• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.2. Autodiefstallen

    4.2. Autodiefstallen: aantallen en ontwikkelingen

    Er bestaan in Nederland verschillende registratiesystemen waar
    het aantal (vracht)autodiefstallen wordt bijgehouden. Zo schrijven
    Eijken en De Waard (1994, p. 15):Met betrekking tot de registratie
    van gestolen voertuigen is er sprake van verschillende
    databestanden. Zo houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek
    (CBS) – op basis van maandelijks door de politiekorpsen verstrekte
    gegevens – cijfers bij over diefstal van personenauto’s. De
    Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) registreert aan de hand
    van door de politie verzonden signaleringen vermiste personenauto’s
    in het Opsporingsregister (OPS). Verder beschikt de Nederlandse
    politie nog over allerlei registratiesystemen waaronder het
    herkenningsdienstsysteem (HKS), het bedrijfsprocessensysteem (BPS),
    het Multipolsysteem. Daarnaast vindt ook registratie plaats door de
    verzekeringswereld, in het bijzonder het Centrum voor
    Verzekeringsstatistiek, als de gestolen auto verzekerd is.

    Daarnaast kan nog worden vermeld het recente nieuwe initiatief
    van de autobranche, een

    Public-Private Partnership:
    VAR, dat is Vermiste Auto Registratie te Amsterdam, alsmede de
    registraties die door het RDW (RijksDienst voor het Wegverkeer)
    worden bijgehouden. Het nadeel van die vele registrerende
    instanties is wel dat van elkaar verschillende cijfers over
    hetzelfde verschijnsel worden gerapporteerd. Daarnaast opereren de
    vele systemen onafhankelijk van elkaar, laat de onderlinge
    communicatie te wensen over, bestaat er geen internationale of in
    ieder geval geen Europese databank en werken de meeste bestaande
    systemen traag en onnauwkeurig en zijn zij doorgaans slecht
    toegankelijk (bijvoorbeeld alleen op kenteken). Grote waakzaamheid
    in de interpretatie van cijfers op het gebied van
    personenautodieftallen is derhalve op zijn plaats. Verschillende
    instanties rapporteren uiteenlopende cijfers. Deze verschillen zijn
    voor een belangrijk deel het gevolg van het gebruik maken van van
    elkaar verschillende definities en uitgangspunten (zie ook: Van der
    Heijden, 1995). Op basis van diverse schattingen en overwegingen
    komen Eijken en De Waard (1994) op een aantal van tussen de 30.000
    en 35.000 in het jaar 1992, de CRI op 25.000 en de
    verzekeringsmaatschappijen op 39.000. Voor 1994 verwachten alle
    instanties een stabilisatie van het aantal autodiefstallen in
    Nederland. De verschillen blijven overigens wel bestaan. Hoewel
    over het werkelijke aantal diefstallen van personenauto’s in
    Nederland een groot verschil van mening bestaat, is duidelijk te
    zien dat na 1990 hun aantal is toegenomen. Die stijging is echter
    minder groot dan in diverse publikaties wordt aangenomen. In 1985
    bijvoorbeeld werd ook al een getal van 23.700 gestolen
    personenauto’s gemeld (CRI). Van de in Nederland geregistreerde
    auto’s wordt dus ongeveer 0.5 % in een jaar gestolen. Slechts
    weinig van deze diefstallen worden opgehelderd. In nog geen 10% van
    de gevallen wordt de dader of worden de daders bekend. In de vier
    grote steden wordt ongeveer 40% van het totaal aantal
    autodiefstallen gepleegd. De meeste personenauto’s worden in
    Amsterdam en directe omgeving gestolen. Verder valt uit de cijfers
    op te maken dat steden in Zuid-Limburg zoals Maastricht, Geleen,
    Heerlen en Sittard relatief vaak te maken hebben met
    autodiefstallen (zie ook Van Klaveren, 1994). Opels zijn – gezien
    het grote aantal daarvan niet zo verwonderlijk – het meest geliefd
    bij autodieven, gevolgd door Volkswagens (Golf), Ford’s, Mercedes,
    BMW’s en Fiats (Eijken en De Waard, 1994, p. 31). In vergelijking
    met het buitenland springt Nederland er in gunstige zin uit. In
    Belgi bij voorbeeld worden per 100.000 inwoners (286) meer
    personenauto’s gestolen dan in Nederland (186) (Van der Heijden en
    Degen, 1994). In Engeland worden per 100.000 inwoners 856 auto’s
    gestolen, in Frankrijk 509, in Zweden 457 en in Duitsland 179. In
    totaal wordt het aantal autodiefstallen in Europa in het jaar 1992
    door het BKA (1994) geschat op 1,835 miljoen, waarvan meer dan
    760.000 personenwagens nooit meer worden teruggevonden
    Noot . De laatste jaren wordt in de media geregeld
    melding gemaakt van diefstallen van vrachtauto’s. Ook zouden op
    gezette tijden chauffeurs in het buitenland worden overvallen op
    parkeerplaatsen of aan de grens wanneer zij wachten op de
    afwikkeling van de douaneformaliteiten (AD en Telegraaf, 1994). Met
    name kranten melden dat in Itali en Frankrijk berovingen van
    Nederlandse vrachtwagens angstaanjagende vormen hebben aangenomen.
    De cijfers op grond van de aangiften van vrachtwagendiefstal laten
    echter een heel ander beeld zien (Heijden en Degen, 1994). In tabel
    3 van de Appendix is te zien dat er in Nederland weinig bekend is
    over het aantal diefstallen van vrachtwagens en/of
    vrachtwagencombinaties. In een nadere analyse van de CRI (Degen,
    1995) komt naar voren dat in 1994.147 diefstallen van vrachtwagens
    en/of vrachtwagencombinaties zijn gemeld. Hiervan zijn er slechts
    17 in het buitenland gestolen. De ophef die hierover in de media is
    geweest, staat in schril contrast met de officieel geregistreerde
    diefstallen (Telegraaf, Algemeen Dagblad, 1994) Noot .
    Hierbij moet worden aangetekend dat dit cijfer als gevolg van de
    gebrekkige registratie en van het aangiftegedrag van
    transportbedrijven zeer wel een onderschatting van het werkelijke
    aantal is. Dit aantal ligt vermoedelijk 20% hoger. Dit zou
    betekenen dat in Nederland iets meer dan 180 vrachtwagens per jaar
    worden gestolen. Van deze diefstallen worden de meeste gepleegd in
    de politieregio’s Rotterdam-Rijnmond en Midden- en West-Brabant. De
    Rotterdamse haven is met 31 vrachtwagendiefstallen de meest
    voorkomende pleegplaats in Nederland (zie ook de rapportage
    Havens). Opmerkelijk is dat van de 71 wagens die binnen een week
    worden teruggevonden, wagens met lading eerder worden

    teruggevonden dan vrachtwagens zonder lading. Dit gegeven
    wijst erop dat het de daders vaker gaat om de lading dan om de
    vrachtwagen.
    Men mag aannemen dat het stelen van vrachtwagens en/of combinaties
    vrijwel altijd het werk is van professionele dieven. De benodigde
    deskundigheid is veelomvattend en zelden in een individu
    vertegenwoordigd. Bovendien vereist het stelen en verwerken van
    dergelijke wagens enige organisatie waarbij meerdere personen
    moeten zijn betrokken. Ook moeten daders beschikken over loodsen of
    andere grote ruimten om de vrachtwagen (tijdelijk) te stallen.
    Verder zijn connecties met helers nodig om de gestolen goederen te
    verkopen (zie meer .5.5). De vrachtwagens werden in 1994 in 40% van
    de gevallen uit afgesloten bedrijfsruimten of loodsen gestolen en
    in 30% van de gevallen van de openbare weg. Van de voertuigen met
    lading werden die met electronica relatief het meest gestolen,
    direct daarop gevolgd door wagens geladen met textiel, metalen en
    voedsel.

    Over het aantal gestolen bedrijfsauto’s waarover in tabel 3 van
    de Appendix in de tweede kolom wordt gerapporteerd, moet het
    volgende worden opgemerkt. In vrijwel alle gevallen gaat het hier
    om personenauto’s met een grijs kenteken, maar ook om (een onbekend
    aantal) bestelwagens, bussen, kleine vrachtwagens worden hiertoe
    gerekend. Uit deze gezamenlijke noemer is dus niet af te leiden wat
    tot 1993 het aantal gestolen vrachtwagens was. In ieder geval kan
    worden geconstateerd dat het aantal diefstallen van zulke
    omgebouwde personenauto’s de afgelopen jaren gestaag toeneemt. De
    diefstallen van personenauto’s met een grijs kenteken houden dus
    gelijke tred met die van gewone personenauto’s.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken