• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort3_91

    279 hebben  we  reeds  vastgesteld  dat  het  departement  van  Justitie  in  de  jaren  1996-1997  onvoldoende was  toegerust  om  de  verwikkelingen  van  complexe  onderzoeken  als  de  onderhavige  goed  te  kunnen volgen en plaatsen. De situatie in 1999 bleek in dit opzicht nog nauwelijks ten goede gekeerd. Binnen het   departement   bestond   onvoldoende   inzicht   in   de   actuele   stand   van   zaken   en   de   politieke gevoeligheid daarvan. Ook het college van procureurs-generaal kampte in het voorjaar van 1999 met een kennisachterstand. In  het  licht  van  de  presentaties  die  op  6  oktober  1998  waren  gehouden  ten  overstaan  van  de minister   van   Justitie   en   het   college   van   procureurs-generaal   doet   de   bovenstaande   constatering vreemd aan. Noch het college noch de minister kon zich immers verschuilen achter het argument niet op   hoofdlijnen   te   zijn   geïnformeerd.   De   kritiek   die   na   het   verschijnen   van   het   rapport   van   de Commissie-Kalsbeek op de hoofden van Snijders c.s. neerdaalde, was dan ook te sterk aangezet. De gebrekkige informatiepositie van het college en de minister houdt zeker ook verband de vorm waarin de overdracht van informatie plaatsvond. In alle overlegorganen waarin over de voortgang van de  post-Fort-onderzoeken  werd  gesproken  vond  de  kennisoverdracht  namelijk  veelal  plaats  aan  de hand  van  “presentaties”,  die  visueel  werden  ondersteund  door  veel  en  op  het  oog  indrukwekkend beeldmateriaal. Voortgangsrapportages speelden in dit geheel een bescheiden rol. Het “bombardement” aan dia’s, overheadsheets et cetera, waarop overigens in de regel niet de status van de  geprojecteerde  gegevens  –  hypothesen  of  bewijsbaar  geachte  feiten?  –  werd  vermeld,  leidde  er toe  dat  de  informatieoverdracht  niet  het  karakter  had  van  kritische,  professionele  reflectie  of  van informed consent van de hiërarchieke toezichthouders maar van éénrichtingsverkeer. De   visies   van   de   drie   betrokken   hoofdofficieren   over   het   verloop   van   het   post-Fort-traject vertonen  enige  belangrijke  overeenkomsten.  Deze  hebben  betrekking  op  het  feit  dat  in  complexe onderzoeken  als  de  onderhavige,  waaraan  veel  personen  en  instanties  met  uiteenlopende  belangen deelnemen,   een   heldere   doelstelling,   een   goede   structuur   en   voldoende   managementaandacht belangrijke  randvoorwaarden  zijn.  Naast  overeenkomsten  manifesteren  zich  ook  accentverschillen. Gezien de – in hoofdstuk 2 beknopt beschreven – sporen die de IRT-affaire in de Randstad, en in het bijzonder    in    Amsterdam,    heeft    nagelaten    wekt    het    nauwelijks    verbazing    dat    Vrakking    in    zijn ambtsbericht  de  nasleep  van  deze  affaire  en  het  institutionele  wantrouwen  dat  die  affaire  tot  gevolg heeft gehad benadrukte. Zijn pleidooi voor een – niet strafrechtelijk georiënteerde – “waarheidscommissie”    moet    ook    in    die    context    worden    bezien.    Strafrechtelijke    vervolging    en veroordeling van de hoofdrolspelers waren in het Amsterdamse perspectief ondergeschikt geraakt aan de drive om de “onderste steen boven te krijgen”. Het   contrast   met   de   visie   van   Holthuis   is   in   dit   opzicht   groot.   Gegeven   de   opdracht   tot   het instellen  van  een  strafrechtelijk  onderzoek  die  in  1996  aan  het  LBOM  en  het  LRT  was  verstrekt,  was Holthuis    begrijpelijkerwijs    gepreoccupeerd    met    vragen    die    primair    betrekking    hadden    op    de bewijsgaring.  Deze  insteek  wordt  weerspiegeld  in  zijn  ambtsbericht  van  mei  1999,  waarin  hij  behalve voor  de  hierboven  reeds  genoemde  aspecten  van  managementtechnische  en  organisatorische  aard vooral  aandacht  vroeg  voor  het  probleem  van  het  niet  kunnen  ontsluiten  van  relevante  informatie.  In dat  kader  stond  hij  uitgebreid  stil  bij  de  status  van  het  Fort-onderzoek.  Het  feit  dat  de  rijksrecherche een  feitenonderzoek  had  verricht  en  dat  aan  de  geïnterviewden  de  toezegging  was  gedaan  dat  zij strafrechtelijk gevrijwaard waren voor hetgeen zij hadden verklaard, vormde een ernstige belemmering voor de start van het 060-onderzoek. De aanstelling van Haverkate als coördinerend officier van justitie met een rechtstreekse lijn naar het college indiceert dat het college van procureurs-generaal reeds in het voorjaar van 1999 lering trok uit de gebeurtenissen van de jaren daarvoor en opteerde voor een versterkte regierol. Of deze nieuwe organisatievorm  inderdaad  de  effecten  sorteerde  waarop  was  gehoopt,  valt  buiten  het  bestek  van deze    evaluatie.    Pas    in    een    eventueel    vervolgonderzoek    kan    deze    vraag    afdoende    worden beantwoord.

    Overige methoden

    2.5 Overige methoden

    De parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft
    in beperkte mate aandacht besteed aan verschillende aspecten van
    het omgaan met informatie in het algemeen. De commissie heeft op
    basis daarvan besloten in haar evaluatie- onderzoek beperkt
    aandacht te besteden aan het verkennend onderzoek, bestuurlijke
    rechtshandhaving en financieel rechercheren. Tevens heeft de
    commissie besloten aandacht te besteden aan de door
    opsporingsinstanties noodzakelijk geachte informatie-uitwisseling.
    Daarbij waren de volgende onderzoeksvragen leidend:
    a.Hoe krijgt bestuurlijke rechtshandhaving vorm in de praktijk van
    de
    opsporing?
    b.Wat zijn de resultaten van financieel rechercheren?
    c.Hoe krijgt financieel rechercheren in de praktijk van de
    opsporing
    vorm?
    d.In hoeverre vindt er nog informele informatie-uitwisseling plaats
    via
    zogenoemde «U-bochten»?

    lees meer

    Rechters-commissarissen

    4.4 Rechters-commissarissen

    4.4.1 Vragen naar aanleiding van de beslispunten

    lees meer

    Verhoren – mr. R.A. Gonsalves

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 4

    6 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    woensdag 6 september 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mr. R.A. Gonsalves
    Aanvang 16.30 uur

    lees meer

    Verhoren – de heren B.N. Barendregt en H.C.J.M. Theeuwes

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 20

    14 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 14 september
    1995 in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den
    Haag

    Verhoord worden de heren B.N. Barendregt en H.C.J.M. Theeuwes
    Aanvang 15.30 uur

    lees meer

    Verhoren – mevrouw mr. A. Rutten-Roos

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 36

    29 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    vrijdag 29 september 1995 in
    de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mevrouw mr. A. Rutten-Roos
    Aanvang 16.30 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. R.J.C. Graaf van Randwijck

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 52

    12 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 12 oktober 1995 in
    de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mr. R.J.C. Graaf van Randwijck
    Aanvang 12.00 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. J.H.M. Willems

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 68

    23 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 23 oktober 1995 in
    de vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt mr.
    J.H.M. Willems
    Aanvang 11.30 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. A.H. Korthals

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 84

    6 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 6 november 1995 in
    de vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt mr.
    A.H. Korthals
    Aanvang 15.40 uur

    lees meer

    Bijlage X – 4.2. Karakteristiek van het beroep

    4.2. Karakteristiek van het beroep

    Zowel de accountant in dienst van een onderneming als de
    zelfstandig of openbaar accountant vallen onder de gedragsregels
    van de beroepsorganisaties. De accountant dient waarheidsgetrouw te
    rapporteren, conform de professionele standaarden, wet- en
    regelgeving. Belangrijke waarden van het beroep zijn
    betrouwbaarheid en objectiviteit. Zo dient de accountant, die in
    zijn optreden jegens anderen een bijzonder belang vertegenwoordigt
    – bijvoorbeeld als accountant van een bedrijf – dit aan de
    betrokkenen kenbaar te maken. Ook dan moet hij een zo groot
    mogelijke objectiviteit in acht te nemen, zodat hij bijvoorbeeld
    feiten die in het nadeel van zijn opdrachtgevers zijn, niet mag
    verzwijgen. De openbaar accountant die als zodanig optreedt, heeft
    daarnaast nog te voldoen aan de eis van onafhankelijkheid van de
    opdrachtgever en andere belanghebbenden. Dit alles brengt met zich
    mee dat vertrouwen gesteld moet kunnen worden in de getrouwheid van
    de verklaringen van de accountant.

    lees meer

    Bijlage X – 4.1. Inleiding

    4. CRIMINELE ORGANISATIES OP FRAUDEGEBIED

    4.1. Inleiding

    In dit hoofdstuk wordt op basis van het beschikbare empirische
    materiaal en de geraadpleegde literatuur een beeld geschetst van de
    criminele groepen, die op het terrein van de georganiseerde fraude
    zijn aangetroffen. Daartoe zal in paragraaf 4.2 allereerst de
    diversiteit van de bestudeerde dadergroepen uit de doeken worden
    gedaan. In paragraaf 4.3 zal de aandacht worden gevestigd op de
    achtergrond van de individuele verdachten. Behalve op kenmerken als
    geslacht, etnische afkomst en leeftijd zal het accent in deze
    paragraaf gelegd worden op het verloop en de duur van de criminele
    carrire. Tevens zal worden ingegaan op de vraag in hoeverre
    fraudeurs marktgebonden opereren. Paragraaf 4.4 ten slotte staat in
    het teken van de aard van de onderlinge samenwerking, de
    gezagsstructuur binnen de verschillende groepen en de contacten die
    worden onderhouden met andere criminele organisaties.

    lees meer

    Bijlage X – 7.1. Inleiding

    7. AFSCHERMING MET BEHULP VAN RECHTSFIGUREN

    7.1. Inleiding

    Deel 2 van deze rapportage staat in het teken van het misbruik
    van rechtsfiguren. Zoals in deel 1 is aangegeven, maken fraudeurs
    van allerhande schijnconstructies gebruik om hun activiteiten
    winstgevend te maken en zich af te schermen tegen interventie van
    buitenaf. Fraudeurs staan daarin bepaald niet alleen. De
    strafrechtelijke onderzoeken van de laatste jaren hebben uitgewezen
    dat ook in de drughandel rechtsfiguren worden aangewend om de
    criminele winsten te versluieren. Voordat in deel 3 wordt ingegaan
    op de verschillende wijzen waarop wederrechtelijk verkregen
    voordeel wordt weggesluisd, willen we in dit hoofdstuk de
    instrumenten belichten die voor de modus operandi, afscherming van
    de dadergroepen en versluiering van de herkomst van illegaal
    inkomen van cruciaal belang zijn. In hoofdstuk 8 wordt vervolgens
    ingegaan op de natuurlijke personen die in dit proces een rol
    spelen. Het belangrijkste instrument dat wordt aangewend is de
    rechtspersoon. Er is vrijwel geen vorm van georganiseerde
    criminaliteit meer denkbaar zonder inbreng van deze rechtsfiguur.
    In het bijzonder springt daarbij het misbruik van de BV in het oog.
    In paragraaf 7.2 zullen we de schijnwerpers richten op de factoren
    die het toezicht op de oprichting en het gebruik van deze
    rechtspersoon bemoeilijken. In paragraaf 7.3 zal de aandacht
    uitgaan naar de voordelen die andere rechtsvormen bieden, zoals de
    stichting, de Delaware corporation en de Antilliaanse NV. De
    laatste paragraaf van dit hoofdstuk is gereserveerd voor een
    beschouwing over andere vormen van versluiering. Daarbij zal in het
    bijzonder aandacht worden besteed aan eigendomsconstructies en de
    figuur van de trust.

    lees meer

    Bijlage X – 1.3. Opbouw van het rapport

    1.3. Opbouw van het rapport

    Zoals is gesteld in paragraaf 1.1, bestaat het rapport uit drie
    onderdelen. In deel 1 worden de grondfeiten, de verschijningsvormen
    van grote fraudes, beschreven. Begonnen wordt met een beknopt
    overzicht van de ontwikkelingen op fraudegebied. In deze
    beschouwing zijn zowel bevindingen uit de literatuur als de
    opvattingen van met name de gesprekspartners van de BOD’s verwerkt.
    Vanaf hoofdstuk 3 zal een beschrijving worden gegeven van de
    bestudeerde fraudezaken. Achtereenvolgens zal worden stilgestaan
    bij de verschillende fraudevormen die zijn aangetroffen (hoofdstuk
    3), de criminele groepen die zich in de legale nijverheid ophouden
    (hoofdstuk 4), de gebruikte afschermingsmethoden (hoofdstuk 5) en
    ten slotte de teweeggebrachte schades, de gegeneerde opbrengsten en
    de investeringen van de criminele groepen (hoofdstuk 6).

    lees meer

    Bijlage XI – 3. ENKELE ACTUELE VORMEN VAN TRADITIONELE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT

    3. ENKELE ACTUELE VORMEN VAN TRADITIONELE GEORGANISEERDE
    CRIMINALITEIT

    In aansluiting op de conclusie van het voorgaande hoofdstuk moet
    er hier, om te beginnen, inderdaad aan worden herinnerd dat in het
    onderzoek waarvan deze studie deel uitmaakt, een onderscheid wordt
    gemaakt
    tussen georganiseerde criminaliteit in haar traditionele gedaante:
    de winstbeluste systematische toelevering van illegale goederen en
    diensten op daarvoor bestaande zwarte markten, en in haar meer
    eigentijdse gedaante: de illegale penetratie en manipulatie van
    legale sectoren van economische bedrijvigheid. In dit hoofdstuk
    wordt een aantal vormen van traditionele georganiseerde
    criminaliteit belicht. De vraag naar het bestaan van meer
    eigentijdse vormen ervan in Amsterdam wordt beantwoord in het
    volgende hoofdstuk. Wat de traditionele georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam heden ten dage over de hele linie
    precies voorstelt, is moeilijk te zeggen, ook op grond van dit
    onderzoek. Maar met name via de analyse van een aantal onderzoeken
    die door de Amsterdamse politie zijn verricht, kan wel in grote
    lijnen duidelijk worden gemaakt welke de aard en, tot op zekere
    hoogte, de omvang en zodoende de ernst van de georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam zijn. Dit wil niet zeggen dat enkel via
    politie-onderzoeken is nagegaan hoe de traditionele georganiseerde
    criminaliteit er momenteel in Amsterdam uitziet. Er zijn ook
    gesprekken gevoerd met deskundigen van buiten de politie, evengoed
    als van binnen de politie. En bovendien zijn er op een aantal
    punten nogal wat gegevens geput uit allerhande zogenaamde publieke
    bronnen die liggen buiten de politiesfeer.

    lees meer

    Bijlage XI – 5.3. De wereld van de Wallen

    5.3. De wereld van de Wallen

    In het licht van het voorgaande valt gemakkelijk te begrijpen
    dat de oudere leden van de Amsterdamse penose unaniem van oordeel
    zijn dat zij behoren tot een betere mensensoort dan hun hedendaagse
    jonge collega’s, omdat zij zich zogezegd hielden aan strikte
    standaarden van fatsoen. Dit is een algemeen verschijnsel: de oude
    garde van Lower East Side New York, berucht centrum van Amerikaanse
    georganiseerde misdaad, beweent precies zo de goede oude tijd
    (Kasinitz en Hillyard, 1995). In een aflevering van het weekblad
    Panorama in 1986 (nr. 12-17) zijn ze op een mooie en
    uitdagende prent vereeuwigd: Buck Jones en Teun van der Vaart
    (oersterke jongens), de beroemde bordeelexploitant, en nog een
    heleboel meer: Frits van de Wereld en dan natuurlijk Gerritje
    Ketting, Vette Lap, Utrechtse Jantje, Rinus Veth en de
    praatjesmaker Haring Arie. Markante typen waarvan wij er in ander
    verband al eerder een paar hebben genterviewd nu het nog kan. De
    groepsfoto toont aldus een prominente uitsnede van het wereldje van
    geweldenaren, inbrekers, kamerverhuurders, gokkers,
    nachtclubportiers, oplichters, bikkers (souteneurs, niet te
    verwarren met de hoger aangeslagen kamertjesverhuurders), helers en
    al die anderen voor wie de Wallen tot in de jaren zestig het
    natuurlijke leefmilieu vormden. Tot in deze jaren waren de bordelen
    in handen van eenlingen, de prostitues werden beschermd door
    kwartjespooiers, de cafs gerund door kleine zelfstandige uitbaters.
    Niemand had veel, ieders individuele status werd bepaald door zijn
    reputatie. Het optreden van de penose tegenover de autoriteiten
    werd gekenmerkt door solidariteit. Verschliegeren (verraden) aan de
    politie was er niet bij. De Wallen werden door de politie trouwens
    enigszins op afstand bestuurd. Zij kon immers niet ingrijpen in
    alle conflicten tussen hoeren en klanten, tussen bikkers en hun
    vrouw. En zij voelde ook niet de behoefte om bij caf-ruzies in te
    grijpen als duidelijk was dat de vechtersbazen de volgende dag weer
    gezellig samen een biertje zouden drinken. Onderlinge
    meningsverschillen werden (als het met woorden niet meer ging)
    uitgevochten met de blote vuist en de barkruk. Het gebruik van een
    mes werd afgestraft met het breken van de vingers van de hand die
    het had gehanteerd. Thans is het geweld door het gebruik van
    vuurwapens zodanig gedemocratiseerd dat de bekende Teun van der
    Vaart vertelt: Nu staat er ineens zo’n spierinkie voor je en die
    trekt dan zo’n ding. Daar houdt mijn macht op, ik heb nog nooit
    meegemaakt dat iemand zo’n kogel weer terug kon koppen. De orde kon
    vroeger worden gehandhaafd zonder moderne techniek. De grote
    ommekeer in de wereld van de Wallen is in de jaren zestig gekomen
    met het massatoerisme. Dit veranderde de Wallen in een groot rossig
    sekspark en maakte de buurt tot een object van speculatie. Maar de
    cht grote verandering vond pas plaats in de jaren zeventig, met de
    opkomst van de drugs. Het evenwicht in de buurt werd toen danig
    verstoord, de modus vivendi – alle oude penose-jongens spreken met
    een zekere eerbied over de commissarissen Gerard Toorenaar en Henk
    Breemer: hard doch eerlijk en rechtvaardig – tussen politie en
    penose ging verloren. In de tijd dat Jopie de Vries de Wallen
    domineerde en het verzet tegen rovende drugsverslaafden alsmaar
    sterker werd, is een deel van de ordehandhavende taak overgegaan op
    wat Bas van Hout in het geciteerde verhaal in Panorama
    noemt: het kleine particuliere legertje diknekken dat optrad als je
    ook maar n aspirientje verkocht of durfde te kijken naar iemands
    binnenzak. Dat was misschien wel effectief, maar niet aanvaardbaar.
    Er kwam met het verscheiden van Zwarte Joop wel een eind aan. De
    huidige chef van politiedistrict II in de Warmoesstraat, A. Zee,
    vat zijn zorgen samen. Op 171 hectare grond, waarop 13.000 mensen
    wonen, vind je 5.000 bedrijven waarvan acht negenhonderd
    horeca-ondernemingen, 150 200 coffeeshops, honderden cafetaria’s,
    twee seksmusea, negen peep shows, zes bars voor homoseksuele
    jongeren, 12 homobars, 31 seks-videotheken, 41 sekswinkels. Verder
    zijn er enorm veel kleine en enkele grote hotels, in alle
    prijsklassen. Het eigenlijke red light district bestaat uit
    350 bordelen en straten met tippelprostitutie. Zoveel is duidelijk:
    het toerisme in Amsterdam laat zich zonder de Wallen niet denken.
    De Amsterdamse Kamer van Koophandel kwam in april 1994 met een
    rapport: Amsterdam, let op je zaken, waarin ook
    verontrusting doorklinkt. Toerisme is een van de pijlers waar de
    stadseconomie op drijft. Het culturele erfgoed, het fraaie
    stadslandschap, alle culturele voorzieningen en de vele attracties
    en evenementen trekken zoveel mensen aan dat Amsterdam op jaarbasis
    twee miljard gulden omzet. Maar de concurrentiepositie van de stad
    ten opzichte van andere Europese steden verslechtert en dat komt
    voor een deel door het slechte imago. Amsterdam is aantrekkelijk
    vanwege zijn vrijzinnige cultuur en zijn jeugdige
    uitstraling, maar de straten zijn vies, het is er onveilig en de
    georganiseerde misdaad heeft greep gekregen op het
    Wallen-gebied.
    De politie wordt in dit gebied natuurlijk geconfronteerd met vele
    klachten over overlast en criminaliteit. Aangifte terzake van
    diefstal met geweld wil gewoonlijk zeggen dat een buitenlander die
    drugs wilde kopen, zijn geld reeds had overhandigd, maar dat de
    handelaar daarna is weggelopen. Er wordt aangifte gedaan van
    zakkenrollerij en straatroof. Maar er vinden ook schietpartijen
    plaats. En onlangs is een bordeelhouder aangetroffen in de
    kofferbak van zijn uitgebrande auto. Deze verloedering van de
    Wallen wordt door de korpsleiding grotendeels beschouwd als een
    vraagstuk van openbare orde. Als er moet worden opgetreden, dan
    gaat het erom een rustig straatbeeld te scheppen. Dit is de
    klassieke politiemanier om een probleem aan te pakken. En dan is
    het ver gezocht om achter de overlast die een gebied als de Wallen
    met zich meebrengt, georganiseerde misdaad te zien. De leiding van
    het betrokken politiedistrict denkt er echter anders over en komt
    met haar analyse van het vraagstuk verrassend dicht in de buurt van
    de manier waarop wij het probleem stellen. Georganiseerde misdaad
    is ook in haar ogen geen kwestie van een stel vreemde organisaties
    die de integriteit van de stad aantasten door in de bovenwereld
    door te dringen, maar is een verschijnsel dat compleet deel
    uitmaakt van het maatschappelijke leven in een grote stad en heel
    concreet wordt in die buurten die zich daarvoor lenen; daar is zij
    zichtbaar tot op het laagste niveau, op straat. De straten, de
    bedrijfspanden en de woonhuizen in zulke buurten zijn in deze
    optiek dan ook meer dan een decor. Zij vormen de uitvalsbasis voor
    allerhande mensen op straat en de bron van tal van activiteiten
    voor het raam. We hebben al eerder (in .2.1) vastgesteld dat
    buurten met veel particulier bezit zich goed lenen voor de
    innesteling van georganiseerde criminaliteit. Welnu, in het
    Wallengebied is 90% van de panden in particulier bezit. Nader
    onderzoek leert bovendien dat in dit gebied tal van onbebouwde
    stukjes grond liggen, heel wat gebouwen zonder bestemming zijn (het
    Waaggebouw) en ook talrijke zogenaamde grijze panden staan, waarvan
    niemand weet wie er wonen en wat er zich afspeelt. Als de politie
    komt vragen wie er woont, merkt zij dat de bewoners minder
    mededeelzaam zijn dan vroeger. Welke risico’s levert het op om met
    de politie te praten? De economische belangen in de buurt moeten
    groot zijn want alleen al de 350 ramen leveren per jaar aan kale
    huur al meer dan 10 miljoen gulden op. De huisvesting van de
    (buitenlandse en Nederlandse) prostitues moet nog eens een veelvoud
    hiervan opbrengen. De omzet in de wereld van de drugs, zo zagen we
    in .3.2.1, is veel groter dan ooit werd vermoed. En de centra van
    de Amsterdamse imperia van de hash zijn ook in deze buurt
    gevestigd: The Bulldog, Grasshopper, Smokey en Fancy Free. In de
    talrijke coffeeshops staan trouwens haast altijd speelautomaten.
    Hun omzet beloopt tussen de 140 en 160 miljoen per jaar, waarvan
    naar schatting van de politie zo’n 60% zwart. Voorts constateert
    men een zekere branche-vervaging: ook hotels en cafs beginnen hash
    te verkopen. In hoeverre gaan zij in de toekomst deze handel
    beheersen? Dit alles brengt ons tot de algemene vraag: wie bezitten
    eigenlijk de Wallen?

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>