• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grondrechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branche van het wegtransport – 8. DE ECONOMISCHE POSITIE VAN DE WEGVERVOERSBRANCHE

    8. DE ECONOMISCHE POSITIE VAN DE WEGVERVOERSBRANCHE:
    CONCLUSIE

    Het goederenvervoer over de weg is n van de snelst groeiende
    branches op de internationale markt. De produktie en consumptie
    nemen wereldwijd al decennia lang toe en aan deze ontwikkeling
    lijkt voorlopig geen eind te komen. De wereldhandel en daarmee het
    internationaal verkeer van goederen groeit en blijft groeien. Op de
    Europese markt profiteert het goederenvervoer over de weg van deze
    toenemende goederenstroom. Nederland heeft hierin een prominente
    plaats; met Rotterdam als haven dient het land als de belangrijkste
    poort van het continent. Het openen van de Europese binnengrenzen
    heeft de handelsstroom nog verder doen toenemen en ook hiervan
    profiteert het Nederlands wegtransport ruimschoots. De recente
    balansen van organisaties als het Koninklijk Nederlands Vervoer of
    Transport en Logistiek Nederland schetsen een achteruitgang in de
    financieel-economische positie van de branche: de opbrengsten
    lijken op
    alle fronten fors terug te lopen. De laatste rentabiliteitscijfers
    van de Nederlandse ondernemingen zijn inderdaad teleurstellend.
    Maar wanneer de cijfers over langere termijn worden bekeken, blijkt
    de zaak toch anders te liggen. De Nederlandse wegvervoersbranche
    heeft een aantal goede jaren – vooral 1986 en 1987 – achter de rug.
    Wanneer de huidige resultaten aan de cijfers uit die jaren
    gespiegeld worden, zien ze er droevig uit. Veel statistieken in de
    economische rapporten van de branche beginnen dus ook met de
    bedrijfsresultaten uit 1986; een sterk dalende lijn vanaf dat jaar
    is dan het logische gevolg. Wanneer de huidige economische
    resultaten worden afgezet tegen eerdere jaren, geeft dit een heel
    ander beeld; over langere tijd gezien vertonen bijna alle
    resultaten een positief stijgende lijn.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 7.2 De chauffeurscultuur

    7.2 De chauffeurscultuur

    Chauffeurs zijn over het algemeen laag opgeleid. Bijna zeventig
    procent van alle chauffeurs heeft een LBO-opleiding of lager; ruim
    twintig procent doorliep alleen de lagere school (Nota TLN, 1994).
    Een bevestiging van het stereotype dat wil dat deze jongens op
    school meer uit het raam naar vrachtauto’s zaten te kijken, dan in
    hun boeken. Het is ook een echte mannencultuur; het aantal vrouwen
    in het chauffeursbedrijf groeit weliswaar, maar bedroeg in 1991 nog
    maar vier procent (Nota TLN, 1994). Op de baas wordt heel wat
    afgescholden. De snelheidsbegrenzer en tachograafschijven zijn zeer
    impopulair, want die perken de vrijheid van handelen in: het aantal
    stops, de gemiddelde snelheid en het precieze aantal gereden en
    geruste uren zijn na de rit door de baas precies te controleren.
    Nog verder gaat de satelliet-controle die een groeiend aantal
    internationale transportondernemingen heeft: via schotelverbinding
    kan de ondernemer op ieder tijdstip zien waar zijn chauffeurs zich
    bevinden. Volgens een genterviewde transporteur wilden zijn
    chauffeurs in eerste instantie niets weten van deze nieuwe
    controlemogelijkheid, maar willen ze nu niet meer zonder. Vooral op
    overval-gevoelige landen biedt de directe communicatiemogelijkheid
    een gevoel van veiligheid.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 2.1. De sterke positie van Nederland

    2. DE EUROPESE EN NATIONALE VERVOERSMARKT

    2.1. De sterke positie van Nederland: enkele cijfers

    Het internationaal goederenvervoer over de weg in Europa neemt
    enorm toe. In 1981 werd er op het continent 138 miljoen ton aan
    goederen over de weg vervoerd. In twaalf jaar tijd verdubbelde deze
    hoeveelheid zich tot
    275 miljoen ton in 1993 (TLN, 1994). Het aandeel van Nederland
    daarbinnen is op verschillende manieren te meten. Kijken we eerst
    naar de relatieve positie ten opzichte van andere Europese landen,
    dan is Nederland thans de grootste transporteur van goederen over
    de weg. Ons land verzorgde in 1991 bijna 28 procent van het totale
    Europese goederenvervoer. Frankrijk volgt op afstand met iets meer
    dan 18 procent en Duitsland staat derde met bijna zeventien
    procent. Het Belgische aandeel bedraagt zestien procent en maakt
    dit land tot de vierde vervoerder binnen de Unie. Verder volgen,
    naar grootte: Itali, Spanje, Engeland, Denemarken, Portugal,
    Luxemburg, Ierland en Griekenland (TLN, 1994).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 7.1 De bedrijfscultuur van de transportondernemer

    7. HET KARAKTER VAN DE BRANCHE

    7.1 De bedrijfscultuur van de transportondernemer

    De meeste goederenvervoersbedrijven zijn klein. Veel
    transportondernemingen zijn, al dan niet uitgegroeide,
    familiebedrijven. Meestal is het bedrijf van vader op zoon
    overgegaan en werkt een aantal broers samen. Vader is klein
    begonnen; soms nog met een fiets- of paardekar. De bedrijfscultuur
    is conservatief. Mede gevoed door het jarenlang sterk beperkend
    capaciteitsbeleid van de overheid, zijn ondernemers in deze branche
    sterk gericht op uitbreiding van hun wagenpark. Hieraan wordt het
    succes afgemeten. Groot is lekker lijkt de gemiddelde ondernemer te
    denken en hij wordt hierin aangemoedigd door de verlokkingen van
    ogenschijnlijk gemakkelijke leasecontracten. Nog steeds wordt
    iedere cent het liefst omgezet in een uitbreiding van het tonnage,
    ook al gaat dit tegen de economische ontwikkelingen in.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 6.2. Diefstal en overvallen

    6.2. Diefstal en overvallen

    In 1992 werden tweehonderd gestolen vrachtwagens bij Transport
    en Logistiek Nederland gemeld; ruim dertien procent meer dan het
    jaar daarvoor. Deze stijging alarmeerde transporteurs, hun
    branche-organisatie en verzekeraars en voor het eerst ontstond er
    in de vervoerswereld serieuze aandacht voor de
    diefstalproblematiek. De jaren daarop nam het aantal gestolen
    wagens en ladingen echter meteen weer af: In 1993 werden 173 trucks
    ontvreemd, in 1994 waren dat er 147 en in de eerste helft van 1995
    zijn er relatief nog minder diefstallen gemeld. Met het oprollen
    van twee grote diefstalbendes in 1994, is de angel verwijderd,
    meent TLN. Harde tellingen van het aantal gestolen vrachtwagens
    zijn er echter niet, omdat de politie rubriceert op bedrijfswagens
    waaronder ook alle voertuigen die op grijs kenteken rijden, worden
    geteld. De tellingen via verzekeringsmaatschappijen zijn eveneens
    niet bruikbaar, omdat voor n transport vaak bij meedere
    maatschappijen – soms zelfs in verschillende landen – is verzekerd:
    de trekker hier, de oplegger daar en de lading weer ergens anders.
    Vergelijk de deelstudie autocriminaliteit in deze serie van G.
    Bruinsma: ook hij stelt vast dat er geen harde cijfers van
    vrachtwagendiefstal bestaan, en noemt schattingen die
    overeenstemmen met de getallen die in dit rapport staan
    geschreven.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 6.1 De relevantie voor het onderzoek

    6. DE BRANCHE ALS SLACHTOFFER VAN DIEFSTAL EN
    OVERVALLEN

    6.1 De relevantie voor het onderzoek

    Op basis van kansberekening is het logisch dat Nederlandse
    vrachtwagens in Europees verband het meest aan diefstal onderhevig
    zijn: Nederland heeft immers het grootste aandeel in dit vervoer.
    Daar komt nog eens bij dat de Nederlandse vervoerders relatief de
    meest hoogwaardige goederen vervoeren, en daarmee ook met de meest
    kostbare ladingen rondrijden: de Nederlandse transporteur is immers
    befaamd om zijn hoge arbeidskwaliteit. Het is niet raar dat deze
    rondrijdende juwelen doelwit worden van diefstalbendes. Waarom
    staan we in een verslag over de georganiseerde misdaad stil bij de
    vraag in hoeverre een branche als die van het wegtransport
    slachtoffers telt van kleine criminaliteit? De eerste reden ligt
    voor de hand. Als de schadepost ten gevolge van diefstal en
    roofovervallen hoog is, draagt dat bij tot ongunstige
    bedrijfsresultaten en daaraan kennen we in dit verslag veel waarde
    toe als het erom gaat te begrijpen waarom ondernemers met de
    georganiseerde misdaad in zee gaan. Bovendien kost de kleine
    criminaliteit veel aan preventie (beveiliging van bedrijfsterreinen
    en van vrachtwagens) en een hoge verzekeringspremie. Ten tweede zou
    hier heel goed hetzelfde mechanisme kunnen werken dat we in de
    algemene inleiding tot dit rapport over de branches hebben leren
    kennen als de invloed van slachtofferschap op de morele overtuiging
    van mensen en normovertredend gedrag. Dit geldt in het bijzonder
    als de overtuiging bestaat dat de overheid de belangen van de
    branche niet meer behartigt. Dat dit laatste het geval is blijkt
    uit het volgende hoofdstuk 7 waar de bedrijfscultuur aan de orde
    komt.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 5.5 De gevolgen van open grenzen Europa

    5.5 De gevolgen van open grenzen Europa

    De positieve gevolgen zijn over het algemeen: 1) de toename van
    het grensoverschrijdende goederenvervoer over de weg, vooral naar
    de voormalige oostblok-landen, 2) het vrijgeven van cabotage, dat
    wil zeggen: binnenlands vervoer door Nederlandse vervoerbedrijven
    in het buitenland, waardoor de wagens intensiever gebruikt kunnen
    worden omdat ze minder vaak leeg hoeven te rijden, en 3) de minder
    lange wachttijden aan de grenzen (besparing van tijd en geld). Als
    negatieve gevolgen gelden: 1) verhogingen van de dieselaccijnzen,
    2) een beperking van de fiscale aftrekmogelijkheden, 3) verhogingen
    van de motorrijtuigenbelasting, 4) de invoering van het
    Euro-vignet, en 5) de toegenomen concurrentie met de
    lage-lonenlanden.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 5.4 Kostenstijgingen

    5.4 Kostenstijgingen

    In 1994 stegen de kosten gemiddeld met ruim vijf procent. Het
    betreft vooral een toename van de personeelskosten,
    verzekeringskosten en van de motorrijtuigenbelasting. De loonkosten
    van chauffeurs stegen in n jaar tijd met 3,6 procent, maar daar
    staat weer een verlaging van de verblijfskosten met n procent
    tegenover. De brandstofprijzen daalden in 1995 ten opzichte van
    1994 met 2,5%, maar de dieselaccijns nam in de laatste vijf jaar
    met 149 procent toe (van 29 cent per liter in 1989 naar 68 cent in
    1995). Nu zeggen de gemiddelde kosten niet zoveel, want de prijzen
    verschillen sterk per land waarop gereden wordt. De verhogingen van
    accijnzen en belastingen hangen echter vooral samen met de open
    grenzen van Europa.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 5.3 Benodigde diploma’s

    5.3 Benodigde diploma’s

    Tot voor kort was het behalen van het diploma van vakbekwaamheid
    nodig voor het verkrijgen van een ondernemersvergunning. Deze
    kwalitatieve drempel hield de wildgroei aan nieuwe toetreders nog
    enigszins onder controle. Maar hieraan kwam een eind toen de
    Europese binnengrenzen in januari 1993 wegvielen: ook buitenlandse
    ondernemersdiploma’s gelden nu. Ieder land mag zijn eigen
    exameneisen bepalen. Het Engelse diploma bleek het
    gemakkelijkst te behalen voor Nederlandse chauffeurs; met een
    spoedcursus van twee weken kan iedereen het papiertje binnenslepen
    dat nodig is om een eigen onderneming te starten. Vanaf 1 januari
    1995 is voor stukgoedvervoer in de EG het ADR-diploma
    verplicht (een deelcertificaat). Heel veel chauffeurs hebben dit
    papiertje nog niet op zak. Het nieuwste Duitse ADR-diploma kan in
    twee zaterdagen worden gehaald, terwijl men er in Nederland twee
    weken over doet. Worden er in Nederland tien open vragen op het
    ADR-examen gesteld, in Belgi is men klaar met 12 meerkeuzevragen en
    in Duitsland mogen zelfs de boeken op tafel blijven, zo lezen we in
    Truckstar – lijfblad voor chauffeurs – aflevering 12, 1994. Er is
    een run op deze cursussen ontstaan. Van de ruim tweeduizend nieuwe
    vergunningen die het NIWO (Stichting Nationale en Internatinale
    WegvervoerOrganisatie) verleende tussen mei 1992 en januari 1994,
    had nog maar tweederde deel (1255) van de aanvragers het
    Nederlandse Vakbekwaamheidsdiploma. Bijna
    eenderde van de nieuwe toetreders (646) vroeg de vergunning aan op
    grond van het Engelse diploma. Verder hadden ruim honderd
    aanvragers een Duits diploma op zak en bijna vijftig starters
    haalden hun papieren in Belgi (NIWO, 1994). Nog gemakkelijker is
    het voor chauffeurs uit bepaalde landen buiten de EG, die voor een
    Europees bedrijf rijden: een Nederlandse transportondernemer die
    voornamelijk met Turks personeel werkt, bestelt de diploma’s
    gewoon per post. Het doorgeven van de persoonsgegevens, een
    pasfotootje en een bescheiden betaling volstaat.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 5.2 Van WAG naar WGW

    5.2 Van WAG naar WGW

    Sinds de eerste oliecrisis gold in Nederland een
    capaciteitsregime, bedoeld om het aantal tonnen op de weg te
    beperken. De toenmalige wet – de Wet Autovervoer Goederen – stelde
    strenge kwantitatieve toetredingseisen; nieuwe ondernemingen
    moesten bewijzen kostendekkend te kunnen rijden en pas na twee jaar
    winstgevend ondernemerschap, werd de definitieve vergunning
    toegekend. Over ieder extra ton laadvermogen moest weer een nieuwe
    vergunning worden aangevraagd en ondernemers betaalden zelfs
    bonussen om maar aan extra tonnage te komen. De branche klaagde
    steen en been onder dit beperkende stelsel, zo staat ondermeer te
    lezen in Elsevier, 13 februari 1993.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 5.1. De toegenomen onderlinge concurrentie

    5. OORZAKEN VAN DE SLECHTE ECONOMISCHE POSITIE VAN SOMMIGE
    BEDRIJVEN

    5.1. De toegenomen onderlinge concurrentie

    Het vervoersaanbod neemt wel toe, maar niet in verhouding tot de
    voortdurende stijging van het aantal – vooral internationaal
    actieve – vervoersbedrijven. In 1993 werden er 350 nieuwe
    ondernemers geteld, vorig jaar kwamen er ruim 450 toetreders bij en
    deze groei zet zich ook in 1995 voort: in het eerste half jaar
    registreerde de vergunningverlener al bijna 240 starters (TLN,
    1995). De stijging van het aantal ondernemingen wordt door
    de branche-organisatie voornamelijk toegeschreven aan de nieuwe Wet
    Goederenvervoer over de Weg (WGW).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 4.3 Verkoopcijfers vrachtwagens

    4.3 Verkoopcijfers vrachtwagens

    De aankoop van nieuwe vrachtauto’s en trekkers daalde tussen
    1992 en 1993 sterk; er werden in 1994 vijfendertig procent minder
    vrachtauto’s en vijfenveertig procent minder trekkers verkocht dan
    in 1992; volgens Transport en Logistiek Nederland was dit een
    belangrijke indicator voor de algeheel slechte situatie bij de
    transportbedrijven (TLN, 1994). Maar in 1994 neemt het aantal
    verkopen van vrachtwagens en opleggers ineens weer sterk toe: er
    worden 13 % meer trucks verkocht en bijna 44 % meer opleggers dan
    in het voorgaande jaar (TLN, 1995). Hieruit kan worden
    geconcludeerd dat de dalende resultaten definitief tot een einde
    zijn gekomen. Ook het aantal geleaste wagens neemt de
    laatste jaren sterk toe. In 1990 werd ongeveer zestien procent van
    de vrachtwagens en trekkers geleast, in 1991 groeide dit percentage
    tot negentien procent en in 1992 was het al ongeveer 22 procent
    (CBS, 1994).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 4.2 Faillissementen

    4.2 Faillissementen

    In 1993 gingen 136 transportondernemingen failliet, waarvan de
    overgrote meerderheid (120) internationaal actief was. Het aantal
    bedrijven dat in 1993 op de fles ging was daarmee bijna verdubbeld
    ten opzichte van het voorgaande jaar; toen werd slechts over
    zeventig ondernemingen het faillissement uitgesproken (TLN, 1994 en
    NIWO, 1994). In 1994 gingen er minder bedrijven failliet dan in het
    voorgaande jaar: in totaal 118. Dat is 1,2 % van alle
    transportbedrijven. Het CBS geeft faillissementscijfers over
    langere termijn, maar telt alle bedrijven in het transport, de
    opslag en het wegvervoer bij elkaar op. Duidelijk is dat het aantal
    faillissementen stabiel was tussen 1985 en 1990, maar vanaf 1991
    ineens snel toeneemt (CBS, 1994). Het grootste aantal falende
    bedrijven bevindt zich onder de kleinere en middelgrote
    ondernemingen. Ruim vijftig procent van de faillissementen kwam in
    1994 voor rekening van bedrijven met n tot vijf wagens: hier vielen
    10 procent meer failliet-verklaringen dan in het voorgaande jaar.
    De ondernemingen met zes tot tien voertuigen tekenden voor 25
    procent van het totale aantal faillissementen. Ruim driekwart van
    alle faillissementen viel dus in de groep van kleine ondernemers
    (tot tien wagens). Achttien procent van alle faillissementen viel
    ten deel aan de middelgrote bedrijven – met elf tot twintig
    voertuigen (TLN, 1995). Slechts weinig grote bedrijven (met meer
    dan twintig wagens) kregen de strop; zes procent van het totaal
    aantal faillissementen kwam voor hun rekening. Het ging hier
    bovendien alleen om internationaal rijdende grote bedrijven; in het
    binnenlands vervoer sneuvelde vorig jaar geen enkel groot bedrijf
    (NIWO, 1994). TLN signaleert dat veel gefailleerde bedrijven alweer
    snel een nieuwe onderneming opzetten, met dezelfde bestuurders. Er
    worden geen cijfers genoemd van dit aantal. De organisatie spreekt
    het vermoeden uit dat het faillissement voor velen een gemakkelijke
    wijze van schuldsanering is (Nota TLN, 1994).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    Frank Bovenkerk en Ankie Lempens Universiteit Utrecht

    1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    Op 18 juli 1994 knippen we uit De Volkskrant een annonce:
    T.o. gevr. internationaal transportbedrijf.
    Financile problemen geen bezwaar.
    Tel.
    Het kost weinig verbeeldingskracht om hierachter criminele
    intenties te vermoeden. Wil iemand het transportbedrijf overnemen
    om smokkelwaar te vervoeren? Ligt het in de bedoeling het bedrijf
    te gebruiken om geld wit te wassen? We zullen het nooit weten.
    Want, als we het nummer bellen dat in de advertentie wordt genoemd,
    wordt de hoorn na onze openingszin schielijk op de haak gegooid. In
    de vijf of tien jaren die achter ons liggen, zijn bij voortduring
    transportondernemingen en ook wel expediteurs in het nieuws geweest
    omdat zij diensten hadden verricht voor verschillende takken van
    georganiseerde misdaad. Meestal ging het om het internationale
    vervoer van drugs. Er zijn chauffeurs in de gevangenis beland en
    (minder) ondernemers; er zijn vrachtwagencombinaties, ladingen en
    bedrijfspanden geconfisceerd; er zijn vergunningen ingetrokken. Zo
    openlijk als in de Volkskrant-advertentie zal het gewoonlijk
    meestal niet gaan, maar er is voldoende bekend geworden in het
    strafrechtelijk onderzoek van politie en justitie om speciaal
    onderzoek naar betrokkenheid in deze branche te rechtvaardigen. In
    de internationale literatuur over de georganiseerde misdaad wordt
    die betrokkenheid vaak genoemd. Misschien heeft het te maken met
    het imago van truckers als vrije jongens, de wetenschap dat in deze
    branche grote en kleine overtredingen tot op zekere hoogte gewoon
    zijn en worden aanvaard als middel om het hoofd boven water te
    houden. De infiltratie van de georganiseerde misdaad in de
    vakbonden van vrachtwagenchauffeurs in de Verenigde Staten
    (vergelijk de roemruchte carrire van Jimmy Hoffa) is algemeen
    bekend. De transportbranche vormt voor de georganiseerde misdaad
    een strategisch steunpunt omdat zij met het beheersen van aan- en
    afvoer van materiaal ondernemers onder druk kan zetten om
    afpersingsgelden te betalen. Dit vormt een van de manieren om
    bijvoorbeeld (via het beheersen van de aanvoerlijn van
    bouwmateriaal) de bouwnijverheid te controleren. Dit laatste
    verschijnsel doet zich in Nederland niet voor omdat labour
    racketeering
    hier onbekend is.

    lees meer

    IX – Inleiding – LITERATUUR

    LITERATUUR

    H. Abadinsky, Organized Crime, Chicago, Nelson Hall,
    19912. J. Albanese, Where organized crime and white
    collar crime meet. Predicting the infiltration of legitimate
    business
    , paper presented at the Annual Meeting of the American
    Society of Criminology, november 1994 F. Bovenkerk, Hedendaags
    kwaad; Criminologische opstellen
    , Amsterdam, Meulenhoff. H. G.
    van de Bunt, Organisatiecriminaliteit, Arnhem, Gouda Quint,
    1992 H. Edelhertz en T. D. Overcast, The Business of Organized
    Crime; An Assessment of Organized Crime Business-Type Activities
    and Their Implications for Law Enfeorcement
    , Loomis, Palmer
    Press, z.j.
    F. T. Martens, Organized Crime Control; The Limits of Government
    Intervention, Journal of Criminal Justice, jaargang 14,
    1986, p. 239-247.
    S. F. Moore, Law as Process; An Anthropological Approach,
    Londen etc., Routledge & Kegan Paul, 1978. D. C. Smith,
    Wickersham to Sutherland to Katzenbach: Evolving an official
    definition for organized crime, Crime, Law and Social
    Change
    , jaargang 16, 1991, p. 135-154.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>