• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 6.2. Benvloeding van de branches

    6.2. Benvloeding van de branches

    Racketeering van legale branches is een van de klassieke
    activiteiten van criminele groepen in Itali, Japan en de Verenigde
    Staten. Criminelen pogen zwakke bedrijven door middel van (het
    dreigen met) geweld in de macht te krijgen, af te persen en/of
    protectie te laten betalen of eventueel door middel van hun eigen
    illegale bedrijven de legale concurrentie uit te schakelen.

    Uit de deelrapporten van Bovenkerk en van Bruinsma over de
    georganiseerde misdaad in de legale branches is een van uitkomsten
    dat infiltratie, afpersing en overname meestal gebeurt in de
    directe omgeving waar criminele groepen zich vestigen. Elders wordt
    pas genvesteerd indien dat voor de criminele activiteiten daar van
    belang is.

    Met deze kennis is het van belang in de lokale studie aandacht
    te schenken aan de relaties tussen criminele groepen en de legale
    branches in onze drie steden. In de opzet van het onderzoek
    (hoofdstuk 2) hebben wij gemeld dat de tijdsdruk waaronder de
    studie moest worden verricht, vooral een negatieve uitwerking heeft
    gehad voor de verzameling van de gegevens voor deze onderdelen van
    de studie. Diverse geplande gesprekken met lokale experts die goed
    op de hoogte zijn van het wel en wee van de legale economische
    sectoren in de stad, moesten wegens tijdgebrek achterwege blijven
    of tot een minimum worden beperkt. Dit heeft uiteraard gevolgen
    voor de waarde van de conclusies die wij kunnen trekken. Het
    bovenstaande wil niet zeggen dat wij helemaal met lege handen
    staan. Met behulp van en door politiemensen ter plekke is bij
    diverse instanties en personen (achtergrond)informatie ingewonnen
    en vervolgens gevraagd of men in een bepaalde branche kennis had
    van het optreden, in welke vorm ook, van criminele groepen. De
    gegevens die deze dataverzameling heeft opgeleverd, gevoegd bij de
    enkele gesprekken die zijn gevoerd en gevoegd bij de kennis die uit
    de politiegegevens naar voren komt, stellen ons in staat om met
    enige terughoudendheid antwoord te geven op de vraag of
    georganiseerde misdaad in de legale branches van de drie steden
    aanwezig is.

    De politie heeft tot voor kort weinig interesse vertoont voor
    het verzamelen van gegevens over branches (Van Klaveren, 1994;
    Daniel en Veldhuis, 1994). Fraudeurs, oplichters en andere
    (georganiseerde) misdadigers opereren tegenwoordig ook in deze
    branches en het is derhalve noodzakelijk de stevenen te wenden. De
    drie korpsen zijn recentelijk een innovatief traject ingeslagen met
    het doel de informatiepositie en informatie-organisatie drastisch
    te veranderen. Ons onderzoek vindt juist op het moment plaats dat
    deze verandering plaatsvindt. Noot

    Voor onze studie betekent dit dat de meeste oude politiegegevens
    alleen informatief zijn over de illegale werelden in de drie
    steden. Om een meer evenwichtige kijk op de legale branches te
    krijgen, hebben de drie korpsen op ons verzoek aparte uitdraaien
    gemaakt van zachte gegevens over allerhande onderwerpen die ook
    maar iets te maken hebben met de legale branches.

    In deze paragraaf worden de volgende branches onder de loep
    genomen: de textielnijverheid, de bouwnijverheid, de autobranche,
    de horeca, de onroerend-goedbranche en de afvalverwerkingsbranche.
    Over het transportwezen is ons niets bekend en zal daarom buiten
    beschouwing blijven.

    De textielnijverheid

    Enschede, de textielstad bij uitstek in Nederland, heeft door de
    ineenstorting van de textielnijverheid harde klappen gehad. Als
    gevolg van de verplaatsing van de textielindustrie naar
    lage-lonenlanden, raakten grote aantallen werknemers zonder werk.
    Deze slag is Enschede nooit helemaal te boven gekomen. De textiel
    zou
    nooit meer terugkeren in de stad, zo vermoedde men in die
    dagen.
    Ruim dertig jaar later zorgen de economische ontwikkelingen ervoor
    dat in Nederland de naai- of loonconfectie-ateliers als
    paddestoelen uit de grond schieten. De snelle veranderingen in de
    smaak van het jonge publiek dwingen groothandelaren, opdrachtgevers
    en winkels geen grote voorraden meer aan te houden. Om toch aan de
    steeds wisselende vraag van de klanten te kunnen voldoen,
    versterken deze bedrijven daarmee een behoefte aan produktie om de
    hoek.

    Het zijn voornamelijk de Turken geweest die in het gat van de
    markt zijn gesprongen, omdat zij met deze vorm van produktie in het
    thuisland ervaring hebben.
    Het aantal bedrijven in Nederland steeg spectaculair van 28 in 1981
    tot ongeveer 1.000 in 1993 (Van Vondelen, 1993). In Amsterdam
    alleen al zouden ongeveer 600 tot 700 legale en illegale
    naai-ateliers bestaan. In het begin waren de confectie-ateliers
    bijna alle legaal, maar toen de prijzen gingen dalen, de
    concurrentie toenam en het aanbod van illegale werkers in Nederland
    almaar groter werd, gleden de meeste legale ateliers af naar een
    gedeeltelijke en later zelfs naar een volledig illegale
    bedrijfsvoering. Zwartloonbetalingen, werken met illegale
    vreemdelingen en handel in valse facturen waren instrumenten om het
    hoofd boven water te houden.

    De strenge aanpak in de Randstad van wat de confectiefraude werd
    genoemd, had tot gevolg dat de ateliers zich verplaatsten naar het
    oosten. Het zijn vooral Almelo en Enschede die in de jaren tachtig
    en negentig regelmatiger met het verschijnsel te maken kregen. De
    autoriteiten in Enschede waren niet gelukkig met deze, voor een
    deel illegale, tak van industrie, omdat de arbeidsomstandigheden
    vaak slecht waren en er allerlei overtredingen werden geconstateerd
    met betrekking tot zaken die tegenwoordig onder de Arbowet vallen.
    In 1990 werden 25 illegale naai-ateliers opgespoord. Een stringent
    optreden Noot heeft het aantal naai-ateliers in Enschede
    doen verplaatsen naar Almelo, waar zij ook door daar wonende Turken
    in handen zijn, of naar Oost-Europa (Polen).

    Een inventarisatie van alle confectie- en naai-ateliers in
    Enschede die op ons verzoek door de Kamer van Koophandel is
    vervaardigd, laat het volgende zien. Er staan in 1995 72 ateliers
    ingeschreven. De meeste daarvan zijn al jaren bestaande bonafide
    bedrijven (gemiddeld 15 jaar oud). De oudste vier dateren uit 1919.
    Zij zijn voornamelijk in handen van autochtone Enscheders die
    vroeger werkzaam waren in de textielindustrie. Er zijn ongeveer 10
    Turkse naai-ateliers in de stad (begin 1995).

    Hoewel de gezamenlijke opsporingsinstanties nog wel eens
    incidenteel een kleine illegale werkplek ontdekken, stelt men dat
    het verschijnsel vrijwel helemaal is uitgebannen. Van enige
    betrokkenheid van georganiseerde misdaad is volgens deze
    opsporingsorganen geen sprake. Ook de politiebronnen laten geen
    gegevens zien die wijzen op geweld, afpersing of iets dergelijks in
    deze wereld van de textiel in Enschede. In Nijmegen bestaan 29
    confectie- of naai-ateliers die alle geregistreerd staan bij de
    Kamer van Koophandel en de Belastingdienst. Een aantal daarvan is
    in handen van Chinese en Vietnamese eigenaren. Er bestaan vier
    Turkse ateliers en de overige staan op naam van Nederlandse
    vrouwen. In hoeverre met katvangers wordt gewerkt, is onbekend,
    evenals het bestaan van illegale ateliers. In het begin van de
    jaren negentig is een van de confectiebedrijven die in financile
    moeilijkheden verkeerde, in handen gevallen van enkele, eerder in
    deze lokale studie besproken, fraudeurs. Deze BV was binnen een
    maand van naam veranderd en helemaal leeg geplunderd. Meer is over
    naai-ateliers in Nijmegen niet bekend. Bij de politie en andere
    opsporingsdiensten bestaan geen gegevens die wijzen op de
    aanwezigheid van criminele groepen in deze branche.

    In Arnhem ten slotte zijn geen gegevens voor handen over het
    aantal gevestigde confectie- en naai-ateliers. De
    opsporingsinstanties hebben medio 1993 drie illegale Turkse
    ateliers ontdekt. Hierin waren per bedrijf ongeveer 10 tot 15
    illegale vreemdelingen werkzaam. Bij de politie is niet bekend of
    de georganiseerde criminaliteit bij deze branche is betrokken.

    Recapitulerend, het is zeer onwaarschijnlijk dat criminele
    groepen de textielbranche in de drie steden in hun greep hebben of
    dat er protectie en afpersingspraktijken plaatsvinden.

    Bouwnijverheid

    De bouwnijverheid is voor de drie korpsen een onbekend terrein.
    Enerzijds betekent dit dat de politie niet over goede
    informatiebronnen beschikt. Zij weet daardoor nauwelijks wat zich
    in die branche afspeelt. Anderzijds zou de aanwezigheid van geweld,
    afpersingen, protecties en gedwongen aanbestedingen van
    bouwprojecten op de een of andere manier tot de politie moeten zijn
    doorgedrongen. Omdat in de landelijke studie naar de georganiseerde
    criminaliteit in de bouwbranche een soortgelijke conclusie werd
    getrokken, mag men redelijkerwijs aannemen dat zulks niet het geval
    is.

    Dat ligt anders met de koppelbazerij. Alle drie steden hebben te
    maken met koppelbazerij, al verschilt de aard en de omvang van het
    verschijnsel per stad.
    In Enschede zijn volgens de plaatselijke kantoren van het SFB en
    het GAK vijf kleine koppelbazen actief. Zij leveren elk ongeveer 5
    tot 10 werknemers af aan bouwputten in Duitsland. In de Nederlandse
    bouw opereren zij niet. Het zijn kleine sjoemelaars die gebruik
    maken van de marktsituatie van het buurland en die werknemers met
    een uitkering een dubbel inkomen garanderen. Zij rijden zelf de
    bouwvakkers met busjes naar Duitsland. In Arnhem heeft een
    koppelbaas weinig te duchten van de politie omdat koppelbazerij
    daar nauwelijks aandacht geniet en de politie dat eigenlijk een
    civielrechtelijke zaak vindt waarmee andere overheidsorganen zich
    mee dienen te bemoeien. In 1990-1991 had men te maken met n grote
    fraudezaak (zie ook hoofdstuk 5) met een zwendel in BV’s waarbij
    door de fraudeur ook illegaal arbeiders te werk werden gesteld in
    Duitsland. Een tweede zaak van koppelbazerij werd in 1993
    geconstateerd. Ook hier ging het om het leveren van illegaal
    personeel aan Duitse bouwplaatsen. De verplichte betalingen aan de
    belastingen en sociale premie-afdracht verdwenen in de zakken van
    de koppelbaas. Nadien zijn er geen koppelbazen meer door de politie
    gesignaleerd. Of dat werkelijk zo is, mag worden betwijfeld omdat
    uit Nijmeegse politiegegevens blijkt dat wel degelijk Arnhemmers
    bij koppelbazerij zijn betrokken. Nog steeds vormt niet de
    Nederlandse maar de Duitse bouwnijverheid het doel van de illegale
    tewerkstelling.

    In het begin van de jaren zeventig speelden enkele grote
    koppelbaaszaken in Nijmegen. De herkomst en het milieu waarin
    koppelbazen verkeerden, deden hun imago in die tijd weinig goed:
    louche en in veel gevallen jonge, gewelddadige onderwereldfiguren
    die eerder als uitsmijters/portiers, pooiers en kroegbazen werkten.
    In de kroeg betaalden zij op vrijdagmiddag de lonen uit en ook dat
    gebeurde niet altijd eerlijk. Massale vechtpartijen in kroegen
    waren, mede onder invloed van alcohol, schering en inslag als
    gevolg van ontevreden bouwvakkers die verhaal gingen halen voor te
    weinig uitbetaalde lonen.

    Vooral grenssteden als Nijmegen kregen steeds vaker te maken met
    het verschijnsel koppelbazerij. Koppelbazen hadden namelijk hun
    werkterrein verlegd naar Duitsland. De bouw van het Olympisch dorp
    te Mnchen zorgde voor een enorme vraag aan geschoolde bouwvakkers.
    De koppelbazen uit Nijmegen voorzagen in deze vraag.

    In de jaren na 1981 verdween het verschijnsel vrijwel van
    Nijmeegse bodem. Ondanks de aanscherping van de Wet
    Ketenaansprakelijkheid in 1991, steekt de koppelbazerij in de bouw
    in de jaren negentig weer de kop op. Het op grote schaal frauderen
    met BV’s, het laten failleren van BV’s wanneer dat zo uitkomt, het
    leegplunderen van G-rekeningen, het werken met stromannen en met
    internationale, grensoverschrijdende bedrijfjes kenmerkten de
    moderne Nijmeegse koppelbaas van de beginjaren negentig. Omdat in
    Nederland de hoofdaannemer aansprakelijk kon worden gesteld, moest
    de koppelbaas voldoen aan de wettelijke vereisten van de Wet
    Ketenaansprakelijkheid (G-rekening, e.d.). Daardoor moesten
    koppelbazen, nog meer en ingenieuzer dan in het verleden, hun
    toevlucht zoeken in BV-fraudes.

    Veel van de Nijmeegse verdachten uit de dossiers zijn dan ook
    mannen die in vroeger tijden zich ook schuldig hebben gemaakt aan
    koppelbaaspraktijken. Zij zijn in de leeftijd van ongeveer tussen
    de veertig en de vijftig jaar. In enkele zaken zijn jongere
    nieuwkomers bij hun activiteiten betrokken. De meeste koppelbazen
    opereren solistisch maar werken toch ook wel veel samen met hun
    oude vrienden. Zo ontstaat het beeld van een los
    samenwerkingsverband van mensen die de ene periode intensief met
    elkaar samenwerken maar in een andere periode elkaar mijden en
    nieuwe partners zoeken.

    De koppelbazen zouden in meerderheid uit het milieu zijn
    voortgekomen en daaraan nog steeds geparenteerd zijn. Dit betekent
    dat zij soms ook andere misdrijven plegen, zoals enkele vormen van
    fraude en handel in softdrugs. In de dossiers wordt zelden melding
    gemaakt van geweld. Wanneer er sprake is van geweld, dan is dat
    tegen elkaar of door werknemers die niet door hen worden betaald.
    Zo is er een jonge koppelbaas in de stad die telkens probeert onder
    de uitbetalingen uit te komen. Dat wordt hem niet in dank afgenomen
    omdat hij daarmee de markt voor de andere koppelbazen verstoort.
    Hij bedient zich tegenwoordig van bodyguards om zich
    verontwaardigde bouwvakkers of concurrerende koppelbazen van het
    lijf te houden. De laatste twee jaar verandert er veel. Hoewel de
    moderne koppelbaas al meer pogingen in het werk stelde om het
    aureool van de nette zakenman te creren, slaagt hij daar de laatste
    twee jaar beter in. Er zijn namelijk nieuwe mogelijkheden in de
    wetgeving ontdekt die van de koppelbaas nu een arbeidsbemiddelaar
    maakt en geen koppelbaas. De werkwijze is aangepast aan de huidige
    tijd. Er wordt niet meer vanuit kroegen gewerkt, maar vanuit
    respectabele kantoorpanden met gebruikmaking van (voor een deel)
    onwetend personeel en van een lek in de wetgeving: het
    E-101-formulier.

    Het E-101-formulier is een verklaring waarmee een werknemer als
    zelfstandige staat ingeschreven. Zelfstandigen zijn zelf
    verantwoordelijk voor de afdracht van premies en belastingen en
    niet het bedrijf dat van hun arbeid gebruik maakt of de koppelbaas.
    Daardoor ronselt of verhuurt de koppelbaas niet meer maar bemiddelt
    tussen bouwondernemer en zelfstandige. Om deze bemiddeling zo
    gladjes mogelijk te laten verlopen, worden deftige kantoorpanden
    aan de singels ingericht waar (doorgaans onwetende) studenten en
    huisvrouwen de 40 tot 60 telefoonlijnen bedienen Noot .
    Telefonisch worden vakmensen gebeld of kunnen bouwvakkers zich
    melden, worden bouwputten in Nederland en Duitsland dagelijks
    opgebeld om de behoefte aan personeel te peilen en zonodig
    personeel aan te bieden. Een groot aantal faxen vergemakkelijkt het
    zaken
    doen.
    De koppelbaas ontvangt voor zijn bemiddeling per uur per bouwvakker
    10 tot 20 gulden (mark). De ZZP’er behoort de premies en
    belastingen te betalen, maar kan en wil dat niet. Eventuele
    risico’s zijn voor de individuele werker die uit Engeland (waar
    gemakkelijk zo’n E-101 formulier wordt afgegeven) voor werk in
    Duitsland wordt geronseld.

    De beide landen derven hierdoor de inkomsten uit
    werkgeverspremies en belastingen. Vanuit Nijmegen wordt al heel
    lang internationaal gekoppeld. In Ierland en Engeland waar een
    overschot is aan bouwvakkers, wordt geronseld via advertenties in
    dag- en weekbladen. Daarin worden zij opgeroepen een bepaald
    telefoonnummer in Nijmegen te bellen. Via dat telefoonnummer worden
    zij een aantal malen doorverwezen naar andere telefoonnummers,
    waarna uiteindelijk een afspraak wordt gemaakt zich op een bepaalde
    tijd in de stationsrestauratie van Nijmegen te vervoegen.

    Zij hebben in Ierland of Engeland een zelfstandigenformulier
    aangevraagd en gekregen, want zonder zo’n verklaring neemt de
    koppelbaas niemand aan. Voor de zekerheid wordt hen nogmaals een
    formulier ter ondertekening voorgelegd waarin zij verklaren als
    zelfstandige te werken. De verklaringen die de tussenpersoon ter
    ondertekening voorlegt, zijn in het Duits opgesteld omdat het werk
    in Duitsland moet worden verricht. Na ondertekening worden zij
    gezamenlijk per busje naar diverse Duitse bouwputten gebracht om
    het aangenomen werk te verrichten. Zij werken doorgaans 10 uur per
    dag en 7 dagen in de week. De bouwvakkers krijgen ter plaatse van
    een Duitse tussenpersoon van de Nijmeegse koppelbaas per uur
    uitbetaald (ongeveer 22 DM per uur) en dat is altijd meer dan zij
    in Ierland of Engeland netto zouden verdienen (ongeveer f.10). De
    Duitse aannemer betaalt ongeveer 45 DM per uur uit aan de
    koppelbaas. Dit bedrag is ongeveer 15 DM lager dan wanneer de
    aannemer legaal een Duitse bouwvakker in dienst zou nemen. De
    koppelbaas verdient aldus ongeveer 20 DM per uur per bouwvakker en
    de Duitse aannemer ongeveer 15 DM per uur per bouwvakker.

    Koppelbazen kunnen nog altijd in Duitsland actief zijn, omdat
    daar niet zoiets als een Wet Ketenaansprakelijkheid bestaat die
    hoofdaannemers aansprakelijk stelt voor het niet afdragen van
    belastingen en sociale premies door koppelbazen.

    Recapitulerend, in vergelijking met de twee andere steden zijn
    in Nijmegen de meeste koppelbazen actief. Vormen van racketeering,
    zoals afpersing, protectie, ontvoeringen, brandstichtingen en
    liquidaties in de bouw, zijn in geen van de drie steden, zo lijkt
    het althans, aanwezig. Ook zijn geen criminele groepen in de
    politiedossiers aangetroffen die, zelfs al was er maar de geringste
    aanwijzing, een betrokkenheid hebben in de lokale bouwnijverheid.
    Er zijn geen Italiaanse, Japanse of andere groepen in de steden
    bekend.

    Overname onroerend goed

    Met betrekking tot het beleggen van crimineel geld bestaan er
    grote verschillen tussen de drie steden. Het optreden van Turkse
    groepen in de steden leidt slechts in Arnhem tot aankopen van
    onroerend goed in het Spijkerkwartier. Het meeste geld dat door
    Turken met hun heronehandel wordt verdiend, wordt naar Turkije
    gebracht.

    De meeste beleggingen in een stad worden over het algemeen
    gedaan door autochtone criminele groepen (Abadinsky, 1991). Zij
    hebben meestal hun roots in de stad, zijn daar groot geworden en
    beleggen daar ook liever.

    Er zijn in Enschede geen aanwijzingen dat op grote schaal met
    crimineel geld onroerend goed wordt opgekocht. Slechts in zeer
    beperkte omvang beleggen de plaatselijke criminele groepen als
    dekmantel in de horeca of in een enkel bedrijf. Dit heeft
    vermoedelijk te maken met de schaal waarop wordt gehandeld in
    verdovende middelen. Zoals wij eerder in deze lokale studie hebben
    gezien is van groothandel in drugs in deze stad nauwelijks sprake.
    Van de meeste groepen die bekend zijn, is hun bestedingspatroon zo
    uitbundig, dat weinig geld meer overblijft om daar op grote schaal
    onroerend goed van te kopen. De Turken in Enschede sturen, op een
    uitzondering na, voorzover ons bekend, vrijwel al het geld naar
    Turkije. De eventuele verdiensten zijn in het verleden gebruikt om
    de panden waarin coffeeshops zijn gevestigd, te kopen en een
    enkeling heeft geld genvesteerd in een shoarmazaak, een enkel caf,
    een uitzendbureau, een im- en exportbedrijf of een wasserij. Van
    een Turkse criminele groep die handelt in herone is bekend dat zij
    via een Nederlandse stroman horecagelegenheden opkoopt. Tot
    dusverre zijn zeven cafs en bars in het bezit van de groep gekomen.
    De coffeeshops zijn vrijwel alle in handen van de autochtone en
    allochtone handelaren. Meer concrete informatie over de
    onroerend-goedsector is niet bekend. Wel wordt door zegslieden uit
    de plaatselijke makelaardij gemeld dat de laatste jaren steeds
    vaker Turken zich bij hen melden voor het kopen van onroerend goed.
    Het vele cash geld waarmee zij panden willen kopen, staat niet in
    verhouding met datgene waarover zij, gelet op hun inkomenspositie,
    redelijkerwijs zouden kunnen beschikken. Het is echter onbekend of
    al deze pogingen tot transacties in onroerend goed een
    criminele
    achtergrond hebben.
    Hetzelfde geldt voor de aankoop van onroerend goed door Russen in
    Enschede en de omgeving. Ook hierover bestaan slechts vermoedens
    bij politie en justitie. Een enkele politieman die met de
    binnenstad vertrouwd is, wijst op biljartpools in de stad, waar
    nauwelijks een klant te vinden is, maar waar toch hoge omzetten
    worden opgegeven aan de belastingen. Volgens hem wijst dat op
    witwaspraktijken die door Amsterdammers, die de eigenaar zijn van
    de twee biljartgelegenheden, in Enschede en andere plaatsen in het
    oosten van het land worden gebruikt.

    In Nijmegen bestaat geen goed overzicht van het onroerend goed
    dat autochtonen of allochtonen en buitenstaanders in hun bezit
    hebben. Over het bezit van onroerend goed door criminele groepen
    weet geen instantie in de stad op dit ogenblik iets te melden.
    Volgens enkele zegslieden zouden koppelbazen panden in de stad
    opkopen en deze vervolgens verhuren aan bedrijven en personen.
    Verder zou sprake zijn van de aankoop van enkele shoarmazaken, een
    snackbar en een caf in de stad door twee Turkse groepen die in de
    herone zitten. Uiteraard bezitten de handelaren in drugs de
    coffeeshops. Meestal wordt als bedrijfsleider een ander in het pand
    gezet waardoor de werkelijke eigenaar buiten beeld kan blijven. In
    Arnhem is meer aan de hand. De families die op groothandelsniveau
    in de heronehandel actief zijn, kopen in Turkije hotels,
    appartementen en restaurants op. Maar ook in Arnhem zelf zijn zij
    actief in de overname van onroerend goed. Het meeste onroerend goed
    betreft bedrijfspanden in de wijk Spijkerkwartier. Zij zouden
    volgens voorzichtige schattingen van de politie tussen de 50 tot
    100 panden bezitten, deels cafs, winkels etc., deels woningen.
    Ongeveer de helft van deze investeringen zou in Arnhem hebben
    plaatsgevonden, merendeels in het Spijkerkwartier.

    Allerlei in Turkse levensmiddelen gespecialiseerde winkeltjes
    (bakkers, groentewinkels, slagerijen), restaurants, koffie- en
    theehuizen, (afhaal)pizzeria’s, (afhaal)shoarmazaakjes en
    dienstverlenende zaken als een Turks reisbureau, en tegenwoordig
    ook woonhuizen, zouden in het bezit zijn van deze Koerdische
    groepen. Het betreffen echter suggesties, harde gegevens hierover
    zijn niet aanwezig.

    Geconstateerd kan worden dat er een afzonderlijke
    Koerdisch-Turkse wijk is ontstaan. De enclave wordt in het noorden
    scherp begrensd door de panden waar de Arnhemse exploitanten de
    raamprostitutie controleren en daarvoor de panden hebben opgekocht.
    Ten oosten, alsof er door iemand een streep is getrokken, zijn
    straten gelegen met relatief oude woningen met autochtone
    Arnhemmers en een studentenpopulatie en in het noordoosten is,
    gescheiden door n straat, een chique woonwijk gesitueerd. Het
    Turkse deel is in een periode van ongeveer vijf jaar opgekocht en
    heeft het gezicht van deze oude wijk in Arnhem geheel
    gewijzigd.

    Recapitulerend, in Arnhem wordt relatief het meest in onroerend
    goed genvesteerd. In Nijmegen hebben enkele (voormalige?)
    koppelbazen zich begeven op de onroerend-goedmarkt. Voor het
    overige blijven de investeringen van criminele organisaties
    contextgebonden: mooie huizen voor henzelf, een caf of een
    shoarmazaak.

    De horeca en het uitgaansleven

    De horeca van Enschede is klein van omvang en overzichtelijk
    gesitueerd rond de markt in het centrum. Daar zijn de meeste
    kroegen en in de directe nabijheid van de markt zijn diverse
    restaurants. Het uitgaansleven in de stad is regelmatig
    gewelddadig. Na de sluiting van de disco’s en bars is het in de
    binnenstad vaak lange tijd erg onrustig met jongeren die, onder
    invloed van veel alcohol, vernielingen aanrichten en elkaar en
    willekeurige passanten aanvallen. Geweld in de binnenstad is de
    naam van een van de nieuwe projecten die de politie samen met de
    horeca onderneemt om het excessieve geweld te keren (Jaarverslag
    1994). Evenals in andere steden neemt volgens onze respondenten het
    wapenbezit onder de jongeren (vrijwel altijd jonge mannen) toe.
    Enschede voert een stringent beleid om het aantal speelautomaten
    verder terug te dringen. Er staan bij het CAD te Enschede 36 mensen
    geregistreerd die ernstige problemen ondervinden van hun
    gokverslaving. De eigenaars van de meeste horecagelegenheden kennen
    elkaar persoonlijk en vaak al vele jaren. Protectie komt niet voor,
    al is er in 1990 een poging ondernomen portiers op te dringen aan
    de kroegen. In samenwerking met de politie zijn deze pogingen
    verijdeld.

    In de universiteitsstad Nijmegen wordt de horeca traditioneel
    sterk gedomineerd door de aanwezigheid van veel studenten. In het
    centrum zijn allerlei (goedkopere) restaurants gevestigd. Ook het
    aantal afhaalrestaurants neemt toe. Een aantal van deze restaurants
    en pizzeria’s is in handen van Turkse criminele groepen. Evenals in
    Enschede zijn er in het verleden pogingen gedaan om protectie op te
    dringen. Samen met de politie heeft de plaatselijke horeca deze
    pogingen verijdeld. De plaatselijke politie heeft in het algemeen
    een goede verstandhouding met de horeca. Gezamenlijk worden
    allerlei maatregelen genomen om de overlast ‘s avonds en ‘s nachts
    zo veel mogelijk te beperken (Rapportage Bestuursafspraak,
    1995).
    Het aantal gokverslaafden in Nijmegen bedraagt ongeveer 100. Dit
    aantal is de laatste jaren toegenomen. De gokkasten in allerlei
    natte en droge gelegenheden trekken vooral jonge mensen aan. Er
    bestaan geen aanwijzingen dat de exploitanten van spelautomaten
    verbindingen hebben met criminele organisaties. Het casino in
    Nijmegen dat aan de vernieuwde Waalkade een bepaalde grandeur moet
    verschaffen, kent geen bijzondere moeilijkheden.
    Infiltratiepogingen door criminele groepen zijn bij de politie
    aldaar niet bekend, hoewel in de omgeving Chinese personen in
    groepsverband leningen tegen woekkerrentes aan armlastige
    goklustigen proberen te slijten.

    De geschiedenis op de Korenmarkt heeft in Arnhem diepe sporen
    achtergelaten. De slag die toen door de politie is gewonnen, werkt
    nog altijd in haar voordeel. Er zijn in Arnhem geen gedwongen
    protectie en afpersingen bekend. Plannen van een Utrechts
    portiersbedrijf zich aan de horeca op te dringen, werden in 1991
    snel in de kiem gesmoord. In Arnhem is, zoals wij hiervoor hebben
    gezien, een aantal horecazaken opgekocht door de Koerdische Turken.
    Ook de autochtone groepen bezitten veel bars en kroegen (al dan
    niet via stromannen). Het aantal restaurants dat zich vestigt in de
    stad, neemt nog altijd toe en bevindt zich in de nabijheid van de
    Korenmarkt en een ander plein.

    Er staan overal speelautomaten, met als gevolg dat het aantal
    gokverslaafden in de stad nog altijd toeneemt. In Arnhem zijn er
    109 verslaafden bekend die voor een misdrijf zijn aangehouden. Het
    werkelijke aantal zal vermoedelijk hoger liggen. Er bestaan geen
    aanwijzingen dat de exploitanten van spelautomaten verbindingen
    hebben met criminele organisaties.

    Ook in Arnhem ontbreekt een registratie- en controlesysteem. De
    politie aldaar werkt wel aan een doorlichtingsmethode waarmee
    mogelijk de infiltratie van criminele groepen in de horeca in kaart
    zou kunnen worden gebracht. De toepassing van deze methode heeft
    tot dusverre nog niet geleid tot (voor ons) bruikbare
    resultaten.

    Recapitulerend, in de drie steden lijken banden te bestaan
    tussen de horeca en criminele organisaties. Vooral in Arnhem zijn
    horecapanden met misdaadgelden gefinancierd. In de drie steden zijn
    begin jaren negentig pogingen tot protectie ondernomen die in de
    kiem zijn gesmoord. Relaties tussen speelautomaten en criminele
    organisaties zijn niet vastgesteld.

    De autobranche

    In de criminaliteitscijfers van elke stad is te zien dat elke
    stad te maken heeft met verschijnselen als autokraken, joyriding en
    autodiefstallen. Enschede heeft daar verhoudingsgewijs het minste
    mee van doen. Nijmegen spant de kroon Noot ; vrijwel het
    driedubbele aantal auto’s wordt daar gestolen. Noot Dit
    aantal is voor de Nijmeegse politie aanleiding geweest enkele
    inventarisaties te maken van de situatie in Nijmegen en omstreken.
    Bij deze inventarisaties, waarin de politie het antwoord schuldig
    moest blijven wie nu eigenlijk de daders van autodiefstallen zijn,
    is het echter gebleven. Speciale opsporingsteams voor
    autodiefstallen zijn er niet opgericht, omdat de politie geen
    specifieke verdachten op het oog had. In Nijmegen zal, zoals het
    landelijke onderzoek van Bruinsma naar georganiseerde
    (vracht)autocriminaliteit laat zien, het beeld van de dadergroepen
    niet veel van het landelijke afwijken. Met name lokale criminele
    groepjes van 4 tot 5 man die op een of andere manier iets te maken
    hebben met de legale autobranche, zijn actief op het gebied van
    autodiefstal en het omkatten van auto’s. Er zijn in ieder geval bij
    het korps vijf garages en vier autosloperijen bekend waarvan de
    politie weet dat daarin gestolen auto’s worden omgekat en
    verhandeld. Met deze kennis wordt echter niets gedaan. Het hoge
    aantal gestolen auto’s in Nijmegen moet ergens door worden
    veroorzaakt. Het is denkbaar dat de ligging van Nijmegen aan de
    grens voor het relatief hoge aantal autodiefstallen
    verantwoordelijk is. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat het
    verschijnsel joyriding daar veel vaker voorkomt.

    In Enschede worden, zoals gezegd, relatief weinig auto’s
    gestolen. Een reden daarvoor is niet direct aan te geven omdat in
    de stad wel criminele groepen actief zijn (geweest) in de illegale
    autohandel. Enkele woonwagenbewoners in het bezit van
    autosloperijen stelen auto’s en katten ze weer om. De politie
    verdenkt zes garages en drie autosloperijen ervan direct of
    indirect betrokken te zijn bij autodiefstallen en het vervolgens
    omkatten daarvan en het weer terug in het legale circuit brengen
    van gestolen auto’s. De aandacht van de Enschedese politie is de
    laatste jaren vooral gericht geweest op de bestrijding van
    Oosteuropese criminele groepen die landelijk actief waren met
    autodiefstallen en de verplaatsing naar markten in Rusland en de
    Oekrane. Zij heeft zich minder met lokale groepen van autodieven
    beziggehouden. De lokale criminele groepen gebruiken deze
    autobedrijven tevens om geregeld softdrugstransacties af te sluiten
    of de garage als tijdelijke opslagplaats voor drugs te gebruiken.
    Verder is er een autobedrijf dat auto’s least aan bekenden van de
    politie. Enkele kampers en Turken die actief zijn in de softdrugs
    en de herone gebruiken lease-auto’s om
    daarmee de opsporing van de politie te bemoeilijken.
    In Arnhem wordt helemaal geen aandacht besteed aan autodiefstallen
    of aan criminele groepen die zich toeleggen op autodiefstallen en
    het omkatten van gestolen auto’s. De politie heeft ook geen zicht
    op de autobranche in die stad. Over in hoeverre garages en
    autosloperijen zijn betrokken bij dit soort van illegale
    activiteiten, kan de politie geen enkele inhoudelijke mededeling
    doen. Er valt derhalve weinig over te zeggen.

    De afvalverwerkingsbranche

    Door de Kamer van Koophandel van Arnhem is meegedeeld dat in
    maart 1995 22 bedrijven onder de naam
    afvalverwerkingsbedrijf/-transport staan vermeld. Het grootste deel
    daarvan (14) is een transportbedrijf dat een vergunning heeft voor
    het vervoeren van afval en 5 bedrijven die zand en grint
    verhandelen. Er zijn 3 bedrijven die afval verwerken. Tot en met
    het jaar 1992 is er geen registratie bijgehouden over het aantal
    milieudelicten.

    Pas in 1993 is voor het eerst een computerbestand aangemaakt
    waarin milieu-incidenten konden worden vermeld. De aantallen die
    door de Arnhemse politie worden opgegeven, zijn uitermate
    twijfelachtig. Zo worden voor Arnhem in het jaar 1994 4.417
    milieu-incidenten gemeld, waaronder alles kan vallen, terwijl voor
    heel Nederland er ongeveer 6.500 bekend zijn bij het CBS. Op grond
    van deze cijfers valt er voor Arnhem nauwelijks iets zinnigs te
    melden. Daarbij komt dat geen enkel opsporingsonderzoek betrekking
    had op ernstige en zware milieuvergrijpen.

    Op de vraag in hoeverre er criminele groepen actief zijn in de
    Arnhemse afvalverwerkingsbranche, kan dus helemaal geen antwoord
    worden gegeven.
    In tegenstelling tot Arnhem is in Enschede wel sprake van politile
    aandacht voor het milieu. Binnen de regiopolitie is afgesproken dat
    in 1994 ten minste 3% van de totale capaciteit dient te worden
    besteed aan milieuhandhaving. Er wordt door de politie zelfs een
    afzonderlijk jaarverslag over het milieu vervaardigd. Een groot
    deel daarvan is voor ons deelrapport niet relevant omdat het gaat
    over kleine zaken. Er zijn in Enschede 22 bedrijven met een
    milieuvergunning, waarvan er slechts 3 betrekking hebben op
    afvalverwerking. Er is een nevenvestiging van een internationaal
    afvalverwerkingsbedrijf en twee zogenaamde witgoedverwerkers
    (ontmantelen van koelkasten, e.d.). Verder zijn er diverse
    gemeentelijke afvalbrengpunten gevestigd, welke onder strenge
    controle van de gemeente en de milieupolitie staan. Van zware en
    ernstige milieucriminaliteit is geen sprake op een enkele zaak na.
    In 1993 is gebleken dat in de regio illegaal ziekenhuisafval uit
    Duitsland werd gestort. Hieronder zou zich ook radio-actief afval
    bevinden. Na een opsporingsonderzoek konden zes mannen worden
    aangehouden. Tot dusverre is van georganiseerde misdaad in de
    afvalverwerkingsbranche in de stad zeer waarschijnlijk geen sprake.
    In Nijmegen zijn meer afvalverwerkingsbedrijven gevestigd. Er zijn
    twaalf bedrijven die zich met de verwerking van chemisch afval, de
    opslag en de sortering van afval bezighouden. Hiervan is een deel
    van de overheid zelf. Nijmegen kende in 1993 19 milieuzaken en 36
    in 1994. De regiopolitie heeft de afgelopen jaren enkele grotere
    milieuzaken ter behandeling gehad.

    Een zaak uit 1992 betreft een bedrijf dat niet, zoals
    afgesproken, ondergrondse tanks reinigde en het afval ter
    vernietiging aan daartoe gequipeerde bedrijven afgaf, maar illegaal
    de olieresten in vaten bij andere bedrijven in de opslag dumpte.
    Een ander bedrijf stortte zich op de landelijke markt van
    verfinzameling. Het bedrijf had daarvoor geen vergunning, maar de
    praktijken werden gedoogd. Het is voor het bedrijf evenwel
    onmogelijk de aangeleverde hoeveelheden te verwerken. Daardoor
    wordt alles naar Frankrijk en Belgi gebracht (overigens weer zonder
    vergunning). Het bedrijf wordt niet of nauwelijks gecontroleerd
    door de overheid (laatste 3 jaar niet).

    Gelet op de aard en de ernst van de delicten en op grond van het
    feit dat kleine familiebedrijven als dader zijn betrokken, kan van
    een penetratie van de milieubranche door de georganiseerde misdaad
    niet worden gesproken.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken