• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 3.2 De autobranche als dader

    3.2 De autobranche als dader: organisatiecriminaliteit

    De autobranche en de bedrijven die daarin actief zijn hebben al
    jaren last van een twijfelachtig imago als gevolg van het feit dat
    de meeste Nederlanders (misschien door schade en schande wijs
    geworden, maar vaker van horen zeggen) daarvan wel op de een of
    andere wijze het slachtoffer zijn of denken te zijn geworden. Zo is
    uit Amerikaans onderzoek bekend dat autoverkopers daar een zeer
    lage status genieten en als een van de laagste scoren wanneer aan
    mensen wordt gevraagd wie zij als beroepsgroep zouden vertrouwen
    (Leonard en Weber, 1970, p. 144). De slechte reputatie is voor een
    deel te danken aan de te hoge prijs die wordt berekend voor
    gebruikte auto’s en de slechte staat waarin zij, ondanks alle mooie
    beloften van de verkoper, worden afgeleverd. Ook blijkt achteraf de
    rekening van reparaties vaak hoger uit te vallen dan van te voren
    door de garage werd geraamd. Dat alles heeft de autobranche,
    terecht of niet, een imago bezorgd waarmee het woord sjoemelen
    nadrukkelijk is verbonden. Veel wat onder de noemer sjoemelen in de
    autobranche valt, heeft te maken met vormen van
    organisatiecriminaliteit. Van de Bunt (1992, p. 6) heeft
    organisatiecriminaliteit omschreven als de misdrijven die
    individueel of groepsgewijs door leden van een gerespecteerd en
    bonafide organisatie worden gepleegd binnen het kader van de
    uitoefening van organisatorische taken
    .

    Organisatiecriminaliteit in de autobranche is niet zozeer het
    gevolg van het type mensen dat daarin werkzaam is, maar heeft alles
    te maken met de marktstructuur waarin dealers en garages moeten
    opereren. Deze structuur wordt gekenmerkt door een zeer grote
    concurrentie tussen garages onderling en door de druk die
    autofabrikanten aan de dealers en garages opleggen om bepaalde
    verkoopcijfers te behalen. In een artikel uit 1970 bespreken
    Leonard en Weber enkele kenmerkende marktfactoren van de
    autobranche, in het bijzonder het dealerschap, die als het ware een
    criminogene invloed uitoefenen op het gedrag van de bedrijven en de
    personen daarbinnen. Het gaat hen daarbij niet om de infiltratie
    van de autobranche door criminele groepen sec. Zij stellen dat de
    wijze waarop de autobranche is georganiseerd en gestructureerd een
    enorme druk legt op dealers waardoor illegaal en vaak crimineel
    gedrag een oplossing voor de ontstane problemen gaat vormen.
    Uitgangspunt van hun studie is dat:concentrated market structure
    generates excessive power in the hands of a few corporations which
    can use it against suppliers, distributors, and costumers and
    create conditions conductive to corporate profits which may,
    however, induce those with whom the corporations deal directly –
    e.g., distributors – to engage in unethical activity against the
    public. Rather than curb such actions, corporations wink at them
    (Leonard en Weber, 1970, p. 136).

    Het gaat bij deze vorm van criminaliteit niet om het
    persoonlijke gewin van het individuele personeelslid maar
    criminaliteit die noodzakelijk wordt om het bedrijf economisch
    rendabel te houden. Deze delicten worden in en door de bedrijven
    georganiseerd en kunnen tot de alledaagse praktijk van het bedrijf
    worden gerekend. De opdracht komt in deze gevallen meestal van de
    bedrijfsleider en/of eigenaar van het bedrijf.

    Hoewel dealers in principe zelfstandige ondernemers zijn, zijn
    zij wat betreft hun kapitaal grotendeels afhankelijk van de
    autofabrikant. In ruil daarvoor worden dealers gedwongen een
    bepaalde omzet in autoverkopen te halen. Slagen zij daarin niet dan
    hangt de rele dreiging van het verlies van het dealerschap boven
    het hoofd. Dealers zijn om deze redenen noodgedwongen geneigd meer
    aandacht aan de verkoop dan aan de service te schenken omdat
    daarmee slechts kosten worden gemaakt en nauwelijks verdiend. Om
    die verkoopomzet van nieuwe auto’s te halen nemen veel dealers
    zelfs met verliezen genoegen. Deze verliezen moeten echter worden
    gecompenseerd om hun bedrijf rendabel te houden. Deze compensatie
    wordt gevonden in een te hoge rekening voor reparaties, service en
    in een te hoge prijs voor de verkoop van gebruikte auto’s.

    Voor een ander deel worden dergelijke delicten door werknemers
    (monteurs, verkopers) in de uitoefening van hun beroep gepleegd
    waarvan zowel de klant, de overheid als het autobedrijf zelf
    slachtoffer is of kan zijn. Empirische gegevens over de aard en de
    omvang dergelijke vormen van crimineel gedrag ontbreken.

    Er bestaan verschillende vormen van criminaliteit die in en door
    branche-organisaties zelf (kunnen) worden begaan door werknemers
    zonder medeweten van de eigenaar of bedrijfsleider of door het
    bedrijf gezamenlijk met het personeel in georganiseerd verband
    worden uitgevoerd. 1. Een vorm van organisatiecriminaliteit is het
    door klanten laten betalen voor onderhoudsbeurten, reparaties en
    schadeherstel zonder dat deze werkzaamheden daadwerkelijk zoals
    afgesproken worden uitgevoerd. Klanten hebben doorgaans weinig
    kennis van zaken en daarvan wordt door bepaalde bedrijven flink
    misbruik gemaakt (te hoge rekeningen). Meestal gaat het om
    werkzaamheden die slechts ten dele worden uitgevoerd of om een
    aantal onderdelen die niet worden vervangen zodat het voor de klant
    moeilijk is na te gaan wat er feitelijk in de garage is gebeurd.
    Een malafide autobedrijf kan deze praktijk alleen maar volhouden
    omdat zij misbruik maken van het vertrouwen van hun klanten. Er is
    weinig externe controle om deze praktijk aan banden te leggen.

    Een andere mogelijkheid is het laten betalen voor werkzaamheden
    die niet nodig zijn of voor onderdelen die zeker nog niet voor
    vervanging in aanmerking komen. Ook hier wordt de klant dus een te
    hoge en onnodige rekening voorgeschoteld.

    Als laatste voorbeeld kan worden genoemd dat door het van
    fabriekswege opgelegde systeem van standaardwerktijden en
    standaardprijzen voor reparatiehandelingen de klant uiteindelijk
    geen voordeel maar slechts nadeel ondervindt. De klant denkt
    volgens vaste en gecontroleerde regels te worden geholpen, maar de
    praktijk wijst anders uit. Dit vaste-uren en vaste-tarievensysteem
    induces the mechanic to try to beat the time, and this often
    means a quick and superficial repair
    (Leonard en Weber, 1977,
    p. 143). Dit systeem is er ook verantwoordelijk voor dat door
    monteurs sneller onderdelen die slechts gedeeltelijk kapot zijn,
    zullen vervangen door geheel nieuwe. Daarmee sparen zij arbeidstijd
    uit die toch niet aan de klant kan worden doorberekend. Maar de
    klant is uiteindelijk wel duurder uit. 2. De verkoop van gebruikte
    auto’s verloopt aanzienlijk vlotter en is winstgevender voor een
    dealer of een garage wanneer deze auto minder kilometers heeft
    afgelegd. Om meer winst te maken en sneller te verkopen wordt de
    kilometerstand van de gebruikte auto teruggedraaid om een auto zo
    tegen een hogere prijs te kunnen verkopen. Gebruikte auto’s zouden
    in Nederland gemiddeld 5.000 gulden goedkoper zijn wanneer deze
    praktijk in de autobranche niet (meer) zou voorkomen, zo gaf een
    van de gesprekspartners aan. De autobranche is ook het meest
    fraudegevoelig in de sector van de aan- en verkoop van gebruikte
    auto’s. Controle daarop is veel moeilijker (ook door de FIOD). Het
    feit dat er per jaar bijna twee miljoen auto’s van eigenaar
    wisselen geeft het economisch belang van deze criminele
    activiteiten wel aan (zonder overigens te beweren dat deze vorm van
    oplichting nu bij elke gebruikte auto gebeurt). Ook de Bovag zelf
    onderkende deze praktijk waaraan de branche mede een slechte naam
    heeft te danken. Deze belangenorganisatie ondersteunde van harte de
    invoering van het Nationale Autopas Plan (NAP), waarin centraal
    voor elke auto in Nederland een soort registratie (pas) is waarin
    alle gegevens (aantal onderhoudsbeurten, schades en aantal verreden
    km’s) tijdens de levensduur van de auto worden geregistreerd. Zo
    wordt een betrouwbare

    kilometerverantwoording opgebouwd. Iedereen kan in principe deze
    gegevens bij aankoop controleren. Daarmee is het voor dealers en
    garages minder goed mogelijk de kilometerstand van gebruikte auto’s
    te manipuleren. Een belangrijke inkomstenbron is daardoor de
    komende jaren natuurlijk wel weggevallen.

    3. Dealers en garages kunnen ook bewust omgekatte of gestolen
    auto’s kopen. Hoewel enige cijfermatige onderbouwing ontbreekt, mag
    worden aangenomen dat een belangrijk deel van de gestolen auto’s in
    Nederland zijn markt vindt via de legale autobranche (zie verder in
    deze studie). Soms heeft dat te maken met onwetendheid of naeviteit
    van de eigenaar of personeelslid. Maar de Nederlandse politie geeft
    op verschillende manieren zo veel informatie over de wijze waarop
    gestolen of omgekatte auto’s kunnen worden herkend dat dealers en
    garages wel heel erg naef moeten zijn om gestolen auto’s niet te
    onderscheiden van andere. Een variant daarop is het opkopen van
    autowrakken met een kentekenbewijs om dat kenteken
    vervolgens te gebruiken voor een nieuwe papieren identiteit van het
    gestolen exemplaar. 4. De autobranche kan bewust gebruik maken van
    onderdelen van gestolen auto’s. Verder kan nog sprake zijn van de
    volgende vormen van organisatiecriminaliteit: 5. het met medeweten
    laten betalen met zwart geld voor de aanschaf van nieuwe of
    gebruikte auto’s. Deze praktijk kan blijven bestaan omdat met
    contant geld betalen nog altijd de voorkeur geniet boven gireren
    per bank of per giro. Bij deze laatste vorm van betaling loopt de
    dealer altijd het risico de auto formeel naar de klant over te
    schrijven en de sleutels te overhandigen, maar vervolgens met
    onbetaalde rekeningen blijft zitten;

    6. het leveren van grote hoeveelheden kentekenplaten zonder om
    een kentekenbewijs te vragen of te controleren waarvoor een klant
    deze platen nodig heeft (Bovagmagazine, p. 17); 7. het
    leveren van speciaal gereedschap of onderdelen van auto’s waarvan
    men in redelijkheid kan vermoeden dat zij met criminaliteit te
    maken kunnen hebben, zoals de levering van driehonderd
    portiersloten aan een (onbekende) klant;

    8. het illegaal importeren van auto’s uit het buitenland zonder
    daarvoor BPM en BTW aan de schatkist te betalen;
    9. het voor de fiscus verzwijgen van reparatiewerkzaamheden, van de
    levering van onderdelen, om niet de BTW-afdracht daarvan te betalen
    (BTW-fraude).


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken