• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De bouwnijverheid – 3.3. De vakbonden

    3.3. De vakbonden

    Juist in zo’n arbeidsintensieve bedrijfstak als de
    bouwnijverheid is het niet verwonderlijk dat vakbonden van
    werknemers een prominente plaats innemen. In Nederland heeft de
    vakbond een lange historie achter zich. Zij heeft zich een
    legitieme en invloedrijke positie verworven die voor een belangrijk
    deel binnen een verzuilde samenleving gestalte heeft gekregen. In
    1872 werd de eerste vakcentrale opgericht: het Algemeen Nederlands
    Werkliedenverbond (ANWV). Deze organisatie heeft de kiem gelegd
    voor drie belangrijke stromingen in de vakbeweging: de
    socialistische, de katholieke en de protestantse. De eerste
    afsplitsing van de ANWV kwam in 1881 bij de oprichting van de SDB
    van Domela Nieuwenhuis en resulteerde in 1906 in het NVV. De eerste
    protestants-christelijke vakbond was het Patrimonium van Klaas
    Kater, waarna na drie jaar het CNV werd opgericht dat een meer
    interconfessioneel karakter had. De katholieke evenknie werd vlak
    voor de pauselijke Encycliek Rerum Novarum in 1888
    opgericht. In 1925 werden verschillende katholieke vakbonden
    samengevoegd tot het Rooms Katholiek Werkliedenverbond (het latere
    NKV). Tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog legden de
    werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties, ieder vanuit hun
    eigen verantwoordelijkheid, zich toe op samenwerking. Die
    samenwerking resulteerde onder andere in de oprichting van de SER
    en van de invoering van een geleide loonpolitiek. In tegenstelling
    tot de VS is van een harde, laat staan gewelddadige strijd in
    Nederland nooit sprake geweest. Vakbonden zijn er in Nederland
    altijd op uit geweest via onderhandelingen met werkgevers hun
    doelen te bereiken. Stakingen, werkonderbrekingen, enzovoort werden
    zo lang mogelijk uitgesteld en als uiterste pressiemiddel gezien en
    ingezet. En was er sprake van een staking dan werd die altijd
    gecordineerd door de vakbonden. Wilde stakingen wilden kaderleden
    en bestuurders van vakbonden altijd zo veel voorkomen. In
    tegenstelling tot de Verenigde Staten is van het toepassen van
    geweld als strategie nimmer sprake geweest.

    In 1976 fuseerden het CNV en NVV in het FNV, dat 24 bonden omvat
    en in 1994 1.122.000 leden kende. Een van de grootste bonden van
    het FNV is de Bouw- en Houtbond (ook het CNV kent zo’n bond). De
    ruim 160.000 leden zijn verdeeld over meer dan duizend afdelingen
    die op hun beurt zijn verdeeld over 80 rayons. Deze 80 rayons zijn
    verdeeld over 12 districten. De Bouw- en Houtbond is democratisch
    georganiseerd waarbij een door de leden gekozen Bondsraad het
    bondsbestuur benoemd en toezicht houdt op het door het hoofdbestuur
    gevoerde beleid.

    Veel werknemers in de bouwnijverheid zijn lid van een van beide
    vakbonden (FNV of CNV). De organisatiegraad (55-60%) is een van de
    hoogste van alle bedrijfstakken in Nederland waarin vakbonden
    actief zijn. Deze hoge organisatiegraad heeft zijn wortels in de
    historie van de zwakke positie van de bouwvakker in de
    bouwnijverheid waardoor een lidmaatschap hem voordelen opleverde.
    Van oudsher zijn bouwvakkers loyale vakbondsleden geweest die
    onderling solidair zijn. De stakingsbereidheid in de bouwnijverheid
    is hoger dan in andere economische sectoren van de samenleving. De
    vakorganisaties verrichten naast de gebruikelijke werkzaamheden van
    elke vakvereniging zoals het afsluiten van CAO’s, een actieve rol
    in de bouw. Hoewel op centraal niveau collectieve afspraken met de
    werkgevers worden gemaakt, is de controle op de naleving van die
    afspraken nog altijd moeilijk. Daarom gaan de ongeveer 8.500
    kaderleden geregeld met busjes op stap om bouwplaatsen ter plekke
    te inspecteren, zijn zij alert op illegale werknemers en geven dat
    ook aan bij de
    bedrijfsverenigingen, houden lijsten bij van malafide aannemers en
    gaan de confrontaties met koppelbazen niet uit de weg. Mede door de
    inzet van de vakbonden is in de jaren zeventig en tachtig het
    verschijnsel van de koppelbazen door de wetgever aangepakt
    Noot .

    Samenvattend kunnen wij enkele belangrijke kenmerken van de
    bouwnijverheid noemen. 1. Er gaat in deze legale branche veel geld
    om;
    2. er is vrijwel altijd behoefte aan bouwactiviteiten;
    3. standaardiseren in de bouwnijverheid is vrijwel onmogelijk. Er
    moet ter plekke worden gebouwd. Daardoor moet altijd personeel naar
    de bouwplaats worden gebracht in tegenstelling tot andere
    bedrijfstakken die hun produktie naar gebieden met de goedkoopste
    arbeidskrachten kunnen verplaatsen; 4. er bestaat een hevige
    concurrentie tussen de bedrijven. Het aantal faillissementen in de
    bouwnijverheid is groter dan in andere bedrijfstakken;

    5. het is vrij eenvoudig om snel tot de bouwnijverheid toe te
    treden (personeel, kennis en kapitaalgoederen zijn makkelijk in te
    huren of via een katvanger te koop);
    6. veel bedrijven hebben nauwelijks zelf personeel in dienst en
    bestaan relatief kort; 7. de bouwnijverheid is nog altijd erg
    arbeidsintensief en dat maakt de prijs per eenheid hoog; 8. als
    gevolg van te weinig kapitaal en eigen vermogen dreigt voor veel
    bedrijven steeds op de achtergrond het risico van
    faillissement;

    9. ondernemers zijn afhankelijk van het aanbod van opdrachten.
    Zij moeten om die te krijgen zich onderwerpen aan een
    aanbestedingsprocedure die een scherpe calculatie van de kosten
    vereist; 10. discontinuteit in bouwopdrachten houdt telkens weer
    een gevaar in voor het voortbestaan van een bouwbedrijf;

    11. bouwondernemers moeten onder grote tijdsdruk het
    produktieproces uitvoeren; 12. daardoor moet regelmatig een beroep
    op andere onderaannemers worden gedaan om extra personeel in te
    zetten;

    13. vakbonden zijn in Nederland niet gefragmenteerd
    georganiseerd naar de aard van de werkzaamheden of soorten
    bouw;
    14. de organisatiegraad van werknemers in de bouwnijverheid is een
    van de hoogste in Nederland. Bovendien opereren de vakbonden
    nationaal en niet regionaal of lokaal;
    15. over arbeidsvoorwaarden wordt op collectief niveau onderhandeld
    tussen werknemers en werkgevers en niet per bedrijf;
    16. geweld heeft, op enkele uit de hand gelopen incidenten na,
    nooit de belangenstrijd tussen werkgevers en werknemers
    gekenmerkt.
    Er zijn dus diverse eigenschappen die de Nederlandse bouwnijverheid
    gemeen heeft met de in het vorige hoofdstuk beschreven Newyorkse.
    Verschillen zijn er ook. Met name de vakbonden spelen een geheel
    andere rol in de bouwnijverheid dan de Amerikaanse bonden (zie
    verder .7.1).


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken