IX – Inleiding – INLEIDINGJanuary 1, 1999
Gerben Bruinsma (Universiteit Twente)Frank Bovenkerk
(Rijksuniversiteit Utrecht)
INLEIDING
Bij georganiseerde misdaad, ook volgens de definitie die ten
grondslag ligt aan deze gehele serie rapporten ten behoeve van de
Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden, gaat het in de
eerste plaats om de produktie en handel van illegale goederen en
diensten, en uit dien hoofde heeft deze vorm van criminaliteit
niets te maken met het gevestigde bonafide bedrijfsleven. Veruit de
meeste misdaad die in deze serie wordt beschreven heeft betrekking
op de import en handel van soft en hard drugs en met de handel in
wapens en vrouwen.
lees meer
Bijlage VIII – II.2. De emigratie naar NederlandJanuary 1, 1999
II.2. De emigratie naar Nederland
Suriname mag in politiek opzicht dan onafhankelijk zijn, in
economisch en cultureel opzicht is het volstrekt georinteerd, om
niet te zeggen: gefixeerd, op het voormalige moederland. Dat geldt
zowel in positieve zin: men reist erheen, gebruikt de Nederlandse
taal en drijft er handel mee, maar ook negatief: de Surinaamse
identiteit wordt verstevigd door zich af te zetten tegen het
Nederlandse neo-imperialisme. Legerleider Bouterse bewaakte zijn
zogenaamde revolutie door steeds weer te verklaren: Ik ben klaar
met Nederland! Een traditie van ruim honderd jaar emigratie naar
Nederland om er te studeren vormt daar onderdeel van. Als de
massa-emigratie in de jaren zeventig op gang komt, is Nederland
vrijwel de enige bestemming. Er is een kolonie van enkele duizenden
Surinamers te vinden in New York, honderdduizenden trokken naar
Holland. Toen de Amsterdamse sociaal-geograaf H. van Amersfoort in
1968 de eerste overzichtsstudie van Surinamers in Nederland
schreef, telde hij een aantal van tussen de 16.000 en 18.000
migranten. Voor een groot deel waren dat studerenden en mensen uit
de Surinaamse middenklasse die hier werkten als verpleegsters,
onderwijzers en ambtenaren. Voor een klein deel waren dat
arbeiders: afgemonsterde zeevarenden, geworven metaalarbeiders voor
de Amsterdamse scheepvaartindustrie en ambachtslieden die op de
bonnefooi kwamen. Zij wisten hun weg in de Nederlandse samenleving
goed te vinden en Surinamers golden voor de Hollandse bevolking als
een exotische groep. Een detail is voor het onderwerp van deze
studie belangrijk, zo zal verderop blijken: van oudsher zijn de
luchthaven Schiphol en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen voor
Surinamers zeer geliefde werkgevers. In een rapport van het
Landelijk Buro Racisme Bestrijding uit 1990, dat handelt over
mogelijke discriminatie van Surinaamse werknemers bij promotie en
ontslag wordt het belang van de nationale luchtvaartmaatschappij
voor de werkgelegenheid van Surinaamse immigranten in Nederland
onderstreept. Er was in de jaren zestig geen speciaal
werkloosheidsvraagstuk, er werden geen bijzondere sociale problemen
gesignaleerd behalve het (psychologische) aanpassingsprobleem en
over Surinaamse criminaliteit werd nauwelijks gesproken. Van
Amersfoort meende dat de emigratie kon worden opgevat als een vorm
van de verstedelijking die zich in veel landen van de Derde Wereld
in die jaren begon af te tekenen en dat was goed gezien. Paramaribo
puilde niet uit zoals steden in Latijns Amerika, de massa-emigratie
die in de jaren zeventig op gang kwam, richtte zich op de Randstad
Holland. Alle sociale categorien die de Surinaamse samenleving rijk
is, namen eraan deel. Vooral in de twee jaar voorafgaande aan de
abrupte onafhankelijkheid zwelde de stroom aan met mensen die het
zekere maatschappelijke bestaan van Nederland verkozen boven de
onzekere politieke toekomst van Suriname en zolang zij
staatsrechtelijk Nederlanders waren, kon dat ook nog. Onder de
emigranten bevonden zich nu ook Hindoestaanse en Javaanse
landbouwers, het stadsproletariaat en ook de hele en halve
werklozen van alle etnische groepen. Bovenkerk (1983) liet zien dat
alle groepen meededen aan de volksverhuizing, ook Chinezen,
Bosnegers, Libanezen en de afstammelingen van Nederlandse
kolonisten uit de vorige eeuw, de zogenaamde boeroes. Emigratie als
massaverschijnsel vormde een afspiegeling van de gehele Surinaamse
bevolking.
lees meer
Bijlage VIII – II.1. InleidingJanuary 1, 1999
II. DE SURINAAMSE CONNECTIE
II.1. Inleiding: Een echt Zuidamerikaans land
De achterhoek in de tropen werd Suriname in het begin van de
jaren zeventig nog genoemd als titel van een befaamd omslagverhaal
van John Jansen van Galen in de Haagse Post. De samenleving
was klein en betrekkelijk overzichtelijk met ruim 300.000 inwoners
even volkrijk als de stad Utrecht. De parlementaire democratie
functioneerde in post-koloniaal verband en op basis van het
Nederlandse politieke verzuilingsmodel, maar dan met etnische
groepen in plaats van levensbeschouwelijke zuilen. Het levenstempo
was bepaald rustig en binnen het Carabische gebied was Suriname een
van de meest welvarende landen. Veel criminaliteit was er niet en
de staalkaart van gepleegde delicten die B. Pronk in de enige
wetenschappelijke studie over de criminaliteit schreef in 1962 is
vooral interessant omdat het multi-culturele aspect van de
Surinaamse samenleving er zo goed in tot uiting komt. Etnische
groepen met tot op zekere hoogte eigen normstelsels leefden bijeen
onder n statelijk recht dat in hoofdzaak Nederlands recht was en
zij moesten daarmee wel in conflict komen. Chinezen en ook wel
Javanen werden bestraft vanwege hun overgave aan het hazardspel,
kleine ambtenaren werden op hun vingers getikt wegens verduistering
als zij hun overheidsfunctie gebruiken om hun loon wat hoger te
maken, Hindoestanen zagen zich beboet wegens vrouwenmishandeling en
Creolen pleegden oplichting in kwesties waar bovennatuurlijke
krachten aan te pas komen. Er waren in de jaren rond en vlak na de
oorlog nog wel problemen met het gebruik van roesmiddelen, maar die
werden gezien als een overblijfsel van de alleszins in te voelen
behoefte om de tragedie van het dagelijkse bestaan als slaaf of
koelie te vergeten. Er waren Creolen die alcohol gebruikten en
sommigen ook hash, Hindoestanen dronken alcohol en gebruikten de
cannabisvariant ganja, er was een uitstervende groep
Chinezen verslaafd aan opium. Pronk (1962, 126) constateerde echter
welgemoed dat de jongere generatie over het algemeen niets met
opium te maken wenst te hebben. De strafrechtspleging was op
Nederlandse leest geschoeid. De grote hervormingen in het
penitentiaire beleid die Nederland in de jaren vijftig en zestig
tot uitzonderlijk mild hadden gemaakt en waar een record werd
gehaald met het lage aantal gedetineerden per 100.000 inwoners van
de bevolking, werden aan Suriname medegedeeld. In Nederland
afgestudeerde Surinaamse psychologen richtten na terugkeer het
strafstelsel in op basis van een optimistisch mensbeeld. Niemand,
maar dan ook niemand zou aan het begin van de jaren zeventig hebben
kunnen voorspellen dat de criminaliteit in Suriname binnen tien of
vijftien jaar zou verveelvoudigen en nog minder dat het land een
belangrijk knooppunt zou worden in de internationale drugshandel.
Wie zou hebben verwacht dat (1) een zo grote emigratie het land zou
teisteren dat het land tussen een derde en de helft van zijn gehele
bevolking zou kwijt raken? Een naoorlogs emigratierecord dat
slechts door de Kaapverdische eilanden is gevenaard. Wie kon
voorzien dat (2) op 25 november 1975 bepaald plotseling de
onafhankelijkheid zou worden uitgeroepen? Een belangrijker politiek
keerpunt nog zou de militaire coup worden van 25 februari 1980.
Eerst daarna, zo schreef publicist Herman Vuysje, werd het een echt
Zuidamerikaans land. Voorts: van cocane had nog nauwelijks iemand
gehoord. Wie kon bevroeden dat (3) de achterhoek Suriname in
transportgeografisch opzicht zo’n belangrijke schakel zou worden
tussen de productielanden Peru, Bolivia, Colombia en de
consumptielanden in Noord-Amerika en Europa.
lees meer
Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk XJanuary 1, 1999
-
Bibliografie hoofdstuk X:
- Nederland als operatiegebied van Joegoslavische
bendes
- Bax, M., Medjugorje:
- Religion, Politics, and Violence in Rural Bosnia, VU
University Press, Amsterdam, 1995. Brass, P. en Van Schelven, W.,
Assimilatie van vooroorlogse migranten; Drie generaties Polen,
Slovenen, Italianen in Heerlen, Staatsuitgeverij,
‘s-Gravenhage, 1980.
Detrez, R., De Balkan; Van burenruzie tot burgeroorlog,
Hadewijch, Antwerpen-Baarn, 1992. Djilas, M., De onvolmaakte
maatschappij, Becht’s Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1969.
Karelse, J., Handgranaten; Explosieve ontwikkelingen in Nederland,
in Modus, jaargang 3, 1995, p. 27-29. Lindo, F. en Pennings,
T., Zuideuropeanen in Nederland (Portugezen, Spanjaarden,
Italianen, Grieken en Joegoslaven), Ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur, Rijswijk, 1988. Muus, Ph.,
Migration, Immigration and Policy in the Netherlands (1993),
University of Amsterdam, Department of Human Geography, Amsterdam,
1994.
Peters, B., Die Absahner; Organisierte Kriminalitt in der
Bundesrepublik, Rowohlt, Reinbek bei Hamburg, 1994.
Port, M. van de, Het einde van de wereld; Beschaving,
redeloosheid en zigeunercafs in Servi, Babylon-De Geus,
Amsterdam, 1994.
Roth, J. en Frey, M., Die Verbrecher Holding; Das vereinte
Europa im Griff der Mafia, Piper, Mnchen, 1992. Weithmann,
M.W., Brandhaard Balkan; Achtergronden van het Joegoslavische
conflict, Uitgeverij J.J. Groen, Leiden, 1993.
vorige
inhoudsopgave en zoeken
Bijlage VIII – I.5. De verdere opbouw van deze
studieJanuary 1, 1999
I.5. De verdere opbouw van deze studie
Zoals gesteld willen we waar mogelijk proberen om de
georganiseerde misdaad in Nederland te plaatsen binnen de
economische en politieke context van het land waar de allochtonen
of de buitenlandse criminele organisaties vandaan komen en in het
geval van de drie grote immigrantengroepen: Surinamers, Turken en
Marokkanen, besteden we naar verhouding veel aandacht aan hun
migratie- en vestigingspatroon alsmede aan hun korte sociale
geschiedenis hier te lande. Overigens zullen deze en alle andere
buitenlandse en allochtone criminele groepen een voor een volgens
eenzelfde schema worden besproken. Na een bespreking van de
georganiseerde misdaad in het land van herkomst en de wijze waarop
daaraan organisatorisch gestalte wordt gegeven, onderzoeken we de
vraag in hoeverre en zo ja: waar deze organisaties zich reeds
elders in de wereld, en met name in de omringende landen, hebben
genesteld. Na een korte schets van de bronnen waarop de
beschrijving van hun organisatie en hun optreden berust, wordt
vervolgens ingegaan op de context waarbinnen hun georganiseerde
criminaliteit zich in ons land manifesteert. Hierbij wordt in de
mate van het mogelijke vooral aandacht geschonken aan twee dingen.
Ten eerste aan de manier waarop zij in hun land(en) van herkomst
georganiseerde criminaliteit bedrijven, en ten tweede aan de plaats
die de gemeenschap waartoe zij behoren, in het algemeen, heeft in
de Nederlandse samenleving. Vervolgens worden aan de hand van ons
eigen onderzoek de kenmerken van de onderscheiden groepen, de
illegale bedrijvigheid waaraan zij zich schuldig maken, hun modus
operandi en de besteding van de revenuen besproken. De analyse van
elke groep wordt afgerond met een beknopte samenvatting van de
bevindingen in het licht van de vraag van de Enqutecommissie naar
de aard en de omvang van de georganiseerde criminaliteit in ons
land. Deze samenvattingen vormen de bouwstenen voor een algemeen
antwoord op deze vraag in het slothoofdstuk. Een
algemene bibliografie en een serie aparte bibliografien per
allochtone en buitenlandse groep completeren deze studie.
lees meer