• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 6.5. Inschakeling van de media

    6.5. Inschakeling van de media

    De vraag in hoeverre de media onder druk staan van de
    georganiseerde misdaad is in dit hoofdstuk contra de overheid in
    zoverre van belang dat de media de intermediair kunnen
    vormen waarlangs bedreigingen aan haar adres publiek worden
    gemaakt. Ook kunnen zij een middel vormen om politie en justitie in
    diskrediet te brengen, en dus te ondermijnen, met loze verhalen
    over corruptie en onrechtmatig optreden. Een andere vraag is in
    hoeverre de media zelf een branche vormen die door de
    georganiseerde misdaad wordt genfiltreerd. Over dat laatste is
    weinig bekend, maar we zullen er hier toch even bij stilstaan.
    Journalisten zijn altijd al spreekbuis geweest van prominente
    misdadigers. De verhalen die zij uit hun mond optekenen hebben niet
    zelden een romantische inslag. De levensgeschiedenissen van
    Pistolen Paultje, Haring Arie en Heer Olivier laten zich lezen als
    schelmenromans. De hoofdpersonen stellen zichzelf natuurlijk niet
    in een ongunstig daglicht en de lezers worden geacht hun avonturen
    met een korreltje zout te nemen. Dat wordt anders wanneer de
    verslaggever zich kritisch opstelt en het vraaggesprek aanvult met
    informatie uit bronnen die de betrokken misdadiger misschien liever
    niet had onthuld. Dan wordt het een
    kwestie van onderhandelen en is het maar de vraag welke waarheid in
    de media verschijnt. Ton van Dijk schreef in de jaren zeventig en
    tachtig stukken over Amsterdam als Redacteur Onderwereld en hield
    toen zijn voornaamste zegslieden uit de (negatieve) publiciteit.
    Jopie de Vries was van mening dat zijn kleine imperium ten onrechte
    steeds door de politie werd aangepakt omdat het het grootste was en
    de meeste aandacht trok. Als een goktent was gesloten liet De Vries
    aan Van Dijk zien welke ravage de politie nu weer had aangericht.
    Van Dijk schreef erover en hield Zwarte Jopie dan inderdaad uit de
    wind. Dit geldt ook in de richting van de politie:
    misdaadverslaggevers hebben vaste relaties met n of meer
    politiemensen die hun heldendaden graag vereeuwigd zien of die
    welbewust criminele nieuwsfeiten laten uitlekken om uiteenlopende
    redenen. De journalistieke vuistregel luidt in alle gevallen:
    iedere primeur is een lek. En dus zal een journalist doorgaans zijn
    bron niet noemen. De namen van vaste informanten, waar zij ook
    zitten, bereiken de publiciteit niet of slechts in verhulde
    vorm.

    Bij de georganiseerde misdaad staan tegenwoordig grotere
    belangen op het spel dan in de jaren zeventig en dit spel zelf
    wordt vandaag de dag ook anders gespeeld dan in de tijd van de
    klassieke penose. De eerste maal dat dit duidelijk werd was in
    1988. Bart Middelburg, verslaggever van Het Parool, die zich
    profileert als investigative reporter, was begonnen de
    gangen van Bruinsma en zijn groep hinderlijk te volgen en, zoals in
    .2.4.2.2 duidelijk is geworden, heeft zijn onderzoek niet weinig
    aan diens ondergang bijgedragen. Bruinsma besloot zich niet te
    verbergen, maar terug te vechten. Dat deed hij in de eerste plaats
    door Het Parool een proces aan te doen (dat hij verloor) en
    de betreffende journalist te bedreigen. Het was niet de eerste en
    de enige keer. Middelburg moest op een gegeven moment zelfs enige
    tijd onderduiken. Er zijn echter meer pogingen geweest om
    publiciteit te verhinderen of te benvloeden door middel van het
    gebruik van geweld. Toen twee misdaadverslaggevers van De
    Telegraaf
    in november 1994 publiceerden over de
    drugsorganisatie die onder de naam Octopus bekend werd, zijn
    zodanig rele bedreigingen aan hun adres geuit dat ze zich gedwongen
    zagen enige tijd met onbekende bestemming naar het buitenland te
    vertrekken. Een verslaggever van NRC/Handelsblad schreef in
    het voorjaar van 1995 een reportage over de bezoekers die hij
    tijdens het proces Z. aantrof op de publieke tribune en over de
    manier waarop zij met de verdachte communiceerden. Toen hij de keer
    daarop de publieke tribune betrad, werd hem door enkele personen te
    verstaan gegeven dat zij zulke stukken helemaal niet prettig
    vonden.

    De strijd kan ook op andere wijze worden gevoerd. Bruinsma
    besloot in 1988 in het tegenoffensief te gaan, omdat hij meende dat
    Middelburg met zijn publiciteit eenzijdig de belangen van de
    Amsterdamse politie diende. Hij vond toen bij een Nieuwe
    Revu-verslaggever een willig oor om zijn zaak te bepleiten.
    Bruinsma deed dit overigens tegen het advies van zijn eigen
    inner circle in. Die was van oordeel dat het verkieslijker
    was low profile te blijven. Maar Bruinsma zette door en zo
    werd die verslaggever tot op zekere hoogte spreekbuis van een
    prominente drugshandelaar. Journalisten zijn ook actief
    ingeschakeld bij de verdediging van Z., en wel door hen informatie
    toe te spelen die stond op bij politie en justitie gestolen
    diskettes. En van de betrokken journalisten verklaarde hieromtrent
    dat hij de diskettes in kwestie eenvoudigweg in de brievenbus had
    gevonden, zonder afzender, voordat hij ermee naar de politie ging
    en een deel van de informatie publiek maakte. Een andere journalist
    verzweeg eveneens waar hij de informatie vandaan had. Politie en
    justitie zagen in dit alles genoeg reden om een diepgaand onderzoek
    te starten. Ofschoon de betrokken reporters wellicht niets hebben
    gedaan dat strafbaar is, werd hun inschakeling in de verdediging
    van Z. onaanvaardbaar geacht. Dit onderzoek heeft ondertussen
    aangetoond dat n van de journalisten regelrecht loog toen hij zei
    dat hij niet wist waar de diskettes vandaan kwamen. Hij was
    namelijk voordat de diskettes in zijn brievenbus rolden waargenomen
    in een openbaar etablissement, in gesprek met een belangrijk lid
    van de organisatie van Z. En uit twee verschillende bronnen blijkt
    dat bij de onderhandelingen die daar plaatsvonden, door de
    organisatie werd bedongen dat het materiaal slechts zou worden
    overhandigd als er een voor haar welgevallig TV-programma zou
    worden gemaakt. De betrokken journalist ging met deze voorwaarde
    akkoord en kreeg vervolgens via de post de diskettes in kwestie
    toegestuurd. Na de uitzending – ofschoon die al helemaal in het
    voordeel van de Z.-organisatie was – liet de onderhandelaar van
    deze organisatie de reporter niettemin verstaan dat hij toch niet
    ver genoeg was gegaan in de discreditering van openbaar ministerie
    en politie. De ruzie die vervolgens omtrent dit verschil van mening
    ontstond, is uiteindelijk uitgemond in regelrechte bedreigingen aan
    het adres van de desbetreffende reporter.

    Niet alleen de krant en de televisie zijn het doelwit van
    manipulatie door criminelen respectievelijk criminele groepen, maar
    ook de film. Een markant voorbeeld is het volgende. In 1994
    verscheen er een bericht in de pers dat er een film in drie delen
    zou worden gemaakt over het leven van Klaas Bruinsma en dat deze
    film zou worden uitgezonden op de TROS-televisie. Een van de
    belangrijkste erfgenamen van de Bruinsma-groep, stelde zich met de
    filmmaker G. Verhage in verbinding en liet merken dat hij niets
    voor zo’n film voelde. Verhage vertelde hem dat het gaat om een
    psychologisch portret en niet om een documentaire over de
    Bruinsma-groep. Enige tijd later volgde een nieuw telefoontje met
    de mededeling dat betrokkene er enkele miljoenen (wit!) voor over
    zou hebben als zijn naam niet zou worden genoemd. Filmmakers hebben
    immers altijd chronisch geldgebrek! In de weken daarna werd de
    filmer verschillende malen opgebeld door personen
    die meestal hun naam niet wensten te noemen en die de vreemde vraag
    stelden of zij ook in het script voorkomen. Dat leidde tot een
    onwezenlijke discussie: Hoe weet ik nu of u erin voorkomt als u uw
    naam niet noemt? Antwoord: Nou, zeg dan gewoon wie er allemaal in
    voorkomen, dan weet ik het. De filmer heeft de indruk dat sommigen
    wel zeggen dat ze niet willen worden genoemd, maar dat het ze
    tegelijkertijd erg zou spijten wanneer zij niet in dit epos zouden
    voorkomen. Wat de makers van de film (Theorema Films) overigens het
    meest hindert is dat de anonieme vragenstellers steeds uitstekend
    op de hoogte blijken te zijn van de vorderingen van hun werk. Dat
    is pas intimiderend, het idee dat bij of via de TROS een lek zit.
    In mei 1995 tenslotte bracht Middelburg in Het Parool een
    nieuw staaltje van zijn speurzin naar buiten. Hij had gekeken naar
    een serie over de werkzaamheden van de FIOD op RTL-4 in vier
    afleveringen: Belasting: de stand van zaken, gepresenteerd door
    Catherine Keijl. Hij verbaasde zich over de vijandige toon van deze
    serie ten opzichte van de FIOD. Uit de aftiteling bleek een
    produktie-maatschappij achter deze serie te zitten die Middelburg
    in verband kon brengen met een bekende seks- en pornofiguur. Hij
    suggereerde in zijn krantenbericht dat deze man, die verleden jaar
    zwaar door de belastingdienst is aangepakt, nu wraak nam door de
    schildering van een ongunstig portret van de FIOD te financieren.
    Presentatrice Keijl toonde zich hevig beledigd, zei dat zij
    journalistiek volledig onafhankelijk is en kondigde juridische
    stappen aan. Als Middelburgs gissing juist blijkt te zijn, is een
    nieuw hoofdstuk geopend in de ontwikkeling van de georganiseerde
    misdaad: zij zou dan in de branche investeren met de bedoeling PR
    te bedrijven. Is het werkelijk zover? De rechter zal zich er,
    jammer genoeg, niet over kunnen uitspreken, doordat er geen kort
    geding tegen Middelburg is aangespannen.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken