van de specialiteiten is het plegen van ripdeals. In het recente
    verleden zijn enkele partijen van duizenden kilo’s softdrugs door
    enkele leden van deze groepering geript. Een rechercheur noemde
    deze groepering de criminele BV Arnhem omdat de betrokken personen
    aan de lopende band allerhande misdrijven plegen. Behalve ripdeals
    zouden ook illegale inkomsten zijn verkregen uit drughandel,
    afpersingen, exploitatie van coffeeshops en fraude. In een van de
    18 bestudeerde grote fraudezaken, die in het deelrapport Fraude en
    witwassen wordt beschreven (geval 11), maken enkelen van deze
    Arnhemmers deel uit van de groep daders. Het betreft een
    grootschalige ontduiking van EU-heffingen. Een van hen heeft tot
    tweemaal toe zakelijke conflicten op gewelddadige wijze (toebrengen
    van fysiek letsel, wederrechtelijke vrijheidsbeneming van een
    gewezen compagnon) beslecht.

    Ook de in 5.3.3 beschreven A is een van de personen die tot deze
    criminele BV gerekend kan worden. Groot geworden door het plegen
    van geweld, heeft hij zijn werkzaamheden uitgebreid tot fraude.

    5.3.5. Overige verschijningsvormen

    Prostitutie

    In Arnhem speelde de raamprostitutie zich tot het begin van de
    jaren zestig voornamelijk af in de binnenstad. Als gevolg van het
    gemeentelijk beleid om de binnenstad te ontwikkelen tot een
    representatief winkelgebied,
    werd druk op prostitues en exploitanten uitgeoefend door de
    gemeente en de politie om de prostitutie te verplaatsen.
    De raamprostitutie verplaatste zich inderdaad, naar de oude
    woonwijk het Spijkerkwartier. Vanaf dat moment, wij spreken over
    het begin van de jaren zestig, is de gemeente zijn greep op de
    ontwikkelingen volledig kwijt. De prostitues zaten aanvankelijk
    verspreid over de wijk en werkten niet al te openlijk, vanuit hun
    eigen woonkamer. Al snel verloedert de wijk. Gezinnen trokken mede
    door de komst van de prostitutie weg en de leegkomende panden
    worden gekocht door exploitanten en maken deze geschikt voor
    raamprostitutie. In het midden van de jaren zeventig verspreidde de
    prostitutie zich over de gehele wijk. De gemeente probeerde een dam
    op te werpen en bepaalde dat de raamprostitutie in drie straten
    geconcentreerd moest worden en beperkt diende te blijven tot 50
    ramen. Het effect hiervan is geweest dat binnen dit zogeheten
    concentratiegebied inmiddels nagenoeg alle panden door
    prostitues worden bezet. Buiten het concentratiegebied ontstaan aan
    prostitutie gelieerde commercile activiteiten: sekswinkels,
    videotheken, etc. (Gorgels 1993, 89; mededelingen van de
    gebiedsgebonden functionaris van de politie Gelderland-Midden).

    Volgens een schatting van Gorgels uit 1993 zouden in Arnhem 170
    ramen zijn en circa 180 prostitues werken. Arnhemse
    politiefunctionarissen, die dagelijks toezicht uitoefenen in het
    Spijkerkwartier, noemen hogere aantallen. Er zouden momenteel 250
    ramen worden gexploiteerd die in eigendom zijn van in totaal 30
    exploitanten. Jaarlijks zouden ongeveer 400 nieuwe vrouwen van deze
    ramen gebruik maken. Een opmerkelijk verschijnsel is dat slechts
    een klein deel van deze vrouwen (25 tot 50) langer dan een jaar ter
    plaatse werkt. Alle raamprostitues worden door de Arnhemse politie
    geregistreerd. Wekelijks vinden controles plaats door de GBO. Het
    beleid van de politie is erop gericht om illegaal verblijvende
    vrouwen direct aan te houden en over te dragen aan de
    Vreemdelingendienst. In 1994 werden in totaal 24 illegalen
    aangehouden; zij kwamen voornamelijk uit het Oostblok en
    Zuid-Amerika.

    Het Spijkerkwartier is in enkele decennia uitgegroeid tot het op
    een na grootste red light district van Nederland. De wijk heeft een
    aanzuigende werking gehad op allerlei andere vormen van overlast:
    drug- en verkeersoverlast en overlast door tippelaarsters. Op dit
    moment zijn ongeveer 20 tippelprostitues werkzaam in de wijk. Tot
    drie keer toe is in de afgelopen jaren geprobeerd om een gedoogzone
    voor tippelaars te creren, maar in alle gevallen is het mede door
    verzet van buurtbewoners op niets uitgelopen. De gemeente overweegt
    nu om het raamprostitutiegebied te verplaatsen.

    Voor een goed begrip is het van belang onderscheid te maken
    tussen enerzijds exploitanten en anderzijds pooiers of souteneurs.
    Deze laatsten hebben een emotionele of vriendschapsrelatie met de
    prostitue en krijgen op basis hiervan (een deel van) haar
    inkomsten. Vanwege deze relationele band is het aantal vrouwen dat
    voor de souteneur werkt, meestal beperkt. Het is, anders gezegd,
    moeilijk voorstelbaar dat een souteneur met 20 vrouwen een
    emotionele band kan onderhouden en op basis hiervan inkomsten
    krijgt. Exploitanten krijgen op zakelijke basis een aandeel van de
    inkomsten van de prostitue. Meestal berust deze zakelijke band
    hierop dat de exploitant gelegenheid (accommodatie) en bescherming
    verschaft in ruil voor een inkomensonafhankelijk bedrag.
    Bijvoorbeeld 150 gulden per dag voor de huur van een raam. In de
    praktijk komt het voor dat prostitues zowel aan een exploitant als
    aan een pooier geld moeten afdragen. Het Spijkerkwartier wordt
    beheerst door een tiental exploitanten. Deze exploitanten zijn
    allen autochtonen en de meesten zijn geboren in Arnhem. Zij zijn,
    of beter gezegd, waren degenen tegen wie de politie eind jaren
    zestig strijd voerden. Maar momenteel is de verhouding tussen deze
    exploitanten en het gezag volledig veranderd. De exploitanten
    hebben met succes geprobeerd respectabiliteit te verwerven. Zij
    zijn nu gerespecteerde gesprekspartners geworden van de gemeente en
    doen er door het houden van buurtmanifestaties en schenkingen aan
    charitatieve doelen alles aan om ook in de lokale gemeenschap
    geaccepteerd te worden. Nog niet zo lang geleden is door een hunner
    een kunstgalerie geopend en om cultuurhistorische redenen een
    voormalige kerk gekocht.

    Is deze respectabiliteit een front waarachter allerhande
    criminele activiteiten schuil gaan? Onze gesprekspartners bij de
    politie weten het eigenlijk niet. De indruk bestaat dat de
    exploitanten de broodwinning uit het prostitutiebedrijf laten
    prevaleren maar er niet vies van zouden zijn om in de periferie
    alles aan te pakken. Als het zo uitkomt, zou een exploitant niet
    vies zijn van bijvoorbeeld handel in herone of softdrugs. De
    relatie tussen de exploitanten met de in herone handelende Koerden
    blijkt niet gespannen te zijn ondanks het feit dat zij dicht in
    elkaars nabijheid verkeren. De Koerden houden zich niet bezig met
    prostitutie, maar kopen in de ring rondom het Spijkerkwartier wel
    panden op. In het Spijkerkwartier verschijnen steeds meer Turkse
    winkeltjes en coffeeshops. Precieze gegevens hierover ontbreken
    helaas bij de politie en de gemeente.

    Gokken

    In Arnhem komt een illegale stadslotto voor. Over de omzet
    hiervan is niets bekend. Bij de politie staan ruim
    honderd personen geregistreerd die in verband met het gokken
    misdrijven hebben gepleegd. De legale kansspelautomaten zijn
    nagenoeg alle in bezit van twee exploitanten uit een andere stad.
    Deze exploitanten hebben, voorzover bekend, geen enkele relatie met
    de georganiseerde criminaliteit.

    Geweld

    Het voorkomen van openlijk geweld en harde confrontaties tussen
    de politie en de onderwereld was, zoals eerder is gesteld, een
    opvallend kenmerk van het criminaliteitsbeeld in Arnhem aan het
    eind van de jaren zestig.

    Wat is er over van dit geweld en is er veel onderling geweld in
    het milieu? Hoe ziet het er meer in het algemeen gesteld uit met de
    prevalentie van geweld in Arnhem? Wij hebben voor het beantwoorden
    van deze vragen naast de diverse gesprekken verscheidene
    gegevensbronnen geraadpleegd. Een indicator voor de aanwezigheid
    van geweld zijn de vuurwapenincidenten. Volgens gegevens van het
    HKS zijn in de afgelopen jaren de volgende aantallen aangiften van
    vuurwapenincidenten geregistreerd. Tevens is aangegeven hoe vaak
    hierbij een poging tot doodslag werd gepleegd respectievelijk een
    bedreiging met een vuurwapen plaatsvond (onder schot houden;
    dreigen met schieten, etc.):

    Tabel
    Deze gegevens zijn op aangiften gebaseerd en geven derhalve een
    ondergrens aan. Het aantal werkelijk gepleegde bedreigingen en
    pogingen tot doodslag zal ongetwijfeld hoger zijn. In 1994 is door
    de Arnhemse politie een speciaal project uitgevoerd met het doel
    beter inzicht te verkrijgen in de vuurwapenproblematiek. Hiertoe
    zijn alle aangiften, waarnemingen, CID-rapportages en meldingen
    inzake vuurwapenincidenten nagelopen en geteld. Dit heeft geleid
    tot de volgende resultaten: 6 doodslagen en pogingen hiertoe, 39
    overvallen waarbij vuurwapens zijn gebruikt en 93 bedreigingen
    buiten de sfeer van overvallen. De cijfers hebben betrekking op
    1994.

    In de periode 1990-1994 zijn in Arnhem in totaal 18 voltooide
    levensmisdrijven gepleegd, waarbij 1991 met 10 slachtoffers een
    uitschieter is. Het aantal pogingen tot doodslag of moord is vrij
    stabiel en bedraagt in de periode gemiddeld 32. Naar het oordeel
    van de recherche hebben twee hiervan betrekking op afrekeningen in
    het milieu. Voorts zouden er door Arnhemse groepen buiten de
    gemeentegrenzen zes liquidaties hebben plaatsgevonden in de periode
    1990-1994. De indruk van de recherche is dat deze liquidaties geen
    interne afrekeningen betroffen, maar meer voortkwamen uit
    concurrentiemotieven. Volgens gegevens van de RCID is het in 1994
    elf keer voorgekomen dat tegenover een bekende van de politie een
    serieuze bedreiging werd geuit door een andere crimineel.

    Een gewelddadige uitingsvorm van georganiseerde misdaad is het
    afpersen van geld (protectie) en het intimideren van autoriteiten.
    Volgens gegevens van de RCID is het in 1994 drie keer voorgekomen
    dat een geval van protectie werd gesignaleerd (naast aangiften
    inclusief CID-observaties). Vergeleken met voorgaande jaren is er
    sprake van een daling (1990: 10; 1991: 18; 1992: 16; 1993: 15).
    Opmerkelijk is dat in deze periode geen enkel geval van protectie
    in de horeca bekend is geraakt; ook in andere branches komen
    nauwelijks gevallen van protectie voor. Wel is begin 1990 een
    poging ondernomen door een portiersbureau om het alleenrecht in
    Arnhem te verkrijgen voor het leveren van portiers. Deze poging is
    niet geslaagd. Veel ernstiger is de jaarlijkse PKK-ronde waarin
    Turkse illegale en legale ondernemers geprest worden om geld af te
    staan ten behoeve van de strijd van de PKK. Deze inning van gelden,
    die in de laatste maanden van het jaar plaatsvindt, gaat ieder jaar
    gepaard met geweldpleging tegen onwillige betalers. Anders dan in
    Nijmegen zijn in Arnhem nog geen aangiften gedaan door de
    slachtoffers.

    Er heeft zich in 1992 een belangrijk geval van intimidatie van
    politiefunctionarissen en justitiefunctionarissen voorgedaan. Zij
    zouden, zo werd te verstaan gegeven, op een dodenlijst staan van
    een groep waartegen op dat moment een strafrechtelijk onderzoek
    liep.

    Concluderend uit de bovenstaande cijfers en uit de gesprekken
    die in Arnhem gevoerd zijn, hebben wij de indruk overgehouden dat
    het aantal gewelddadige confrontaties tussen criminele organisaties
    beperkt blijft en in de afgelopen jaren stabiel is gebleven. Harde,
    fysieke confrontaties met de politie zijn in de periode 1990-1994
    uitgebleven.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken