Onderzoek Fort-team – BelemmeringenMarch 1, 1999
1.5. Belemmeringen
Het was lastig voor het team dat de onderzoekstijd samenliep met die van de PEC. De ‘angst voor Van Traa’, de voorrang die de PEC in het onderzoeksveld (terecht) kreeg en het informatieve eenrichtingverkeer tussen team en PEC werkten complicerend. De PEC stelde aan politie en justitie zeer korte termijnen om informatie te leveren; het Fort-team werd op dit punt vele malen trager en soms in het geheel niet bediend. Daarnaast werd het verzoek van het Fort-team om medewerking door sommigen wel volledig, maar door te velen slechts ten dele gehonoreerd.
lees meer
Onderzoek CID-administratie Kennemerland – BevindingenMarch 1, 1999
3.4. Bevindingen
* Uit het onderzoek bleek dat in de periode van C.J. Mefles en Langendoen de CIDinformatie slecht met andere rechthebbenden werd gedeeld. Informatie van nationaal of internationaal belang werd zeer beperkt in- of doorgezonden. De CID-administratie werd voornamelijk voor intern gebruik gehouden. Opgemerkt dient te worden dat eind jaren tachtig, begin jaren negentig het in- of doorzenden van CID-informatie door een aantal andere CID’en ook matig geschiedde;
* De RCID Kennemerland levert zijn subjecten sinds maart 1995 (periode-Woest) aan bij de NCID ten behoeve van de landelijk bevraagbare CIDSI. De verplichting voor het aanleveren van subjecten geldt vanaf de inwerkingtreding van de CID-regeling 1986. De RCID Kennemerland is pas sinds maart 1995 geautoriseerd voor het gebruik van de CIDSI;
lees meer
Onderzoek Fort-team – Uitgangspunten rapportageMarch 1, 1999
1.6. Uitgangspunten rapportage
Een aantal voor deze rapportage relevante begrippen is in de bijgevoegde lijst opgenomen. De opvatting over verantwoordelijkheden, zoals door het team gehanteerd en de zienswijze van een aantal hoofdpersonen daarop, komen in paragraaf 1.?. aan de orde.
Verder is van belang te expliciteren wat door het team nu eigenlijk als ‘betrokkenheid van de RCID Kennemerland’ wordt gezien. Van betrokkenheid van deze RCID werd uitgegaan indien één van de volgende aspecten zich voordeed:
– informatie afkomstig was van de RCID;
– de operatie geïnitieerd was door de RCID;
– de operatie uitgevoerd werd door de RCID;
lees meer
Feitelijke situatie en werkwijze Kennemerland – InleidingMarch 1, 1999
4. FEITELIJKE SITUATIE EN WERKWIJZE KENNEMERLAND
4.0. Inleiding
In hoofdstuk II is ingegaan op de ontwikkeling van het CID-werk. Het beschreef de totstandkoming van CID’en, de regelgeving, de CID-structuur, de functie en de cultuur en het heeft een referentiekader verschaft waartegen het functioneren van de RCID Kennemerland kan worden afgezet.
In hoofdstuk IV worden de feitelijke situatie en de werkwijze van de RCID Kennemerland beschreven. Ingegaan wordt op de organisatorische omstandigheden, werksfeer, aansturing, omgang met informanten en opsporingsmethoden.
Onderzoek Fort-team – VerantwoordelijkhedenMarch 1, 1999
1.7. Verantwoordelijkheden
1.7.1. Gezag over de politie
De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.’, zo luidt de tekst van artikel 2 van de Politiewet 1993. Alle politie-activiteiten worden dus uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag: burgemeester of OM.
lees meer
Feitelijke situatie en werkwijze Kennemerland – Organisatorische omstandigheden KennemerlandMarch 1, 1999
4.1. Organisatorische omstandigheden Kennemerland
In paragraaf 4.1. worden de organisatorische omstandigheden van de RCID Kennemerland beschreven. Hierbij wordt aandacht besteed aan de opbouw en omvang van deze RCID vanaf 1990, de personele bezetting en leiding in die periode. Tevens wordt de sollicitatieprocedure rond de vacature ‘adjudant Inwinning’ belicht. Met betrekking tot Van Vondel worden zijn ontslagprocedure, zijn ‘part-time’ werkzaamheden voor de RCID Kennemerland en zijn werkzaamheden voor de politie, die hij uitvoerde nadat hij met ontslag was gegaan, beschreven. In deze paragraaf wordt tevens een beschrijving gegeven van de toerusting van de medewerkers van de RCID. Hierover werden slechts in beperkte mate gegevens in de administratie van Kennemerland aangetroffen.
Verder wordt besproken welke werkafspraken er waren voor personeel van de RCID Kennemerland met betrekking tot de tijdsbesteding ten behoeve van het IRT.
lees meer
Onderzoek Fort-team – DiversenMarch 1, 1999
1.8. Diversen
1.8.1. Spanningen in het ressort Amsterdam
Tijdens het onderzoek van het Fort-team werd regelmatig gestoten op grote, voornamelijk persoonlijke, tegenstellingen in het ressort Amsterdam. Voor het grootste deel zijn deze tegenstellingen terug te voeren op de spanningen rond – de opheffing van – het IRT. Ze benadelen zonder twijfel de politiële en justitiële samenwerking en daarmee een effectieve en efficiënte misdaadbestrijding. Ook de bereidheid om aan het rijksrecherche-onderzoek mee te werken werd hierdoor negatief beïnvloed. Gelet op de verbondenheid van de rijksrecherche met de PG (daaraan is de rijksrecherche immers toegevoegd) en de niet onomstreden rol van de PG in het Amsterdamse ressort, werd door sommigen de onafhankelijkheid van de rijksrecherche Amsterdam in twijfel getrokken.
lees meer
Feitelijke situatie en werkwijze Kennemerland – VerantwoordelijkhedenMarch 1, 1999
4.2. Verantwoordelijkheden
4.2.1. Verantwoordelijken in de politielijn Kennemerland
Tot 1 februari 1992 was de Haarlemse korpsleiding verantwoordelijk voor de werkzaamheden van de CID in het Haarlemse korps (en dus ook, ingevolge de CID-regeling van 1986, voor de regionale CID).
Straver hield zich voor de IRT-affaire ( periode tot eind 1993) alleen bezig met de beheersmatige aspecten van de CID. Inhoudelijk hield hij zich bezig met de vraag op wat voor criminaliteit de CID zich diende te richten.
De operationele aansturing van de CID liet Straver over aan zijn recherchechef en de beoordeling van proportionaliteit en subsidiariteit aan het OM, met name aan de CID-OVJ. Voor wat betreft de verantwoordelijkheid voor activiteiten ten behoeve van het IRT, was Straver van mening, dat deze thuishoorde bij de korpsleiding en het OM in Utrecht en in de laatste fase van het IRT, in Amsterdam. Op basis van de afspraak dat de onderzoeken van het IRT van de korpsen zouden worden afgeschermd, heeft Straver zich niet inhoudelijk bezig-gehouden met deze onderzoeken.
lees meer
VoorkantMarch 1, 1999
Voorkant 
Financiën – Geldstromen Belgische sapfabriekMarch 1, 1999
7.5. Geldstromen Belgische sapfabriek
In deze paragraaf wordt ingegaan op geldstortingen gedaan op verschillende bankrekeningen die een relatie hebben met de Sapman. In paragraaf 7.5.1 wordt de methode van onderzoek en de verantwoording daarvan beschreven.
Daarna wordt ingegaan op stortingen gedaan op bankrekeningen die niet direct zijn terug te vinden in de administratie van de Belgische sapfabriek, het bedrijf van Sapman (7.5.2). Vervolgens worden andere onbekende stortingen die zijn vastgesteld in de administratie van die fabriek bekeken (7.5.3). Daarna wordt ingegaan op de financiële transacties tussen die fabriek en de fabriek in Zuid-Amerika (7.5.4). In paragraaf 7.5.5. wordt ingegaan op het (mogelijke) zwart geld circuit van de Belgische sapfabriek en zullen in paragraaf 7.5.6. de conclusies worden vermeld.
lees meer
Financiën – Recapitulatie mogelijke informele geldstromenMarch 1, 1999
7.6. Recapitulatie mogelijke informele geldstromen
In deze paragraaf zal een overzicht worden gegeven van alle tot op dit moment bekende informele geldstromen. Hierbij wordt in eerste instantie een totaaloverzicht gegeven van de informele geldstromen die blijken uit de door Langendoen bij de PEC afgegeven investeringsoverzichten en andere vastgestelde investeringen (7.6.1). Daarna zal een totaal-overzicht worden gegeven van de gemaakte kosten in container-trajecten (7.6.2). Vervolgens zal een totaaloverzicht worden gegeven van de informele geldstromen vastgesteld in de administratie van de Belgische sapfabriek en de daarmee direct dan wel indirect samen-hangende bankrekeningen (7.6.3).
Afgesloten zal worden met een totaal recapitulatie van de aangetoonde informele geldstromen (7.6.4).
lees meer
Ten GeleideMarch 1, 1999
Ten Geleide
Rapporten van de rijksrecherche worden over het algemeen niet gepubliceerd. Gelet op de publiciteit rond het instellen en uitvoeren van het onderzoek naar het functioneren van de RCID Kennemerland en de vele betrokkenen en belanghebbenden daarbij, kon het niet anders dan dat dit rijksrecherche-rapport wel openbaar gemaakt zou worden.
Veel is al bekend geworden vanuit het rapport van de PEC. Met de voorzitter en vice-voorzitter van deze commissie zijn, lopende het onderzoek, vrij intensieve contacten onderhouden. Tussen de beide politieministers en de PEC werd immers, gelet op de be palingen van de wet op de parlementaire enquête, in febmari 1995 afgesproken dat ‘de commissie, in de persoon van haar voorzitter of bij ontstentenis de vice-voorzitter, alle gegevens die ter kennis komen van de commissie, haar medewerkers of de onde rzoeksgroep Fijnaut kan verifiëren door kennisname van niet-geanonimiseerde en niet-gecodeerde gegevens.
lees meer
Lijst van meest voorkomende namenMarch 1, 1999
Lijst van meest voorkomende namen
Augusteijn, A.W.P.
Chef CID van KTR, daarvoor van het IRT
Baarle, B. van
Korpschef Limburg Noord, vanaf de oprichting tot juli 1993 algemeen teamleider IRT, werkzaam bij de gemeentepolitie Utrecht
Bakker, G.J.C.M.
Teamleider FIOD Haarlem, voor januari 1994 plv.teamleider
lees meer
Overige trajecten – XTC-Engeland-trajectJanuary 1, 1999
6.3 XTC-ENGELAND-TRAJECT
6.3.0. Inleiding
In het kader van het onderzoek dat het Fort-team heeft ingesteld naar het functioneren van de CID van het regionale politiekorps Kennemerland in de periode van 1990 tot heden werd eveneens de betrokkenheid van de genoemde dienst onderzocht met betrekking tot een zogenoemd XTC-traject.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>