• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De verzekeringsbranche – 4.2. De zaakanalyses

    4.2. De zaakanalyses

    Om de vraag te beantwoorden of de georganiseerde misdaad actief
    is in de verzekeringsbranche, hebben wij de beschikking gekregen
    over drie soorten gegevens: 1) de politile bronnen; 2) de gegevens
    van de Economische Controle Dienst (in het bijzonder het WABB-team)
    en 3) de gegevens van het CIS, de schade registrerende instantie
    van de gezamenlijke verzekeringsmaatschappijen.

    De dossiers die door de regiokorpsen naar de onderzoekers zijn
    opgestuurd, bevatten geen gegevens van criminele groepen die zich
    schuldig maken aan de een of andere vorm van verzekeringsfraude of
    andere, systematische criminele activiteiten met het doel de
    verzekeringsmaatschappijen gelden afhandig te maken. Er zijn ook
    geen andere (landelijke) politile gegevens voorhanden. De
    politile bronnen bieden derhalve geen concrete aanwijzingen voor
    illegale activiteiten van de georganiseerde misdaad in de
    verzekeringsbranche.

    Het WABB-team van de Economische Controledienst is afhankelijk van
    aangifte of van meldingen van gedupeerde verzekeringnemers, de
    verzekeringsmaatschappijen, de branche-organisaties, de politie, de
    SER en justitie. Het team heeft in 1993 (het jaar van oprichting)
    172 zaken in onderzoek genomen, waarvan 133 ordeningsonderzoeken en
    39 fraude-onderzoeken. In 1994 lagen die aantallen op 184,
    respectievelijk 29. In het eerste helft van 1995 werden 62
    ordenings- en 18 fraudeonderzoeken in behandeling genomen. De
    fraudeonderzoeken behelzen grotendeels opsporingen van misdrijven
    als valsheid in geschrifte, oplichting en verduistering. De daders
    zijn assurantietussenpersonen en incidenteel (medewerkers van)
    verzekeringsmaatschappijen, interne fraude derhalve. De zaken gaan
    meestal over het vals opmaken van verzekeringspolissen met het doel
    de provisie te incasseren, om geldbedragen te onttrekken aan
    depotstortingen, verzekeringsgelden achter te houden of hogere
    premiebedragen te innen. Een ander, wat vaker voorkomend delict is
    het op valse naam of op fictieve personen afsluiten van
    levensverzekeringen. Valsheid in geschrifte kan gebeuren om zelf
    rijker van te worden maar ook om vrienden en kennissen te helpen.
    In n geval is een tussenpersoon aangehouden omdat hij een
    verzekeringsformulier had geantedateerd om toch een inbraakclaim
    gehonoreerd te krijgen. Samenwerking tussen de verzekerde en
    assurantietussenpersonen mag in deze zaak niet worden uitgesloten.
    Verder zijn zaken als verduistering van betaalde premies aan de
    orde of verduistering van uitbetaalde verzekeringsclaims. De daders
    zijn de tussenpersonen in de assurantiemarkt die tijdens hun
    werkzaamheden valsheid in geschrifte plegen en/of gelden van
    verzekerden of verzekeraars verduisteren.

    Ook verzekeringsmaatschappijen zijn als verdachte door het team
    op de korrel genomen. De Vie d’or-zaak is algemeen bekend en heeft
    inmiddels geleid tot een parlementair onderzoek. Een andere
    verzekeringsmaatschappij op het gebied van ziektekosten werd
    strafrechtelijk vervolgd inzake meerbetalingsregelingen en fraude
    met ziektekosten. De overige zaken met verzekeringsmaatschappijen
    betroffen het valselijk opmaken van de jaarrekening en het
    verduisteren van gelden van verzekerden in het buitenland. Deze
    delicten kunnen alle onder de noemer van organisatiecriminaliteit
    worden gerangschikt. Het WABB-team beschikt niet over gegevens
    waaruit zou blijken dat de georganiseerde misdaad in de
    verzekeringsbranche actief is. De fraudes betreffen doorgaans
    incidenten met individueel handelende daders. Er zijn geen gevallen
    bekend waarbij systematisch uitgevoerde fraudes zijn geconstateerd
    door assuratietussenpersonen die in handen van criminele groepen
    zijn gevallen. Zegslieden in de verzekeringsbranche zijn van mening
    dat met name bij assuratietussenpersonen de mogelijkheden liggen
    voor infiltratie van de verzekeringsbranche door criminele groepen.
    Assuratietussenpersonen zijn meestal kleine bedrijfjes, vaak
    een-persoons bedrijven, die relatief eenvoudig onder controle van
    criminele groepen zouden kunnen worden gebracht. Omdat de
    verzekeringsmaatschappijen zich met tussenpersonen niet of
    nauwelijks bemoeien, zouden zij daar pas na enkele fraudes, wanneer
    het te laat is, achter komen. In Den Haag is een zaak bekend
    geworden van een verzekeringsmaatschappij die was opgezet met het
    doel om grote bedragen aan premies binnen te halen en vervolgens
    spoorloos te verdwijnen. Deze fraude bleek door n persoon te zijn
    uitgedacht en uitgevoerd. De opsporingsinstanties waren er echter
    tijdig bij om in te grijpen. Door de Stichting CIS zijn
    vijfendertig complete dossiers ter beschikking gesteld. Deze zaken
    waren voor het merendeel sterk verouderd (1985-1989) en geven geen
    goed actueel beeld van de aard en de omvang van verzekeringsfraude
    in Nederland. Actuele zaken waren niet voorhanden. Dit heeft twee
    redenen. De eerste is dat verzekeringsmaatschappijen zelden
    aangifte doen van fraudes. De kosten van gerechtelijke
    verhaalprocedures die enkele jaren kunnen duren, zijn veelal hoger
    dan de eventuele opbrengsten. Zo is het CIS door de participerende
    maatschappijen de opdracht gegeven de komende periode om die reden
    geen aangiften meer te doen bij de politie. Door deze praktijk
    wordt alleen van de zaken waarvan de verzekeringsmaatschappijen
    vooraf zeker weten dat zij die zullen winnen, aangifte te doen.
    Deze selecte groep zaken kan echter nimmer een representatief beeld
    opleveren van de werkelijke situatie. In de tweede plaats worden
    door de verzekeringsmaatschappijen niet alle fraudezaken om reden
    van vertrouwelijkheid aan het CIS doorgegeven waardoor ook daar al
    een selectieve vertekening in het onderzoeksmateriaal ontstaat.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken