• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grondrechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.5. Brouwerijen

    3.5. Brouwerijen

    Vooral in drankverstrekkende horeca spelen brouwerijen een grote
    rol. Niet alleen zijn ze de leveranciers van Nederlands meest
    gedronken alcoholische drank (bijna 84 liter per hoofd van de
    bevolking), ze hebben ook naam gemaakt als kredietverstrekker aan
    startende of uitbreidende horeca-ondernemers. Nederland telt
    vijftien brouwerijen waar in totaal ruim achtduizend mensen werk
    vinden. De accijnsopbrengst van bier bedraagt jaarlijks bijna
    600.000 gulden. Nederland importeert voor 136 miljoen gulden bier,
    maar voert tien maal zoveel uit: een kwantiteit ter waarde van 1,4
    miljard gulden. Het bierverbruik in Nederland neemt de laatste
    jaren iets af, maar de export van Nederlands bier groeit nog
    steeds. Er werd in 1994 in totaal 22 miljoen
    hectoliters aan bier geproduceerd, en dat wordt ieder jaar meer, zo
    vertellen de kerncijfers van het Centraal Brouwerij Kantoor (Stiva,
    1994). Over de leningverstrekkende functie zijn de bierproducenten
    overigens heel wat minder open. Het is onmogelijk om hierover
    cijfers te achterhalen.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.4. Kapitaalverstrekking

    3.4. Kapitaalverstrekking

    Het is mogelijk om zonder kapitaal van enige betekenis een
    horecagelegenheid te beginnen, want er zijn legio
    financieringsmogelijkheden in de horecawereld. Koninklijke Horeca
    Nederland gaat ervan uit dat een beginnend ondernemer zo’n 25 % aan
    eigen kapitaal inbrengt, maar geeft eveneens toe dat het mogelijk
    is om met minder of geen geld te beginnen (Van Spronsen, 1995). Van
    de beginnende cafetariahouders brengt ongeveer de helft eigen
    kapitaal in. Hoewel voor het starten van een snackbar ongeveer een
    ton nodig is, brengt tien procent van de starters minder dan 25.000
    gulden aan eigen kapitaal in (Lenting en Partners, 1991). Voor het
    caf- en restaurantbedrijf zijn deze cijfers niet bekend. Een
    starter zonder voldoende kapitaal kan kiezen voor pacht van
    een bestaande horeca-gelegenheid; hierbij huurt hij het
    horeca-pand, de inrichting en de zogeheten goodwill: dit is
    een percentage van de omzetwaarde van het bedrijf. Soms wordt het
    onroerend goed door de verpachter van een derde persoon gehuurd en
    het komt eveneens voor dat een bedrijf door een pachter wordt
    doorverpacht. Bijna driekwart van alle caf-bedrijven zit in een
    gehuurd pand (Lenting & Partners, 1990). Bij cafetaria-houders
    is dat iets meer dan de helft. Driekwart van de nieuwe
    cafetaria-ondernemers neemt een bestaand bedrijf over (Lenting
    & Partners, 1991). Vooral de onervaren starters zonder eigen
    kapitaal kiezen voor de pachtconstructie en onder hen bevinden zich
    veel allochtone ondernemers. Soms komen verpachter en pachter
    overeen dat er winstdeling plaatsvindt tegen een bepaald percentage
    (tien tot twintig procent van de opbrengst is dan, naast de
    pachtsom, voor de verpachter).

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 1. ALGEMENE INLEIDING

    Frank Bovenkerk en Ankie Lempens Universiteit Utrecht

    1. ALGEMENE INLEIDING

    De horeca trekt ten strijde tegen de criminaliteit, zo kondigde
    een bestuurslid van de branche-organisatie Koninklijke Horeca
    Nederland aan. De ondernemersorganisatie in de horeca sloeg in 1992
    voor het eerst groot alarm op een landelijk symposium over
    criminaliteit. Er werden bij die gelegenheid schrikbarende cijfers
    genoemd; in het voorgaande jaar zou de horeca zo’n driehonderd
    miljoen gulden schade hebben geleden als gevolg van criminaliteit;
    ruim zeventien procent van de omzet en vijftig miljoen meer dan bij
    een eerdere schatting uit 1988. De helft van alle horecabedrijven
    krijgt te maken met n of meer vormen van criminaliteit, zoals
    overvallen, diefstal, geweldpleging en vernieling. Twintig procent
    van de horeca-ondernemers kreeg te maken met chantage, afpersing en
    bedreiging, zo schijft het blad Horeca Entree (1992). Na de
    verandering van de Vestigingswet in 1996 wordt het waarschijnlijk
    nog gemakkelijker om toe te treden tot de markt van
    horeca-ondernemers. De branche-organisatie maakt zich grote zorgen
    over deze wijziging, want zij vreest een grote toestroom van
    onervaren starters op de markt die een potentile prooi voor de
    (georganiseerde) misdaad vormen. Uit ondernemerskringen klinkt al
    jaren de roep om maatregelen die toetreding tot de markt moeilijker
    maken, om zodoende de opmars van de criminaliteit in de horeca te
    stuiten. En dat het nodig is een dam op te werpen mag blijken uit
    het volgende. Toen de voorzitter van de werkgeversbond begin dit
    jaar een pleidooi hield tegen de oprukkende onderwereld, kreeg hij
    daarna diverse dreigtelefoontjes. Is de horecabranche kwetsbaar
    voor criminele inmenging, zo luidt de hoofdvraag van deze studie.
    Zo ja, hoe komt dat en in welke mate maakt de georganiseerde
    criminaliteit gebruik van de zwakke plekken in de horeca-wereld? We
    gaan in dit onderzoek als volgt te werk. Allereerst bekijken we in
    hoofdstuk 2 de omgevingskenmerken van de branche: met welke externe
    invloeden krijgt de horeca te maken? Daarna (3) komen de interne
    factoren aan bod: wat zijn de specifieke kenmerken van deze
    bedrijfstak en op welke manier maken deze eigenschappen de branche
    kwetsbaar? Vervolgens schetsen we in hoofstuk 4 de vormen van
    criminaliteit die in de horeca voorkomen, zoals daar zijn:
    protectie, gedwongen overname, witwassen, de horeca als
    ontmoetingsplaats, afzet van drugs, heling en wurgconstructies. Als
    laatste (5) bespreken we de schade die de criminaliteit in de
    branche veroorzaakt.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.2. Autodiefstallen

    4.2. Autodiefstallen: aantallen en ontwikkelingen

    Er bestaan in Nederland verschillende registratiesystemen waar
    het aantal (vracht)autodiefstallen wordt bijgehouden. Zo schrijven
    Eijken en De Waard (1994, p. 15):Met betrekking tot de registratie
    van gestolen voertuigen is er sprake van verschillende
    databestanden. Zo houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek
    (CBS) – op basis van maandelijks door de politiekorpsen verstrekte
    gegevens – cijfers bij over diefstal van personenauto’s. De
    Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) registreert aan de hand
    van door de politie verzonden signaleringen vermiste personenauto’s
    in het Opsporingsregister (OPS). Verder beschikt de Nederlandse
    politie nog over allerlei registratiesystemen waaronder het
    herkenningsdienstsysteem (HKS), het bedrijfsprocessensysteem (BPS),
    het Multipolsysteem. Daarnaast vindt ook registratie plaats door de
    verzekeringswereld, in het bijzonder het Centrum voor
    Verzekeringsstatistiek, als de gestolen auto verzekerd is.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.1. Achtergronden van autodiefstallen

    4. (VRACHT)AUTODIEFSTALLEN

    4.1. Achtergronden van autodiefstallen

    Personenauto’s worden om verschillende redenen en om
    verschillende doelen gestolen. Deze redenen kunnen over drie
    groepen worden verdeeld. Men kan auto’s stelen om er tijdelijk
    gebruik van te maken, om er andere criminele activiteiten mee uit
    te voeren of om ze na diefstal weer op de een of andere manier
    illegaal op de legale markt terug te brengen. Deze redenen zijn van
    belang omdat zij uiteindelijk bepalend zijn of een auto naar
    verloop van tijd weer wordt teruggevonden of voor altijd spoorloos
    zal blijven.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 3.2 De autobranche als dader

    3.2 De autobranche als dader: organisatiecriminaliteit

    De autobranche en de bedrijven die daarin actief zijn hebben al
    jaren last van een twijfelachtig imago als gevolg van het feit dat
    de meeste Nederlanders (misschien door schade en schande wijs
    geworden, maar vaker van horen zeggen) daarvan wel op de een of
    andere wijze het slachtoffer zijn of denken te zijn geworden. Zo is
    uit Amerikaans onderzoek bekend dat autoverkopers daar een zeer
    lage status genieten en als een van de laagste scoren wanneer aan
    mensen wordt gevraagd wie zij als beroepsgroep zouden vertrouwen
    (Leonard en Weber, 1970, p. 144). De slechte reputatie is voor een
    deel te danken aan de te hoge prijs die wordt berekend voor
    gebruikte auto’s en de slechte staat waarin zij, ondanks alle mooie
    beloften van de verkoper, worden afgeleverd. Ook blijkt achteraf de
    rekening van reparaties vaak hoger uit te vallen dan van te voren
    door de garage werd geraamd. Dat alles heeft de autobranche,
    terecht of niet, een imago bezorgd waarmee het woord sjoemelen
    nadrukkelijk is verbonden. Veel wat onder de noemer sjoemelen in de
    autobranche valt, heeft te maken met vormen van
    organisatiecriminaliteit. Van de Bunt (1992, p. 6) heeft
    organisatiecriminaliteit omschreven als de misdrijven die
    individueel of groepsgewijs door leden van een gerespecteerd en
    bonafide organisatie worden gepleegd binnen het kader van de
    uitoefening van organisatorische taken
    .

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 3.1. De autobranche als slachtoffer van criminaliteit

    3. CRIMINALITEIT IN DE AUTOBRANCHE

    3.1. De autobranche als slachtoffer van criminaliteit

    Dealers van personenauto’s lopen volgens de Bovag (1995)
    de volgende risico’s slachtoffer te worden. Dealers kunnen (a)
    onbewust uit onwetendheid een omgekatte, gestolen auto aankopen als
    gebruikte auto. Dit kan ook gebeuren wanneer een gestolen auto
    wordt ingeruild om een nieuwe aan te schaffen. Zij kunnen ook last
    hebben van (b) ontvreemding van auto’s uit de showroom. Niet
    zelden, zo wordt in het Bovag-magazine vermeld, worden (c) auto’s
    tijdens een proefrit gestolen door klanten. Tot voor kort werden
    officile documenten niet goed gecontroleerd of werden klanten
    voornamelijk op hun eerlijke uiterlijk beoordeeld wanneer zij een
    proefrit willen maken met een auto van de dealer. Tegenwoordig zijn
    de controles op de identiteit van de klant scherper, maar nog
    altijd niet waterdicht omdat een klantvriendelijke benadering in
    een sterk concurrerende markt een precieze controle in de weg
    staat. Dealers en garages kunnen (d) ook worden overvallen in de
    zaak. Dit gebeurt volgens de Bovag heel weinig ondanks het feit dat
    over het algemeen in het bedrijf veel cashgeld aanwezig is en het
    vrijwel ontbreken van beveiliging. De Bovag adviseert haar leden
    vaker over te gaan tot girale betaling om berovingen te voorkomen,
    maar de alledaagse praktijk is nog altijd contante betaling bij
    aflevering van de auto. Ten slotte kunnen dealers en garages te
    maken krijgen met (e) inbraken in auto’s van klanten die hun auto
    voor reparatie of onderhoud onder het beheer van de dealer hebben
    geplaatst, of van (f) diefstal van auto’s van klanten die hun auto
    voor reparatie of onderhoud onder het beheer van dealer hebben
    gesteld;

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 2.3. De economische toestand van de autobranche

    2.3. De economische toestand van de autobranche

    In de totale personenautobranche wordt ongeveer 41 miljard
    gulden per jaar omgezet (excl. BTW). Hiervan nemen de dealers
    ongeveer 35 miljard voor hun rekening en de universeelbedrijven
    ongeveer vier miljard. De winstmarges bij de verkoop van nieuwe
    auto’s (433.000) zijn niet erg groot. De meeste verdiensten worden
    voornamelijk verkregen door de handel in gebruikte auto’s en in de
    reparatieherstelwerkzaamheden. Een bekend verliesrisico voor elke
    garage of dealer is een verkeerd voorraadbeheer van gebruikte
    auto’s. Wanneer de handelsvoorraad geen goede omloopsnelheid kent
    of te veel groeit, wordt veel renteverlies geleden en treedt
    kapitaalverlies op. Vaak is elke garage gedwongen telkens weer
    gebruikte auto’s aan te schaffen omdat anders de klanten naar de
    concurrent zullen gaan om daar een nieuwe auto aan te schaffen. Ook
    kan om dezelfde reden niet een al te lage prijs voor een inruilauto
    worden geboden.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 2.2. De organisatie en structuur van de autobranche in Nederland

    2.2. De organisatie en structuur van de autobranche in
    Nederland

    De autobranche is een georganiseerde branche waar een en ander
    op vrijwillige basis is verenigd en wordt geregeld. Er zijn
    verschillende organisaties actief die de belangen van de
    afzonderlijke leden behartigen op zowel economisch als politiek
    niveau. De lobby van de auto heeft, ondanks alle milieurapportages,
    in politiek Den Haag nog altijd een grote invloed. (Die politieke
    invloed is niet zo wonderlijk wanneer wordt bedacht hoe groot de
    financile belangen van de autobranche voor ‘s Rijks schatkist zijn
    en dat in de toekomst ook zullen blijven. De centrale overheid inde
    in 1994 ruim f.19 miljard aan belastingen als gevolg van de
    economische activiteiten in deze bedrijfstak. Daarvan komt bijna
    vier miljard gulden binnen aan BPM, bijna f.8 miljard aan benzine-
    en dieselaccijnzen en aan motorrijtuigenbelastingen f.2.7
    miljard.)

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 2.1. Het Nederlandse wagenpark

    2. HET NEDERLANDSE WAGENPARK EN DE AUTOBRANCHE

    2.1. Het Nederlandse wagenpark

    De grote welvaartgroei van Nederland in de periode na de Tweede
    Wereldoorlog had enorme gevolgen voor de mobiliteit van de
    bevolking. De nieuwe economische bedrijvigheid verlangde dat
    goederen en mensen steeds vaker en over steeds grotere afstanden
    moesten worden verplaatst. Hand in hand met de welvaartbrengende
    activiteiten nam het aantal bedrijfsauto’s snel toe (zie ook de
    rapportage over het transportwezen). Eerst nam het openbaar vervoer
    de groei van de mobiliteit voor zijn rekening, later stelden de
    hogere inkomens mensen in staat hun eigen privvervoermiddel aan te
    schaffen. Waren er in 1960 nog maar 509.000 personenauto’s in
    Nederland, in 1980 was dit aantal al toegenomen tot ruim 4 miljoen
    exemplaren. Tien jaar later waren er wederom een miljoen
    personenauto’s bijgekomen. Na 1990 groeit het aantal personenauto’s
    nog maar langzaam. Niet alleen raken de wegen in Nederland
    verstopt, ook aan de behoefte van de bevolking om over een eigen
    vervoermiddel te beschikken zijn blijkbaar grenzen. Niet elke
    Nederlandse ingezetene met een rijbewijs (ruim 8 miljoen mensen)
    heeft behoefte aan een eigen auto of is in staat om zelf een
    voertuig aan te schaffen. Ook zijn er mensen die geen auto willen
    om het milieu niet te belasten. Van een verzadiging van de
    automarkt lijkt op dit moment sprake en dat heeft uiteraard
    consequenties voor de autobranche.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – LITERATUUR

    LITERATUUR

    J. Albanese, Where organized and white collar crime meet:
    predicting the infiltration of legitimate business
    (paper
    presented at the annual ASC-meeting), Miami, 1994. Bovag,
    Beleidsnotitie Criminaliteitsproblematiek, Bunnik, (interne
    notitie Bovag), januari 1995.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 7. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

    7. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

    In deze deelstudie hebben wij kunnen zien dat de economische
    druk op de autobranche verder toeneemt. De automarkt lijkt
    verzadigd. De vraag naar nieuwe auto’s zal als gevolg van de
    toenemende kosten afnemen en die naar gebruikte personenwagens zal
    stijgen. Om aan de druk van de omstandigheden het hoofd te kunnen
    bieden kunnen garages en dealers hun toevlucht nemen tot allerlei
    vormen van organisatiecriminaliteit waarmee een extra inkomen voor
    het bedrijf kan worden verkregen. De invoering van de Nationale
    Auto Pas zal het opschroeven van de prijs voor gebruikte
    personenwagens in de toekomst tegen moeten gaan. In deze deelstudie
    is beredeneerd dat een deel van de gestolen personenauto’s zijn weg
    vindt via de legale branche naar de Nederlandse klant en een ander
    deel naar het buitenland, in het bijzonder naar het voormalig
    Oostblok.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6.3. Corruptie en smeergelden bij de opsporing van gestolen auto’s

    6.3. Corruptie en smeergelden bij de opsporing van gestolen
    auto’s

    Een aantal jaren geleden is een lid van de Koninklijke
    Marechaussee op Schiphol door de rechter veroordeeld voor het feit
    dat hij zelf in diensttijd en in vrije avonden op parkeerplaatsen
    bij het vliegveld op zoek ging naar gestolen auto’s en die zelf
    meldde aan verzekeringsmaatschappijen om het terugvindloon te
    innen. In Nederland wordt in het geruchtencircuit wel vaker
    gesuggereerd dat menig politie-agent daarmee extra inkomsten
    verwerft, al dan niet met hulp van vrienden en kennissen. Gegevens
    daarover bestaan er niet. Mocht dit het geval zijn dan moeten die
    ambtenaren bij verzekeringsmaatschappijen bekend zijn. Maar deze
    informatie wordt door de verzekeringsmaatschappijen gekoesterd als
    bedrijfsgeheim. In ieder geval kan worden vastgesteld dat
    verzekeringsmaatschappijen bepaalde vormen van corruptie in de hand
    werken wanneer zij buiten de officile kanalen om
    opsporingsambtenaren zouden betalen voor hun tips. Een even sterk
    geruchtencircuit bestaat er over keurmeesters van keuringsstations
    van de RDW die betalingen zouden ontvangen om gestolen en omgekatte
    auto’s goed te keuren. Er bestaan echter geen concrete bewijzen van
    dergelijke corruptie. Zij zijn wel een kwetsbare schakel in de
    levering van gestolen auto’s aan de legale branche.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6.2. De commercie

    6.2. De commercie

    Voor private instellingen is het van levensbelang over die
    meldingen te kunnen beschikken. De reden is dat
    verzekeringsmaatschappijen vindersloon of bemiddelingskosten
    uitbetalen aan die instellingen die gegevens verstrekken over de
    vindplaats van een vermiste auto. Dergelijke bedrijven worden ook
    wel carhunters genoemd. Er zijn in Nederland diverse
    carhunter bedrijven actief die opereren in de zelfkant van
    opsporingsland. AVRO’s Televisier heeft in een uitzending aandacht
    besteed aan dergelijke onderzoeksbureaus, annex priv-detectives,
    annex schade-onderzoeksbureaus. Deze carhunters zoeken bij
    grote parkeerplaatsen en parkeergarages (in grote steden en bij
    stations en vliegvelden) de kentekens op van de daar geparkeerde
    auto’s om een eventueel gestolen exemplaar te ontdekken. Is dit het
    geval dan wordt contact opgenomen met de verzekeringsmaatschappij
    met de mededeling dat de auto op een zekere plaats is
    aangetroffen. Wanneer de maatschappij prijsstelt op teruggave dan
    wordt zij verzocht een bepaald bedrag op de rekening van de
    carhunter te storten, waarna de plaats waar de auto zich bevindt
    bekend zal worden gemaakt. Eventueel kan de carhunter, uiteraard
    tegen vergoeding, de auto zelf terugbrengen
    . De bedragen die
    daarmee kunnen worden verdiend zijn zeker aantrekkelijk, varirend
    van 3.000 tot 5.000 gulden per auto. De verzekeringsmaatschappij
    gaat op zo’n voorstel in omdat het om bedrijfseconomische redenen
    aantrekkelijker is een bedrag van f.3.000,- uit te keren dan de
    gehele vervangingswaarde aan de verzekerde te betalen.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    Georganiseerde misdaad wordt vrijwel altijd geassocieerd met de
    levering van illegale goederen en diensten, zoals drugs, aan een
    illegale markt. Maar het gebeurt ook dat georganiseerde misdaad op
    een illegale wijze een legaal goed levert voor een legale markt.
    Een voorbeeld van de illegale levering van legale goederen betreft
    het op de markt brengen van (onderdelen van) gestolen auto’s. Het
    stelen van auto’s en de verkoop van deze auto’s aan garages,
    dealers en burgers behoort tot de klassieke delicten van de
    criminele groep in de twintigste eeuw. In Itali en de Verenigde
    Staten worden al vanaf de introductie van de auto als massagoed (in
    opdracht van de mafia) door bendes personenauto’s gestolen en
    vervolgens op de legale en zwarte markt verhandeld. Hoe beter de
    administratieve controle op het autobezit in de loop der jaren
    werd, hoe inventiever de criminele groepen te werk moesten gaan en
    des te meer professionele kennis autodiefstal vereiste. Die kennis
    werd voor een belangrijk deel verkregen uit de legale autobranche.
    Daar weet men hoe auto’s in elkaar zitten, welke papieren vereist
    zijn, enzovoorts. Vandaar dat met de jaren steeds meer garages,
    autosloperijen werden betrokken bij autodiefstallen. Ook blijken
    veel garage-eigenaren mede als gevolg van de moeilijke economische
    positie van hun bedrijfstak de aantrekkelijke financile kanten van
    illegale handel binnen hun legale bedrijf te zien.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>