De Criminele Inlichtingendienst – Rapport CID-ethiekMarch 1, 1999
2.6. Rapport CID-ethiek
In 1991 en 1992 heeft de Begeleidingscommissie CID de RAC verzocht aandacht te besteden aan de ethische aspecten verbonden aan het inlichtingenwerk van CID’en. De reden was het ontbreken van hanteerbare regels voor de wij ze waarop de CID haar informatie vergaarde en het ontbreken van uniformiteit in opvatting binnen het OM.
In 1993 werd hiertoe een werkgroep Ethische Aspecten van CID-werkzaamheden ingesteld. Deze werkgroep kreeg tot taak een handreiking/ leidraad voor CID-functionarissen op te stellen waarin normatieve, ethische criteria worden gegeven voor het CID-werk.
De werkgroep had o.a. tot uitgangspunt dat politie en justitie hun werk op fatsoenlijke wijze dienden te verrichten. Dat betekende dat voorwaarden aanwezig moesten zijn waarbinnen politiemensen rechtmatig kunnen handelen. Er moest voor worden gezorgd dat gevaren voor persoonlijke corrumpering zo klein mogelijk zouden zijn. Er moesten maatregelen genomen worden om afglijden van politiemensen naar ongewenst optreden te voorkomen.
lees meer
De Criminele Inlichtingendienst – Werkwijze en methodieken CIDMarch 1, 1999
2.5. Werkwijze en methodieken CID
Bij de eerder omschreven klassieke CID-functie lag de nadruk op het vergaren, bewerken, analyseren, registreren en verstrekken van criminele inlichtingen ingewonnen via de methodieken ‘runnen van informanten en observatie’. In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkeling van het runnen van informanten, de groei naar infiltratie, observatie, de toepassing van de methodiek gecontroleerde aflevering, de open-en gesloten CID-fase en de U-bocht constructie’.
lees meer
De Criminele Inlichtingendienst – Verantwoordelijkheid politieregisters volgens regelgevingMarch 1, 1999
2.4. Verantwoordelijkheid politieregisters volgens regelgeving
De verantwoordelijkheid over de bij de regiopolitie gevoerde politieregisters, ligt volgens de regelgeving getrapt, te weten bij de beheerder en de registerbeheerder, terwijl de dagelijkse leiding is opgedragen aan het hoofd van de CID.
Onder beheerder wordt volgens artikel 1 onder f van de Wet politieregisters verstaan (bij een regionaal politiekorps): de in gevolge de Politiewet als korpsbeheerder aangewezen burgemeester.
Onder registerbeheerder wordt volgens artikel 1 onder k van de CID-regeling 1995 verstaan: ‘de functionaris die onder verantwoordelijkheid van de beheerder, bedoeld in artikel 1, onder f van de Wet politieregisters, belast is met het daadwerkelijk beheer over het CID-register en het ‘grijze veld ‘-register’
Hoewel de term registerbeheerder niet als zodanig in de Wet politieregisters is terug te vinden, heeft deze algemeen ingang gevonden en wordt daarmee geduid op de korpschef.
lees meer
De Criminele Inlichtingendienst – Gebruikelijke administratie binnen een RCIDMarch 1, 1999
2.3. Gebruikelijke administratie binnen een RCID
Ingevolge de CID-regeling dient een CID ter uitvoering van haar taak diverse gegevens te registreren. Dit houdt in feite de verplichting in tot het bijhouden van een CID-administratie. Privacy-technisch gezien valt alles, wat binnen een CID geregistreerd wordt, onder de algemene noemer politieregister CID, respectievelijk politieregister ‘Grijze veld’
Los daarvan worden ook registraties, zoals CID-journaals, gevoerd, maar soms maken deze integraal onderdeel uit van de eigenlijke CID registratie.
lees meer
De Criminele Inlichtingendienst – Regelgevend kader CID’enMarch 1, 1999
2.2. Regelgevend kader CID’en
In de voorgaande paragrafen is de ontwikkeling van de CID, de functie en de cultuur besproken. In deze paragraaf wordt ingegaan op de regelgeving die mede naar aanleiding van deze ontwikkeling ontstaan is.
Gezien de taak van CID’en: ‘de opsporing en het voorkomen van misdrijven, die gezien hun ernst of frequentie dan wel het georganiseerd verband waarin ze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken’, kan gesteld worden, dat de werkzaamheden van CID’en vallen onder de noemer ‘opsporingsactiviteiten’. Dit kan het toepassen van dwang-middelen betekenen die een inbreuk maken op iemands privacy. De eerste regelgeving die betrekking had op het CID-werk verscheen in augustus 1985, gevolgd door de CID-regeling in 1986. Deze regelingen gingen nauwelijks in op de toepassing van opsporingsmethodieken.
lees meer
De Criminele Inlichtingendienst – CID in NederlandMarch 1, 1999
2.1. CID in Nederland
2.1.1. Ontstaansgeschiedenis CID’en
De criminaliteitsontwikkeling eind jaren zestig, begin jaren zeventig, was reden onderzoek te verrichten naar verdergaande recherchesamenwerking op regionaal en landelijk niveau.
De Nederlandse politie verloor in deze jaren steeds meer greep op de ernstige vormen van criminaliteit. De veranderende vormen van criminaliteit, waardoor er meer samenwerkingsverbanden tussen criminelen ontstonden, hun toenemende mobiliteit en de steeds ruimer wordende technische mogelijkheden waren hier onder andere oorzaak van. Door te weinig zicht op het doen en laten van criminelen werd de opsporing bemoeilijkt en bleven resultaten achter. Bij de politie, die in die tijd nog voornamelijk reactief werkte, groeide het besef dat de inwinning en verzameling van inlichtingen over crimineel handelen de misdaadbestrijding ten goede zouden kunnen komen. Meer kennis van de activiteiten van de crimineel zou leiden tot het efficiënter en effectiever verrichten van het recherchewerk. De voorlopers van de eerste CID’en waren de individuele tactische rechercheurs, die hun vroegere verdachten uit de verhoorkamer als contact behielden. De informatie werd opgeslagen in het bekende zakboekje. Iedere structuur ontbrak.
lees meer
De Criminele Inlichtingendienst – InleidingMarch 1, 1999
2. DE CRIMINELE INLICHTINGENDIENST
2.0. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van het CID-werk in de afgelopen 30 jaar. Het beschrijft de totstandkoming van CID’en, regelgeving, de CID-structuur, functie en cultuur. Verder wordt ingegaan op wat zoal gebruikelijk aan CID-administratie binnen een politieregio wordt aangetroffen, de verantwoordelijkheid voor politieregisters en de evolutie van de werkwijze en methodieken van CID’en.
Doel van dit hoofdstuk is een kader te verschaffen aan de hand waarvan de resultaten van dit onderzoek naar het functioneren van de RCID Kennemerland kunnen worden beoordeeld.
Bovendien worden daarmee de invalshoeken duidelijk van waaruit het rijksrechercheteam haar onderzoek verricht heeft.
Onderzoek Fort-team – DiversenMarch 1, 1999
1.8. Diversen
1.8.1. Spanningen in het ressort Amsterdam
Tijdens het onderzoek van het Fort-team werd regelmatig gestoten op grote, voornamelijk persoonlijke, tegenstellingen in het ressort Amsterdam. Voor het grootste deel zijn deze tegenstellingen terug te voeren op de spanningen rond – de opheffing van – het IRT. Ze benadelen zonder twijfel de politiële en justitiële samenwerking en daarmee een effectieve en efficiënte misdaadbestrijding. Ook de bereidheid om aan het rijksrecherche-onderzoek mee te werken werd hierdoor negatief beïnvloed. Gelet op de verbondenheid van de rijksrecherche met de PG (daaraan is de rijksrecherche immers toegevoegd) en de niet onomstreden rol van de PG in het Amsterdamse ressort, werd door sommigen de onafhankelijkheid van de rijksrecherche Amsterdam in twijfel getrokken.
lees meer
Onderzoek Fort-team – VerantwoordelijkhedenMarch 1, 1999
1.7. Verantwoordelijkheden
1.7.1. Gezag over de politie
De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.’, zo luidt de tekst van artikel 2 van de Politiewet 1993. Alle politie-activiteiten worden dus uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag: burgemeester of OM.
lees meer
Onderzoek Fort-team – Uitgangspunten rapportageMarch 1, 1999
1.6. Uitgangspunten rapportage
Een aantal voor deze rapportage relevante begrippen is in de bijgevoegde lijst opgenomen. De opvatting over verantwoordelijkheden, zoals door het team gehanteerd en de zienswijze van een aantal hoofdpersonen daarop, komen in paragraaf 1.?. aan de orde.
Verder is van belang te expliciteren wat door het team nu eigenlijk als ‘betrokkenheid van de RCID Kennemerland’ wordt gezien. Van betrokkenheid van deze RCID werd uitgegaan indien één van de volgende aspecten zich voordeed:
– informatie afkomstig was van de RCID;
– de operatie geïnitieerd was door de RCID;
– de operatie uitgevoerd werd door de RCID;
lees meer
Onderzoek Fort-team – BelemmeringenMarch 1, 1999
1.5. Belemmeringen
Het was lastig voor het team dat de onderzoekstijd samenliep met die van de PEC. De ‘angst voor Van Traa’, de voorrang die de PEC in het onderzoeksveld (terecht) kreeg en het informatieve eenrichtingverkeer tussen team en PEC werkten complicerend. De PEC stelde aan politie en justitie zeer korte termijnen om informatie te leveren; het Fort-team werd op dit punt vele malen trager en soms in het geheel niet bediend. Daarnaast werd het verzoek van het Fort-team om medewerking door sommigen wel volledig, maar door te velen slechts ten dele gehonoreerd.
lees meer
Onderzoek Fort-team – Rapportage en overlegMarch 1, 1999
1.4. Rapportage en overleg
Schriftelijke rapportage: Over de onderzoeksresultaten werd vier maal een schriftelijke tussenrapportage ten behoeve van de opdrachtgevers verzorgd: op 29 mei, 28 juni, 22 september en 3 november 1995. Op 7 september werd de eindverantwoordelijke PG Gonsalves schriftelijk nader geïnformeerd. Al deze schriftelijke rapportages werden door de teamleiding weer ingenomen nadat betrokkenen deze hadden gelezen. Op 7 juni 1995 werd via de opdrachtgevers schriftelijk aan de minister van Justitie gerapporteerd.
De eerste tussenrapportage leidde tot een brief van de PG aan de hoofdofficieren van justitie, waarin strikte voorwaarden werden verbonden aan het gecontroleerd doorlaten van verdovende middelen. Zo moesten voortaan zowel de OVJ, competent voor de binnenkomst van de zending in Nederland, als de OVJ waar de zending uiteindelijk terecht zou komen, akkoord gaan; het ‘slot’ op de containerdoorvoer met verdovende middelen. Begin juni 1995 leidde dit tot de ministeriële beleidslijn dat gecontroleerd doorlaten niet toegestaan was, tenzij aan zeer strikte voorwaarden was voldaan.
lees meer
Onderzoek Fort-team – WerkwijzeMarch 1, 1999
1.3. Werkwijze
Op 24 april 1995 bepaalde de minister van Justitie dat, gelet op artikel 18, vijfde lid van de Wet politieregisters
‘voor de duur van het onderzoek naar het functioneren van de criminele inlichtingen. dienst van het regionale politiekorps Kennemerland alle voor dit onderzoek van belang zijnde gegevens uit registers gehouden bij de Criminele inlichtingendiensten verstrekt worden aan de personen, die door de betrokken Procureur-Generaal zijn belast met het doen van dit onderzoek’
Verder vermeldde het besluit dat
‘een ieder, die daartoe bij of krachtens de Wet politie registers gemachtigd is, verplicht is aan deze personen gegevens uit de bij de Criminele inlichtingendiensten gehouden registers te verstrekken’
De administratie van de RCID Kennemerland werd kort daarop beschikbaar gesteld.
lees meer
Onderzoek Fort-team – Teamsamenstelling en teambeheerMarch 1, 1999
1.2. Teamsamenstelling en teambeheer
Het heeft vele weken gekost voordat het Fort-team op de gewenste personele sterkte was en over de voor het onderzoek minimale functionaliteiten beschikte. Voor een deel had dit te maken met de geringe omvang van de totale rijksrecherche (ca. 45 rechercheurs), de geografische spreiding over het land van deze dienst en het feit dat de rijksrecherche slechts generalistische rechercheurs kent. Gedegen kennis van CID-werk ontbreekt bij de rijksrecherche, misdaadanalisten zijn niet aanwezig en dat geldt ook voor grondige kennis van financiële onderzoeksmethoden. Ook het gedurende langere tijd in (een groter) teamverband werken komt zeer weinig bij de rijksrecherche voor. Alleen het, in de tachtiger-jaren, verrichte onderzoek naar fraude bij het algemeen burgerlijk pensioen fonds (ABP-affaire) kan qua omvang en tijdsduur enigszins worden vergeleken, alhoewel daar sprake was van een strafrechtelijk onderzoek. Een geautomatiseerd, ondersteunend administratiesysteem voor recherche-onderzoeken (en de bijbehorende kennis daarvan) was ook niet bij de rijksrecherche aanwezig en bleek elders moeilijk verkrijgbaar.
lees meer
Onderzoek Fort-team – InleidingMarch 1, 1999
1. ONDERZOEK FORT-TEAM
1.0. Inleiding
Het verrichten van een feitenonderzoek naar de activiteiten van een criminele inlichtingen-dienst is bijna een ‘mission impossible’. Kenmerk van vele activiteiten van een dergelijke dienst is immers de afscherming van die activiteiten; het voorkomen dat niet-betrokkenen, ook externe onderzoekers, zicht daarop kunnen krijgen. Reden van die afscherming is gelegen in de noodzaak degene die informatie verstrekt of handelingen ten behoeve van de politie verricht, onbekend te laten zijn. Lukt dat niet dan zullen nog weinigen bereid zijn informatie te verstrekken over criminele activiteiten waaraan grote financiële en persoonlijke belangen verbonden zijn. Wanneer bekend wordt dat een bepaald persoon dergelijke informatie ver-strekt heeft kan dat immers levensbedreigende situaties opleveren.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>