Onderzoek Fort-team – Uitgangspunten rapportageMarch 1, 1999
1.6. Uitgangspunten rapportage
Een aantal voor deze rapportage relevante begrippen is in de bijgevoegde lijst opgenomen. De opvatting over verantwoordelijkheden, zoals door het team gehanteerd en de zienswijze van een aantal hoofdpersonen daarop, komen in paragraaf 1.?. aan de orde.
Verder is van belang te expliciteren wat door het team nu eigenlijk als ‘betrokkenheid van de RCID Kennemerland’ wordt gezien. Van betrokkenheid van deze RCID werd uitgegaan indien één van de volgende aspecten zich voordeed:
– informatie afkomstig was van de RCID;
– de operatie geïnitieerd was door de RCID;
– de operatie uitgevoerd werd door de RCID;
lees meer
Onderzoek Fort-team – BelemmeringenMarch 1, 1999
1.5. Belemmeringen
Het was lastig voor het team dat de onderzoekstijd samenliep met die van de PEC. De ‘angst voor Van Traa’, de voorrang die de PEC in het onderzoeksveld (terecht) kreeg en het informatieve eenrichtingverkeer tussen team en PEC werkten complicerend. De PEC stelde aan politie en justitie zeer korte termijnen om informatie te leveren; het Fort-team werd op dit punt vele malen trager en soms in het geheel niet bediend. Daarnaast werd het verzoek van het Fort-team om medewerking door sommigen wel volledig, maar door te velen slechts ten dele gehonoreerd.
lees meer
Onderzoek Fort-team – Rapportage en overlegMarch 1, 1999
1.4. Rapportage en overleg
Schriftelijke rapportage: Over de onderzoeksresultaten werd vier maal een schriftelijke tussenrapportage ten behoeve van de opdrachtgevers verzorgd: op 29 mei, 28 juni, 22 september en 3 november 1995. Op 7 september werd de eindverantwoordelijke PG Gonsalves schriftelijk nader geïnformeerd. Al deze schriftelijke rapportages werden door de teamleiding weer ingenomen nadat betrokkenen deze hadden gelezen. Op 7 juni 1995 werd via de opdrachtgevers schriftelijk aan de minister van Justitie gerapporteerd.
De eerste tussenrapportage leidde tot een brief van de PG aan de hoofdofficieren van justitie, waarin strikte voorwaarden werden verbonden aan het gecontroleerd doorlaten van verdovende middelen. Zo moesten voortaan zowel de OVJ, competent voor de binnenkomst van de zending in Nederland, als de OVJ waar de zending uiteindelijk terecht zou komen, akkoord gaan; het ‘slot’ op de containerdoorvoer met verdovende middelen. Begin juni 1995 leidde dit tot de ministeriële beleidslijn dat gecontroleerd doorlaten niet toegestaan was, tenzij aan zeer strikte voorwaarden was voldaan.
lees meer
Onderzoek Fort-team – WerkwijzeMarch 1, 1999
1.3. Werkwijze
Op 24 april 1995 bepaalde de minister van Justitie dat, gelet op artikel 18, vijfde lid van de Wet politieregisters
‘voor de duur van het onderzoek naar het functioneren van de criminele inlichtingen. dienst van het regionale politiekorps Kennemerland alle voor dit onderzoek van belang zijnde gegevens uit registers gehouden bij de Criminele inlichtingendiensten verstrekt worden aan de personen, die door de betrokken Procureur-Generaal zijn belast met het doen van dit onderzoek’
Verder vermeldde het besluit dat
‘een ieder, die daartoe bij of krachtens de Wet politie registers gemachtigd is, verplicht is aan deze personen gegevens uit de bij de Criminele inlichtingendiensten gehouden registers te verstrekken’
De administratie van de RCID Kennemerland werd kort daarop beschikbaar gesteld.
lees meer
Onderzoek Fort-team – Teamsamenstelling en teambeheerMarch 1, 1999
1.2. Teamsamenstelling en teambeheer
Het heeft vele weken gekost voordat het Fort-team op de gewenste personele sterkte was en over de voor het onderzoek minimale functionaliteiten beschikte. Voor een deel had dit te maken met de geringe omvang van de totale rijksrecherche (ca. 45 rechercheurs), de geografische spreiding over het land van deze dienst en het feit dat de rijksrecherche slechts generalistische rechercheurs kent. Gedegen kennis van CID-werk ontbreekt bij de rijksrecherche, misdaadanalisten zijn niet aanwezig en dat geldt ook voor grondige kennis van financiële onderzoeksmethoden. Ook het gedurende langere tijd in (een groter) teamverband werken komt zeer weinig bij de rijksrecherche voor. Alleen het, in de tachtiger-jaren, verrichte onderzoek naar fraude bij het algemeen burgerlijk pensioen fonds (ABP-affaire) kan qua omvang en tijdsduur enigszins worden vergeleken, alhoewel daar sprake was van een strafrechtelijk onderzoek. Een geautomatiseerd, ondersteunend administratiesysteem voor recherche-onderzoeken (en de bijbehorende kennis daarvan) was ook niet bij de rijksrecherche aanwezig en bleek elders moeilijk verkrijgbaar.
lees meer
Onderzoek Fort-team – InleidingMarch 1, 1999
1. ONDERZOEK FORT-TEAM
1.0. Inleiding
Het verrichten van een feitenonderzoek naar de activiteiten van een criminele inlichtingen-dienst is bijna een ‘mission impossible’. Kenmerk van vele activiteiten van een dergelijke dienst is immers de afscherming van die activiteiten; het voorkomen dat niet-betrokkenen, ook externe onderzoekers, zicht daarop kunnen krijgen. Reden van die afscherming is gelegen in de noodzaak degene die informatie verstrekt of handelingen ten behoeve van de politie verricht, onbekend te laten zijn. Lukt dat niet dan zullen nog weinigen bereid zijn informatie te verstrekken over criminele activiteiten waaraan grote financiële en persoonlijke belangen verbonden zijn. Wanneer bekend wordt dat een bepaald persoon dergelijke informatie ver-strekt heeft kan dat immers levensbedreigende situaties opleveren.
lees meer
EpiloogMarch 1, 1999
Epiloog
In het onderzoek naar het functioneren van de RCID Kennemerland zijn niet alle feiten boven water gekomen. Sommige twijfels zijn gebleven, nieuwe twijfels zijn ontstaan. Een exrunner van deze RCID gaf nog recent ‘off the record’ aan dat pas als hij het achterste van zijn tong zou laten zien de rijksrecherche een beeld zou krijgen van wat er werkelijk aan de hand was geweest. “Daar hebben jullie nu nog geen notie van.”
Dat stemt onbehaaglijk. Ook onbevestigde informatie uit de criminele wereld over de werkelijke rol van de zgn. ‘groei-informant’ geeft aanleiding tot scepsis. Vraagtekens rond de huidige activiteiten van Van Vondel versterken deze.
lees meer
Samenvattende bevindingenMarch 1, 1999
SAMENVATTENDE BEVINDINGEN OVER HET FUNCTIONEREN VAN DE RCID KENNEMERLAND TUSSEN 1990 en 1995.
Hoofdbevindingen
*De RCID Kennemerland is te karakteriseren als een ongeorganiseerde dienst, waaraan geen leiding werd gegeven en waarop geen enkele inhoudelijke controle werd uitgeoefend.
*Basisregels m.b.t. het runnen van informanten en infiltranten zijn bij de RCID Kennemerland veelvuldig en in grove mate geschonden.
lees meer
BesluitMarch 1, 1999
Besluit 
Lijst met gehanteerde Douane-begrippenMarch 1, 1999
Lijst met gehanteerde Douane-begrippen
1.Bill of Lading
2. Aankomstbericht
3. Interchange
4. T-1 dokument
5. Factuur douane-expediteur 1.
6. IM-4 invoeraangifte
7. Handelsfactuur betreffende levering goederen
ad 1)Het cognossement, ook wel Bill of Lading genoemd, is een gedagtekend geschrift waarin de vervoerder verklaart dat hij bepaalde goederen in ontvangst heeft genomen teneinde deze te vervoeren (over zee) naar een aangewezen bestemmingsplaats en aldaa r uit te leveren aan een aangewezen persoon of diens order en waarin staat aangegeven onder welke voorwaarden de uitlevering zal geschieden.
lees meer
Lijst van meest gehanteerde begrippenMarch 1, 1999
Lijst van meest gehanteerde begrippen
Informant:
Iemand die, onder waarborging van diens anonimiteit, anders dan als getuige, aan een opsporingsambtenaar, al dan niet gevraagd, inlichtingen verstrekt over een gepleegd of nog te plegen strafbaar feit. (definitie CTC 1 – 11 – 1995)
Infiltrant:
De politiefunctionaris of burger die, al dan niet onder de dekmantel van een aangenomen identiteit, onder gezag van het Openbaar Ministerie en onder regie van de politie, (het criminele milieu binnendringt en) in het criminele milieu toepasselijke hand elingen verricht of zal gaan verrichten, dan wel aan een (criminele) Organisatie goederen of diensten levert, ten behoeve van de opsporing en vervolging van gepleegde of nog te plegen strafbare feiten. (definitie CTC 1-11-1995)
N.B.: Met name de grens tussen infiltrant en informant is van belang. De wijze van optreden is hiervoor bepalend. De infiltrant pleegt in het milieu toepasselijke handelingen; dat zijn (relevante) handelingen die het strafbare gedrag in het milieu in o verheersende mate kunnen beïnvloeden.
lees meer
Lijst van afkortingenMarch 1, 1999
Lijst van afkortingen
AG Advocaat-Generaal
ARI Afdeling Recherche Informatie van de CRI
AT Arrestatie team
lees meer
SchemaMarch 1, 1999
Schema 
SchemaMarch 1, 1999
Schema 
VoorkantMarch 1, 1999
Voorkant 
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>