• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Eindrapport – 10.10 Gebruik van informanten en infiltranten

    10.10 Gebruik van informanten en infiltranten

    A. Informanten

    De politie heeft de bevoegdheid te allen tijde tips en
    informatie van derden te ontvangen, ook in fase I ter ondersteuning
    van haar algemene politietaak, waaronder het voorkomen van
    strafbare feiten. Het gaat dan om zogenoemde tipgevers van de
    politie.

    Een informant is iemand die gevraagd of ongevraagd inlichtingen
    verstrekt aan de politie onder zekere waarborgen van anonimiteit en
    die als zodanig staat ingeschreven in een informantenregister van
    de politie. Het runnen van informanten dient te geschieden door
    specifieke opsporingsambtenaren van de criminele inlichtingendienst
    (CID) en heeft tot doel opsporing. Deze methode is toegestaan op
    grond van een redelijk vermoeden van gepleegde en te plegen
    misdrijven die door hun aard of georganiseerd verband een ernstige
    inbreuk op de rechtsorde opleveren.

    De officier van justitie dient toestemming te geven voor het
    inschrijven en runnen van informanten. Hij is daarvoor ten volle
    verantwoordelijk en heeft toegang tot alle relevante informatie,
    inclusief de identiteit van de informant. De officier van justitie
    dient jaarlijks te bezien of informanten nog verder gerund moeten
    worden. Opsporingsambtenaren kunnen niet als informant worden
    ingeschreven. Waarborgen ter geheimhouding van de identiteit worden
    alleen gegeven na schriftelijke machtiging van de officier van
    justitie. Deze waarborgen liggen altijd onder het beslag van de
    mogelijkheid dat de informant als (bedreigde) getuige wordt
    opgeroepen (zie 10.8.3). Afscherming van de identiteit van de
    informant blijft mogelijk als voldaan is aan de voorwaarden die
    gelden voor de bedreigde getuige.

    De informant pleegt geen strafbare feiten onder regie van
    politie en justitie. Afspraken met de informant
    worden schriftelijk vastgelegd. Bij schending van die afspraken
    vervalt elke geheimhoudingswaarborg ten aanzien van de informant.
    Gehele of gedeeltelijke vrijwaring voor gepleegde strafbare feiten
    geschiedt slechts door de officier van justitie en is alleen
    mogelijk indien verkregen voordeel of criminele winst wordt
    afgedragen. Vrijwaring is niet mogelijk voor ernstige delicten.

    Vergoedingen aan informanten worden slechts gegeven op basis van
    een landelijke beloningsregeling. Daartoe wordt de regeling Tip-,
    toon- en voorkoopgelden herzien. Betaling van informanten geschiedt
    volgens een vaste norm, namelijk het belang van de overheid bij
    criminaliteitsbestrijding en kan niet gerelateerd worden aan
    mogelijke criminele winst.

    Informanten mogen gestuurd informatie inwinnen zonder daarbij
    strafbare feiten te plegen. De officier van justitie moet hiervoor
    toestemming geven. Maandelijks dient de officier te bezien of
    verder gegaan moeten worden met de gestuurde informant. Zijn de
    gestuurde informanten al betrokken bij strafbare handelingen, dan
    is het slechts mogelijk hen als informanten te runnen en hun toe te
    staan deze handelingen te blijven verrichten, indien zij bereid
    zijn verkregen voordeel en/of criminele winsten af te dragen. De
    overheid dient met deze regels te voorkomen dat zij de controle op
    informanten verliest. Mochten informanten in levensbedreigende
    situaties geraken doordat de overheid zich niet aan de gestelde
    regels houdt, dan dient de overheid bescherming te bieden. Het mag
    echter onder geen beding kunnen voorkomen dat de overheid gedwongen
    wordt de informant straffeloos criminele handelingen te laten
    verrichten.

    B. Deals met criminelen

    Onder een deal verstaat de commissie een afspraak tussen een
    crimineel en het openbaar ministerie, met het doel een toetsbare
    getuigenverklaring te verkrijgen in ruil voor enige tegenprestatie
    van het openbaar ministerie. Deze deals dienen een wettelijke basis
    te krijgen. Bij deals met criminelen raakt men de grenzen van
    toelaatbare opsporingsmethoden. Wanneer men consequent de ene
    crimineel vrijuit laat gaan in ruil voor belastend bewijs tegen een
    andere crimineel die bij dezelfde strafbare handelingen betrokken
    is, ondergraaft men de zin van het strafrecht. Bovendien kan de
    overheid door onderhandelen de regie kwijt raken. Een zonder meer
    accepteren van deals met criminelen kan de weg openen naar een
    ongewenste afhankelijkheidsverhouding tussen justitie en de
    crimineel.

    Deals met criminelen, zoals omschreven in de circulaire van de
    procureurs-generaal van 1983, zijn te onderscheiden van de
    transactie waarbij alleen onderhandeld kan worden over de strafbare
    feiten door de verdachte zelf begaan. Transactie is niet mogelijk
    voor strafbare feiten waarop meer dan zes jaar gevangenisstraf als
    maximum is gesteld.

    De commissie bepleit derhalve grote terughoudendheid inzake
    deals met criminelen, die zichtbaar en controleerbaar moeten zijn.
    Zij moeten kunnen worden voorgelegd aan de rechter. De commissie
    wil de volgende voorwaarden stellen aan het aangaan van deze
    deals:

    en dood.
    – Zij zijn slechts toelaatbaar als uiterst redmiddel in zaken van
    georganiseerde criminaliteit of zaken van leven de rechter
    toetsbare getuigenverklaringen opleveren. Het is onvoldoende
    wanneer een deal slechts informatie – De te verkrijgen informatie
    dient essentieel te zijn voor opsporing en bewijs in die zaken. Een
    deal moet door ten behoeve van de CID oplevert.

    slechts mogelijk indien bij afwezigheid van de deal niet tot
    vervolging zou worden overgegaan of met een – Als tegenprestatie
    kan geen strafrechtelijke immuniteit worden toegezegd. Uitsluiting
    van strafvervolging is transactie zou worden volstaan.

    a. beloning volgens landelijke tipgeldregels (vergelijk
    informanten);
    – De tegenprestatie kan zijn:
    b. het eisen van een lagere straf dan op basis van de
    tenlastelegging normaal zou zijn, waarbij de officier van justitie
    dit meldt in zijn requisitoir;
    c. enige verzachting van de strafexecutie. Dit mag niet in strijd
    komen met de Gratiewet. Toestemming van het College van
    procureurs-generaal voor het aangaan van een deal is vereist. De
    verantwoordelijke hoofdofficier doet daartoe een verzoek.

    C. Getuigenbescherming

    Hoewel getuigenbescherming in de strikte zin van het woord geen
    opsporingsmethode is, wil de commissie toch enige conclusies ten
    zake trekken. Maatregelen ter bescherming van personen, zoals het
    begeleiden van personen door de politie of het instellen van
    enigerlei vorm van bewaking, kunnen hier buiten beschouwing
    blijven. Zij behoren tot de normale politietaak.

    De toepassing van een zogenoemd getuigenbeschermingsprogramma,
    zoals voorgesteld door de werkgroep-Craemer in 1995, is slechts aan
    de orde bij ernstige bedreiging van mogelijke getuigen. De getuige
    moet zich zodanig bedreigd kunnen achten dat voor het leven, de
    gezondheid of de veiligheid dan wel de ontwrichting van het
    gezinsleven of het sociaal-economisch bestaan van die getuige moet
    worden gevreesd. Met deze formulering sluit de commissie aan bij de
    regeling voor de bedreigde getuige in artikel 226a Sv. Het moet
    daarbij gaan om zaken van georganiseerde criminaliteit of leven of
    dood. De commissie is van oordeel dat het begrip
    getuigenbeschermingsprogramma niet van toepassing is op informanten
    en infiltranten aangezien zij geen getuigenis afleggen.

    In het rapport van de commissie-Craemer wordt ook een voorstel
    gedaan om eventueel aan getuigen een andere identiteit te geven.
    Dit brengt grote juridische en morele consequenties met zich; de
    vraag rijst of de overheid hiermee getuigen niet voor onacceptabele
    dilemma’s zou stellen. De ervaringen in de Verenigde Staten leren
    dat veel personen met een andere identiteit sociaal compleet
    mislukken. Desalniettemin meent de commissie in meerderheid dat in
    uiterste gevallen wijziging van de identiteit van een getuige een
    noodzakelijk onderdeel van een getuigenbeschermingsprogramma kan
    zijn. Voor een zo ingrijpende maatregel is een wettelijke grondslag
    vereist.

    Voor het uitvoeren van een programma is de toestemming van het
    college van procureurs-generaal vereist. De uitvoering wordt
    centraal georganiseerd bij de CRI, onder gezag van de hoofdofficier
    van justitie bij het landelijk bureau openbaar ministerie.

    D. Kroongetuigen

    In de twee voorgaande paragrafen is de commissie gestoten op de
    grenzen van overeenkomsten om de opsporing van georganiseerde
    criminaliteit te vergemakkelijken. De invoering van het instituut
    kroongetuige schept een situatie waarbij de straf, of zelfs het
    ontbreken van enige straf, in geen verhouding meer staat tot de
    ernst van de gepleegde feiten. Daartegenover staat de mogelijke
    veroordeling van personen die anders de dans ontspringen.

    In Italik heeft het instituut kroongetuige geleid tot een aantal
    successen bij de bestrijding van de mafia en het terugdringen van
    de invloed van de georganiseerde criminaliteit op de democratische
    instellingen. Vooral met dat laatste doel voor ogen is het gebruik
    van de +pentiti; te billijken.

    In Nederland blijkt geen sprake te zijn van een grote invloed
    van de georganiseerde criminaliteit op het functioneren van de
    democratische instellingen. Derhalve moet in de ogen van de
    commissie de figuur van de kroongetuige niet in het Nederlandse
    strafrecht worden ingevoerd. De mogelijkheden genoemd onder deals
    met criminelen, eventueel gekoppeld aan een
    getuigenbeschermingsprogramma, vormen naar het oordeel van de
    commissie thans het maximum tot waar de Nederlandse rechtsstaat
    moet gaan.

    E. Infiltratie

    Onder infiltratie verstaat de commissie het onder gezag van
    politie en openbaar ministerie binnendringen in een criminele
    organisatie of groep, het gebruik maken van personen die reeds deel
    er van uitmaken of het (desgevraagd)ondersteunen ervan, indien dit
    optreden gepaard gaat met

    a. het aannemen van een valse identiteit en/of
    b. het plegen van strafbare feiten en/of
    c. het aanbieden van goederen en/of diensten aan criminele
    organisaties of groepen. Infiltratie behoeft een wettelijke
    regeling omdat de methode in veel gevallen een inbreuk kan
    betekenen op de fundamentele rechten van burgers en grote risico’s
    voor de overheid inhoudt. De commissie wijst de strafrechtelijke
    noodtoestand als legitimatie voor infiltratie af.

    Alleen gekwalificeerde opsporingsambtenaren en niet-criminele
    burgers kunnen infiltranten zijn. Het onder regie van politie en
    justitie plegen van strafbare feiten ten behoeve van de opsporing
    is aan hen voorbehouden. De grens voor de rol van criminelen bij de
    opsporing ligt bij de gestuurde informant, hierboven beschreven,
    die geen strafbare feiten onder regie van politie en justitie kan
    plegen. Infiltratie kan naar het oordeel van de commissie slechts
    plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: naar hun aard of
    georganiseerd verband een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde.
    In fase III A waarin – Infiltratie kan plaatsvinden in de fase III
    B en C voor zover sprake is van ernstige gepleegde misdrijven
    die
    alleen sprake is van duidelijke aanwijzingen van gepleegde
    strafbare feiten is geen infiltratie mogelijk. mogelijk na een
    redelijk vermoeden van te plegen misdrijven die naar hun aard of
    georganiseerd verband een – Het inwinnen van informatie door middel
    van infiltratie als +proactieve; opsporingsmethode (fase II) is
    alleen ernstige inbreuk op de rechtsorde vormen. Het plegen van
    strafbare feiten door infiltranten is in deze fase niet
    toegestaan.

    verdachten van misdrijven die naar hun aard of in georganiseerd
    verband begaan een ernstige inbreuk op de – Het plegen van
    strafbare feiten zoals aankoop van illegale goederen is alleen
    toegestaan ten aanzien van rechtsorde vormen. Pseudo-verkoop van
    illegale goederen is als methode niet toegestaan, met uitzondering
    van kleine hoeveelheden softdrugs.

    Zogeheten frontstores kunnen gebruikt worden ten aanzien van
    dezelfde misdrijven als waarvoor infiltratie is – Uitlokking van
    verdachte of andere personen binnen de criminele groep of
    organisatie is niet toegestaan. toegestaan. Overigens moet bedacht
    worden dat frontstores beperkte mogelijkheden kennen vanwege de
    noodzakelijke afscherming ten aanzien van derden, zoals fiscale
    diensten, etc. Alle frontstores worden landelijk geregistreerd. Bij
    niet-criminele burgerinfiltranten moet gedacht worden aan
    deelnemers aan frontstores, zoals accountants, financikle
    deskundigen, etc.

    Alle infiltranten dienen begeleid te worden door speciale
    infiltratieteams. Van alle infiltratie-activiteiten dient
    proces-verbaal te worden opgemaakt. Direct afluisteren met een
    technisch hulpmiddel door een infiltrant is slechts mogelijk indien
    er sprake is van verdenking van bovengenoemde ernstige misdrijven.
    Afscherming geldt de identiteit van infiltranten, die bekend dient
    te zijn bij de ANCPI van de CRI. Voor alle infiltratie-acties is op
    aanvraag van de hoofdofficier, toestemming van het College van
    procureurs-generaal vereist. De rechter-commissaris toetst alle
    infiltratie-acties die langer dan een maand duren. Hij kan daarbij
    een termijn stellen voor hernieuwde toetsing. Eenmalige
    pseudo-koopacties en kortstondige buitenlandse acties (van iin tot
    drie dagen) behoeven slechts toestemming van de hoofdofficier of
    landelijke officier van justitie.

    Voor het gebruik van informatie afkomstig uit
    infiltratie-activiteiten in andere zaken of opslag in
    politieregisters geldt de algemene regel dat de rechter-commissaris
    daar toestemming voor moet verlenen. Deze zelfde regel stelt de
    commissie ook voor bij telefoontap en observatie.

    In het onderzoek van de commissie zijn duidelijke gevallen naar
    voren gekomen waarbij op onverantwoorde wijze gewerkt is met
    criminele burgerinfiltranten. Het is moeilijk, zo blijkt ook uit de
    door de commissie onderzochte zaken van de CTC, om
    burgerinfiltranten hun criminele winsten werkelijk te doen
    afdragen. De overheid loopt hierbij een groot risico.

    De commissie komt tot het eindoordeel dat van criminele
    burgerinfiltranten die onder regie van politie en justitie
    strafbare feiten plegen, geen gebruik moet worden gemaakt.
    F. Gecontroleerde aflevering en doorlating
    De commissie heeft ervoor gekozen de term gecontroleerde
    doorlevering niet in haar woordenschat op te nemen. Zij maakt
    slechts onderscheid tussen:
    a. gecontroleerde aflevering, waarbij het doel is aanhoudingen te
    verrichten of in ieder geval partijen illegale goederen in beslag
    te nemen, en
    b. doorlating, waarbij bewust partijen illegale goederen niet in
    beslag genomen worden. Gecontroleerde aflevering als onderdeel van
    een infiltratietraject vereist de daarbij behorende toestemming.
    Ook door observatie kan gecontroleerde aflevering worden
    vastgesteld, zonder dat er sprake is van actieve regie van
    opsporingsambtenaren. In dat geval is toestemming van de officier
    van justitie voldoende. In de onderzochte periode zijn
    onaanvaardbare hoeveelheden verdovende middelen, zowel soft- als
    harddrugs, op de markt terecht gekomen door doorlatingen. Bij de
    behandeling van de verschillende gevallen heeft de commissie
    daarover een oordeel uitgesproken, zowel wat betreft de aard van de
    operaties als het ontbreken van voldoende sturing en gezag over die
    operaties. In geen van de ons omringende landen, zo blijkt uit het
    rechtsvergelijkend onderzoek van de commissie, wordt doorlating
    officieel als een aanvaardbare opsporingsmethode beschouwd. Dat
    neemt niet weg dat bijvoorbeeld het Bundeskriminalamt deze methode
    in Nederland heeft toegepast.

    Het lijdt geen twijfel dat de methode van doorlaten in Nederland
    uit de hand is gelopen. Naar het oordeel van de commissie zijn
    doorlatingen niet toegestaan, met uitzondering van de enkele
    proefzending van een kleine hoeveelheid softdrugs.

    Tabel Voorwaarden informanten en infiltratie

    Fase Ernst Autoriteit Termijn Aanvullende voorwaarden
    Tipgever I, II en III geen extra voorwaarden politie zelf geen termijn
    Informant II en III – voorlopige hechtenis
    – door aard of georganiseerd verband ernstig inbreuk
    rechtsorde
    officier van justitie na 1 jaar bezien of informant nog moet worden gerund – alleen CID runt informanten
    – afspraken met informanten vastleggen
    – vergoedingen uniformeren
    Gestuurde informant II en III – voorlopige hechtenis
    – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk
    rechtsorde
    officier van justitie per maand bezien – gestuurde informanten mogen geen strafbare feit en onder
    regie van politie en justitie plegen
    Deals n.v.t. – georganiseerde criminaliteit
    – zaken van leven en dood
    College van procureurs-
    generaal
    n.v.t – tegenprestatie kan zijn beloning of wijziging voorgenomen
    tenlastelegging of verzachting strafexecutie
    – kroongetuige ongewenst
    Getuigebescherming n.v.t. – georganiseerde criminaliteit
    – zaken van leven en dood
    – noodzaak bescherming leven, gezondheid en veiligheid getuige
    College van procureurs-
    generaal
    n.v.t. – uitvoering centraal door CRI
    – alleen in uiterste geval identiteitswijziging
    Politie-
    infiltratie
    III B en C – voorlopige hechtenis
    – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk
    rechtsorde
    College van procureurs-
    generaal
    4 weken, verlenging toets rechter-
    commissaris
    – alleen politie-
    infiltranten, geen criminele burgerinfiltranten
    – politie-infiltranten mogen onder regie van politie en justitie
    strafbare feiten plegen
    Pro-actieve politie-
    infiltratie
    II – voorlopige hechtenis
    – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk
    rechtsorde
    College van procureurs-
    generaal
    4 weken, bij verlenging toetst rechter-
    commissaris
    – geen strafbare feiten mogen worden gepleegd door politie-
    infiltranten bij deze vorm van infiltratie
    Pseudokoop III B en C – voorlopige hechtenis
    – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk
    rechtsorde
    hoofdofficier van justitie eenmalig – pseudo-
    verkoop is niet toegestaan
    Frontstore III B en C – voorlopige hechtenis
    – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk
    rechtsorde
    College van procureurs-
    generaal
    4 weken, bij verlenging toets rechter-
    commissaris
    – landelijke registratie frontstores
    – inzet niet-criminele burgerinfiltranten
    Gecontroleerde aflevering III B en C – voorlopige hechtenis
    – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk
    rechtsorde
    College van procureurs-
    generaal als sprake is van actieve regie van de politie; officier
    van justitie als alleen geobserveerd wordt
    eenmalig geen doorlating toegestaan met uitzondering van de enkele
    proefzending van kleine hoeveelheden softdrugs

    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken