• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit

    4. DE AFVALCRIMINALITEIT

    4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit

    De belangrijkste milieudelicten zijn verwoord in de Hinderwet,
    de Wet geluidshinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de
    Afvalstoffenwet, de Wet chemische afvalstoffen, de Wet
    milieubeheer, de Visserijwet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Wet
    verontreiniging oppervlaktewater. Milieucriminaliteit is
    criminaliteit die heeft te maken met het milieu. Het milieu kan
    worden omschreven als de fysieke, levende en niet-levende omgeving
    van de mens. Het gaat daarbij om overtredingen van de
    miliewetgeving en milieuregelgeving waardoor schade ontstaat aan de
    fysieke, levende en niet-levende omgeving van de mens. In de
    ambtelijke literatuur veel omschrijvingen van het begrip
    milieucriminaliteit in de ambtelijke literatuur te vinden.
    Vele instanties zijn betrokken die allemaal vanuit een bepaald
    perspectief of normatief kader naar milieucriminaliteit kijken. Een
    belangrijk aspect van deze literatuur is dat vrijwel altijd het
    bijvoeglijk naamwoord zware aan het woord milieucriminaliteit wordt
    toegevoegd. Hiermee wordt aangegeven dat het milieu ernstig schade
    wordt toegebracht wanneer de regels worden overtreden en dat de
    volksgezondheid op korte of lange termijn groot gevaar loopt of zal
    lopen. In een enkel geval wordt in de omschrijving van
    milieucriminaliteit ook de economische schade gerekend die aan de
    samenleving wordt toegebracht (Holtackers, 1995).

    Vrijwel altijd wordt ook het adjectief georganiseerd toegevoegd
    en worden op de een of andere manier de dader of daders in de
    omschrijving opgenomen. Zo geven Van den Berg, e.a. (1995, 5) de
    volgende definitie:zware milieucriminaliteit is een vorm van
    organisatiecriminaliteit en omvat de milieumisdrijven en
    overtredingen van verbodsbepalingen op het terrein van de
    milieuwet- en regelgeving, die – in eerste instantie op basis van
    een inschatting van het onderzoeksteam en in tweede instantie op
    basis van het oordeel van materiedeskundigen – aanzienlijke en/of
    onherstelbare milieuschade tot gevolg kunnen hebben en waarmee
    tegelijkertijd bedrijfseconomische voordeel kan worden behaald. Zij
    voegen er in een noot aan toe dat het gaat om bewust handelen van
    de daders. In deze omschrijving, die illustratief is voor de
    gangbare beleidsopvatting van milieucriminaliteit, worden tevens
    kenmerken van de daders opgenomen of hun eventuele motieven. Door
    de werkgroep zware milieucriminaliteit van de recherche
    adviescommissie (RAC, 1992, 9) worden als kenmerken van zware
    milieucriminaliteit aangegeven:

    1. het herhaaldelijk en systematisch handelen in strijd met de
    milieuregelgeving en overige wettelijke bepalingen (op het terrein
    van het commune strafrecht);
    2. georganiseerde activiteiten, veelal in bedrijfsmatig
    verband;
    3. veelal bovenregionale spreiding en internationale
    vertakkingen;
    4. gerichtheid op aanzienlijk financieel gewin;
    5. grote, vaak onherstelbare schade aan het milieu en dreigend
    gevaar voor de volksgezondheid.
    Ook het Milieu Bijstands Team (MBT) sluit zich bij deze
    beschrijving aan. In een nota aan het College van
    Procureurs-Generaal maakt het team onderscheid tussen de volgende
    vormen van milieucriminaliteit:

    1. inrichtingencriminaliteit. Hieronder wordt verstaan
    milieucriminaliteit binnen een bedrijf of concern (denk daarbij
    bijvoorbeeld aan het illegaal lozen van afval in oppervlaktewater);
    2. stoffencriminaliteit. Een vorm van criminaliteit waarbij
    het gaat om stoffenfraude op het gebied van afvalstoffen en
    milieugevaarlijke stoffen. Deze vorm van milieucriminaliteit blijft
    meestal niet beperkt tot n bedrijf of concern, maar strekt zich uit
    over een afvalstoffenketen (van ontstaan, transport, opslag tot
    hergebruik, verwijdering en verwerking van gevaarlijke
    stoffen);

    3. faadecriminaliteit:
    Onder het mom van certificaten van eigen kwaliteitszorg,
    milieubeleidsinstrumenten, convenanten tussen overheid en
    branche-organisaties, worden milieudelicten gepleegd; 4.
    netwerkcriminaliteit. Bij netwerkwerkcriminaliteit gaat het
    om benvloeding door middel van

    corruptie, smeergelden, oplichting en door benvloeding van
    ambtenaren en politiek verantwoordelijken door middel van de druk
    van persoonlijke bilaterale contacten en door middel van lobby.

    In wetenschappelijk opzicht worden in deze laatste omschrijving
    verschillende zaken door elkaar gehaald. Niet alleen worden van
    elkaar verschillende gedragingen aangegeven en meer soorten
    criminaliteit bij elkaar gevoegd zonder dat dat voor de definiring
    nodig is. Corruptie is geen vorm van milieucriminaliteit.
    Milieucriminaliteit gaat feitelijk misschien gepaard met corruptie,
    maar dat betekent nog niet dat het een milieudelict is.
    Soortgelijke bewoordingen zijn van toepassing op faadecriminaliteit
    die slechts n werkwijze is binnen de milieucriminaliteit. Het
    Openbaar Ministerie (1994) probeerde recentelijk met een
    omschrijving van milieucriminaliteit bij die van het MBT aan te
    sluiten, maar kwam niet verder dan een onderscheid tussen:

    1. inrichtingsgebonden criminaliteit;
    2. vrije-velddelicten, en
    3. (middel-)zware milieudelicten.
    Deze omschrijving is noch uitputtend, noch uitsluitend.
    De gezamenlijke ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en
    VROM hebben in hun Notitie aanpak zware milieucriminaliteit van
    februari 1995 aansluiting gezocht bij de definitie van Van den
    Berg, e.a (1995), maar daaraan toegevoegd dat dergelijk gedrag
    nogal eens gepaard gaat met geweldsdelicten. Waarom geweld
    in de omschrijving wordt ingebracht en of daar een empirische basis
    aan ten grondslag ligt, wordt echter niet in de nota aangegeven.
    Wel is door de bewindslieden een kanttekening geplaatst bij de
    eenduidige definiring. Noot


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken