-
Bibliografie Hoofdstuk IV:
- Marokkaanse criminele groepen in Nederland
Bel Ghazi, H., Over twee culturen; Uitbuiting en
opportunisme, Futile, Rotterdam, 1982.
5.2 Van WAG naar WGW
Sinds de eerste oliecrisis gold in Nederland een
capaciteitsregime, bedoeld om het aantal tonnen op de weg te
beperken. De toenmalige wet – de Wet Autovervoer Goederen – stelde
strenge kwantitatieve toetredingseisen; nieuwe ondernemingen
moesten bewijzen kostendekkend te kunnen rijden en pas na twee jaar
winstgevend ondernemerschap, werd de definitieve vergunning
toegekend. Over ieder extra ton laadvermogen moest weer een nieuwe
vergunning worden aangevraagd en ondernemers betaalden zelfs
bonussen om maar aan extra tonnage te komen. De branche klaagde
steen en been onder dit beperkende stelsel, zo staat ondermeer te
lezen in Elsevier, 13 februari 1993.
11.4 Grootschalige belastingfraude
Op goederen zoals sigaretten, alcohol en hoogwaardige apparatuur
(computers, stereo’s) rusten, bij invoer, hoge accijnzen en andere
belastingen. Maar bij doorvoer hoeven deze bedragen uiteraard niet
te worden betaald. Ook hier wordt er vaak met het land van
bestemming gerommeld. Een voorbeeld: sigaretten uit de VS
komen in Rotterdam aan. De formele bestemming is Noord-Afrika, dus
hoeven er geen heffingen te worden betaald. De sloffen komen echter
toch op de Europese markt terecht. Daar komt de Nederlandse fiscus
gemiddeld pas acht maanden later achter, wanneer blijkt dat de
documenten niet aangezuiverd zijn. De partij is nooit in
Noord-Afrika aangekomen en is dus zoek. Soms blijken de stempels
van de grensposten te zijn
vervalst. Duidelijk is, dat in deze gevallen de werkelijke
goederenstroom en de officile route volgens het document niets met
elkaar van doen hebben. Aansprakelijk voor de schade is de
aanvrager van het douanedocument, meestal een expediteur. Die
probeert de claim te verhalen op zijn opdrachtgever. Soms heeft de
transporteur de documenten zelf geregeld en draait voor de schade
op. Maar ook als dat niet het geval is, loopt de
transportondernemer schade: vooral als de fraude onderweg wordt
ontdekt. Een genterviewde van de werkgeversorganisatie vertelt dat
hij regelmatig signalen krijgt van – vooral – kleine ondernemers
die navraag doen over een bepaalde opdrachtgever. Ze zijn gevraagd
om een vracht te verzorgen op totaal onbekend terrein, bijvoorbeeld
om computers te brengen naar Oost-Europa, terwijl dat bedrijf
normaliter andere produkten naar andere bestemmingen rijdt. Volgens
de woordvoerder is dat een signaal dat fraudeurs op zoek zijn naar
een naeve vervoerder die om een opdracht verlegen zit. Transport en
Logistiek Nederland raadt een dergelijke opdracht altijd af. Maar
vaker bellen de ondernemers niet van tevoren met hun
werkgeversorganisatie, zegt de woordvoerder. En dan is de kans
groot dat het bedrijf in de val wordt gelokt: in het land van
bestemming wordt de chauffeur in een caf of onderweg aangesproken
door een aardige Pool of Rus die voor honderd mark aanbiedt de
transportpapieren in orde te maken. De chauffeur spreekt de taal
nauwelijks en is allang blij. Hij krijgt valse stempels. Op de
terugweg wordt hij aangehouden door de douane en die zet de wagen
vast: de invoerrechten moeten worden betaald plus 150 % boete, de
wagen moet blijven staan en dat kost staangeld, de chauffeur moet
naar Nederland reizen en al wat dies meer zij. Een klein
transportbedrijf is dan in n klap failliet, vertelt de
genterviewde. Voorbeelden uit de praktijk van de sigarettensmokkel
wijzen opvallend vaak in de richting van Itali en Zwitserland. De
fraude wordt dan vanuit Itali bestuurd en via Zwiterserland
uitgevoerd. Als er Nederlanders betrokken zijn, is dit vaak in de
rol van tussenpersoon als vervoerder of expediteur. De
tabaksfabrikanten spelen een dubieuze rol, want zij profiteren van
de smokkel: zij verkopen grote partijen aan duistere
tussenhandelaren en zien hun omzet stijgen – doordat de lage prijs
van hun produkt op de zwarte markt voor een grote afname zorgt,
terwijl de winstmarges gelijk blijven (De Volkskrant, 6 mei
1995).
12.10 De rol van transporteurs
Grote transport-ondernemers worden met enige regelmaat benaderd
door verdachte opdrachtgevers, zo horen we van alle genterviewde
transporteurs. En ondernemer vertelt dat er op een dag Poolse heren
op de stoep stonden met de vraag of hij wel eens wat kon opslaan.
Hij heeft subtiel geweigerd met de smoes dat hij geen extra werk
nodig had. Een andere transporteur vertelt de nep-klanten er altijd
blind uit te kunnen halen, omdat ze zich niet als normale
opdrachtgevers gedragen. Ze wisselen niet de gangbare
vervoerstechnische gegevens uit en vragen vaak niet eens naar de
prijs.
5.2. De luchthaven Schiphol
In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien dat drugsmokkelaars
ook het vliegtuig als transportmiddel inzetten om hun illegale waar
naar de plaats van bestemming te (laten) vervoeren. Het aantal
koeriers dat op Schiphol met drugs (meestal cocane) wordt
aangehouden, is een indicatie voor de omvang van het gebruik door
drugsmokkelaars van een internationaal vliegveld. De hoeveelheid in
beslag genomen drugs is een andere aanwijzing voor de omvang en de
aard van de smokkel van drugs.
5.2. Gespecialiseerde autodiefstalgroepen
In de vorige paragraaf hebben wij kunnen zien dat het voor
criminele groepen aantrekkelijk is auto’s te stelen en met winst
weer te verkopen. De pakkans in Nederland is erg laag en de waarde
van elke auto is hoog genoeg om bepaalde kosten te kunnen dekken.
Maar, wie zijn eigenlijk de daders? Wat weten wij ervan?
4. (VRACHT)AUTODIEFSTALLEN
4.1. Achtergronden van autodiefstallen
Personenauto’s worden om verschillende redenen en om
verschillende doelen gestolen. Deze redenen kunnen over drie
groepen worden verdeeld. Men kan auto’s stelen om er tijdelijk
gebruik van te maken, om er andere criminele activiteiten mee uit
te voeren of om ze na diefstal weer op de een of andere manier
illegaal op de legale markt terug te brengen. Deze redenen zijn van
belang omdat zij uiteindelijk bepalend zijn of een auto naar
verloop van tijd weer wordt teruggevonden of voor altijd spoorloos
zal blijven.
4.7. Heling
Het openbare en anonieme karakter van de horeca biedt alle
mogelijkheid voor de heling van gestolen goederen. Een samenspel
van factoren bepaalt of een caf al dan niet een potentile
heel-lokatie is. Hierin spelen de eigenaar, het publiek, de
omgeving, de sfeer en het personeel een bepalende rol. Homburg cum
suis (1990) stellen dat een bonafide zaak binnen twee weken rijp
kan zijn gemaakt voor heling. Dit gebeurt bij voorbeeld wanneer de
eigenaar, als gevolg van dalende resultaten, steeds meer louche
types tot zijn zaak toelaat en minder frisse zaken tolereert.
Binnen korte tijd verandert een caf dan van karakter; het gewone
publiek laat het steeds meer afweten en het aandeel van malafide
bezoekers wordt groter. De omzet van de eigenaar daalt hierdoor,
waarna de overstap naar het algeheel gedogen of zelfs meewerking
aan helingspraktijken klein is. Kroegen in
stadsvernieuwingsgebieden zijn gevoelig voor dergelijke invloeden,
omdat zij in korte tijd een groot deel van het vertrouwde publiek
kwijtraken en daarmee een zekere sociaal controlerende functie. De
sfeer van een horecagelegenheid bepaalt of en welke goederen er
geheeld worden; een fietsenjunk loopt langs terrassen waar veel
studenten zitten, terwijl de handelaar met een gestolen Mercedes
eerder bij de portier van een luxe nachtclub zal aankloppen. Het
aloude buurtcaf is de klassieke heellokatie, omdat heling meestal
via het ons-kent-ons-circuit loopt. Ook de omgeving van het caf
speelt een rol: in etablissementen rond markten wordt het meest
geheeld (Homburg c.s., 1990). De horecagelegenheid kan zowel dienen
als direct verkooppunt aan de klant (soms de eigenaar of het
personeel zelf), maar ook als doorverkoop-punt. Sommige cafs dienen
als opslag- en verzamellokatie van gestolen goederen. In andere
gevallen vormt het caf een belangrijke schakel in het proces van
diefstal, bewerking en uitzetting van goederen, en houdt men er
zich bij voorbeeld actief bezig met het vervalsen van gestolen
cheques. Homburg cum suis (1990) komen tot een ruwe schatting; in
de Amsterdamse horeca ging in 1987 circa 2,5 miljoen gulden om aan
heling; een kwart van de totale helingsomzet in de hoofdstad (in
het jaar 1988). Volgens een horeca-exploitant wordt praktisch
iedere ondernemer uit de branche regelmatig benaderd door helers om
illegale sigaretten, koffie en drank te kopen, tegen zeer
aantrekkelijke prijzen. Horeca-ondernemers kunnen hiermee hun
winstmarge flink vergroten: de produkten zijn niet alleen goedkoper
in aanschaf, maar blijven ook buiten de belasting. Ook Homburg cum
suis (1990) maken melding van deze vorm van heling. De inkoop van
zwarte produkten door de caf-eigenaar gebeurt echter meestal op
bestelling en vindt daardoor niet per definitie in de
horecagelegenheid plaats.
LITERATUUR
A. Appel en J. Rijnaarts, Omgaan met alcohol, drugs- en
gokverslaving, SVH Uitgeverij, Zoetermeer, 1993 Bedrijfschap
Horeca, Horeca Barometer vierde kwartaal 1994, Bedrijfschap
Horeca, Zoetermeer, 1995 Bedrijfschap Horeca, Horeca in
cijfers, Bedrijfschap Horeca, Zoetermeer, 1994 Bedrijfschap
Horeca, Criminaliteitspreventie in de horeca; Maatregelen in de
praktijk Bedrijfschap Horeca, Zoetermeer, 1994
4.6. Bomaanslagen en brandstichtingen
Bomaanslagen op bouwterreinen of tegen aannemers en
vakbondsleden zijn er in Nederland de afgelopen vijf jaren niet
geweest.
Brandstichting op bouwterreinen komt wel voor, maar zelden. In de
twee slachtofferenqutes, die uit 1988 (Bureau
Criminaliteitspreventie, 1990, p. 36) en die uit 1994 (Van Dijk en
Terlouw, 1995) wordt brandstichting in de bouw niet als vorm van
slachtofferschap gerapporteerd. Volgens verzekeringsmaatschappijen
is opzettelijke brandstichting eerder een vorm van
organisatiecriminaliteit om de administratie te laten verdwijnen,
dan een vorm van criminaliteit die door buitenstaanders wordt
gepleegd.
2.4. De hoge kosten van vertragingen
Het bouwproces staat altijd onder grote tijdsdruk. Wanneer niet
op tijd wordt opgeleverd moeten door de aannemers boetes worden
betaald aan de opdrachtgever. Het bouwproces moet dus zo gladjes
mogelijk verlopen en het liefst zonder vertraging. De kosten van
vertragingen zijn namelijk hoog. Naast de eventuele hoge boetes
voor te late oplevering, kost elke vertraging handen vol geld aan
de aannemer: kapitaalgoederen worden niet gebruikt (renteverlies),
arbeid ligt stil (zeer hoge uitgaven voor niet-produktieve arbeid)
en bouwmaterialen worden daardoor te vroeg geleverd
(renteverlies).
7. SAMENVATTING EN CONCLUSIES
De afvalbranche heeft zich in Nederland in relatief korte tijd
kunnen ontwikkelen van een marginale bezigheid naar een krachtige
economische sector. De omzet is groot en er valt veel geld te
verdienen aan de restanten van de welvaartsmaatschappij. Afval is
een inelastisch goed waardoor de bedrijven in zekere zin zelf de
prijs voor de verwerking kunnen bepalen. Het milieubeleid van de
Nederlandse overheid heeft aan de ene kant geleid tot het
opschroeven van de eisen die aan de verwerking van het afval werden
gesteld en aan de andere kant heeft zij aangestuurd op een
verregaande vorm van zelfregulering en privatisering zonder voor
een adequaat controlesysteem te zorgen. Bepaalde condities in de
afvalverwerkingsbranche hebben zich jarenlang redelijk ongestoord
kunnen ontwikkelen waardoor een gelegenheidsstructuur is ontstaan
die een voedingsbodem voor zware milieucriminaliteit vormt. Er zijn
veel instanties bij betrokken die door de branche-organisaties en
handige afvalverwerkers tegen elkaar worden uitgespeeld. In deze
branche zijn bedrijven actief die een monopoliepositie in de
afvalketen nastreven. Daarmee kan de prijs van afvalverwerking
worden verhoogd en kunnen (overheids)controles worden
bemoeilijkt.
3. VERZEKERINGSFRAUDE NADER GEANALYSEERD
Onder verzekeringsfraude wordt verstaan het verrichten van een
handeling bij de totstandkoming en/of bij de uitvoering van een
verzekeringsovereenkomst, die erop is gericht een uitkering te
verwerven waarop geen recht bestaat, of zich een
verzekeringsdekking te verschaffen onder vals voorwendsel.
Verzekeringsfraude kan worden gepleegd door de direct bij de
uitvoering van de verzekeringsovereenkomst betrokkenen, of door
intermediairen (tussenpersonen, assuradeuren en expertisebureaus)
of gevolmachtigden. In het eerste geval is sprake van
externe fraude, in het tweede geval van interne
fraude ( Westerman, 1992, p.103). Naast dit onderscheid kan
verzekeringsfraude worden getypeerd op basis van vier criteria: (1)
het tijdstip waarop fraude wordt gepleegd, (2) de aard van de
fraude, en (3) het type fraudeurs dat de fraude pleegt (Westerman,
1994) en (4) de soort verzekering waarom het gaat. Fraude kan in de
eerste plaats betrekking hebben op het tijdstip in de
afwikkeling van de overeenkomst tussen verzekeraar en
verzekeringnemer. Er kan gefraudeerd worden ten tijde van het
sluiten van de overeenkomst, tijdens de aangifte van het
schadevoorval en tijdens het claimen van een schadevergoeding.
Gedacht kan worden aan het frauderen met de provisie (door een
verzekeringsagent), met het geven van een verkeerde voorstelling
van zaken met betrekking tot de verzekering (maatschappij) en door
het onderdrukken of vervalsen van informatie die relevant is voor
de beoordeling van de polisaanvraag (verzekeringnemer). Bovendien
kan er worden gefraudeerd met de omvang en hoogte van de geleden
schade, er kan opzettelijk schade worden geleden om voor vergoeding
in aanmerking te komen of een schadeclaim kan worden voorgewend
(Wittkmper, 1990, p. 24).
LITERATUUR
H. Abadinsky, Organized Crime, Nelson-Hall, Chicago,
19913. CBO, Landelijke inventarisatie criminele
groeperingen 1995, CRI, Zoetermeer, 1995 CRI, Risico analyse
afvalmarkt, CRI, Zoetermeer, 1992.