• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort3_89

    277 regiokorps Amsterdam-Amstelland, er om deze reden van af gezien deze onderzoeken daadwerkelijk aan te vatten. Op 15 juni 1999 – vijf dagen dus na het verschijnen van het rapport van de Commissie-Kalsbeek – werd naar aanleiding van de drie ambtsberichten in een vergadering van het college van procureurs- generaal de moeizame onderlinge samenwerking besproken. De drie betrokken hoofdofficieren waren bij  de  bespreking  van  dit  agendapunt  aanwezig.637  Het  college  stelde  blijkens  de  notulen  van  deze vergadering  allereerst  vast  dat  de  stroeve  samenwerking  tussen  de  drie  parketten  in  het  post-Fort- traject  tegenover  de  politiek  niet  meer  viel  weg  te  poetsen.  Gevraagd  naar  hun  appreciatie  van  waar het  mis  was  gegaan  in  de  samenwerking  tussen  de  drie  parketten  droegen  de  drie  hoofdofficieren diverse argumenten aan: — Vrakking  wees  op  de  nasleep  van  de  IRT-affaire  en  op  het  daarmee  samenhangende  feit  dat  er nog steeds een groot onderling wantrouwen was; — Holthuis bracht naar voren dat de grote kennisvoorsprong van Haarlem op het LRT fnuikend was geweest  voor  de  samenwerking;  de  gepleegde  analyses  waren  op  zichzelf  knap,  maar  waren ondoorzichtig  voor  het  LRT  dat  de  onderliggende  informatie  niet  had;  toen  het  LRT  vervolgens steeds vaker het verwijt kreeg “jullie doen niets” ontstond een steeds grotere verwijdering; — Van  Brummen  beaamde  dat  er  weliswaar  een  kennisverschil  was  geweest  maar  dat  Haarlem steeds zoveel mogelijk openheid had betracht; bij de waardering van de feiten had voor hem altijd sterk het onderscheid tussen harde en zachte informatie gegolden; ook had volgens hem een rol gespeeld  dat  Snijders  hele  goede  analisten  aan  zijn  zijde  had;  Haarlem  had  verder  de  indruk gekregen  dat  Amsterdam  geen  zin  had  in  de  zaak  Van  der  Heiden;  toen  Alkmaar  op  het  punt stond  het  dossier  te  vernietigen  had  Haarlem  besloten  om  de  bijbehorende  informatie  onder  te brengen in het onderzoek naar U. 15.4 De gevolgen van de bevindingen voor het onderzoek Het  (vijfde  hoofdstuk  van  het)  rapport  van  de  Commissie-Kalsbeek  dat  op  9  juni  1999  verscheen, veroorzaakte zowel binnen als buiten het openbaar ministerie grote commotie. Het rapport leidde ook snel tot concrete actie vanuit het college van procureurs-generaal. Reeds tijdens de collegevergadering   van   15   juni   1999   werd   het   voorstel   besproken   om   een   aparte   zaaksofficier, bijgestaan  door  een  aparte  CID-officier,  onder  directe  leiding  van  het  college  met  het  onderzoek  te belasten.  Een  rol  voor  de  hoofdofficieren  was  in  dit  scenario  niet  meer  weggelegd.  De  politiek  zou, aldus  de  notulen,  geen  vertrouwen  in  hun  vermogen  tot  samenwerken  (meer)  hebben.  Van  de  zijde van  de  hoofdofficieren  werd  gewezen  op  het  feit  dat  aanvaarding  van  het  voorstel  hun  gezag  ernstig zou  ondermijnen.  Zij  wezen  er  bovendien  op  dat  met  een  louter  strafvorderlijke  aanpak  niet  alles boven  water  zou  komen.  Vrakking  pleitte  in  dit  verband  voor  een  “waarheidscommissie”,  maar  het college verwachtte hier niets van. Het  college  liet  zich  door  de  bezwaren  van  de  drie  hoofdofficieren  niet  vermurwen.  Op  18  juni  1999 kwam  in  de  collegevergadering  het  voorstel  ter  tafel  tot  benoeming  van  Haverkate  als  coördinerend officier  van  het  gehele  post-IRT-onderzoek  en  van  Don  als  coördinerend  CID-officier.638  Snijders,  zo luidden  de  instructies  van  het  college,  diende  onmiddellijk  zijn  werkzaamheden  over  te  dragen  aan deze nieuwe CID-officier. Daarnaast deden de hoofdofficieren de toezegging om alle aanwezige CID- informatie aan Don over te dragen. Het  college  en  de  aanwezige  hoofdofficieren  waren  het  er  over  eens  dat  een  “frisse  ploeg”  zich met  het  post-Fort-traject  moest  belasten.  Zoals  reeds  is  aangestipt  in  hoofdstuk  13,  trok  Noordhoek                                                 637 Vertrouwelijk deel van de besluitenlijst van de vergadering van het college van procureurs-generaal d.d 15 juni 1999 (B2). 638 Besluitenlijst van de vergadering van het college van procureurs-generaal d.d. 18 juni 1999.

    Observatie

    2.2 Observatiemethoden

    2.2.1 Vragen naar aanleiding van de beslispunten

    lees meer

    GEZAG OVER EN TOEZICHT OP DE OPSPORING

    HOOFDSTUK 4 GEZAG OVER EN TOEZICHT OP DE OPSPORING

    4.1 Algemeen

    lees meer

    Verhoren – prof. dr. C. Fijnaut

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 1

    6 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    woensdag 6 september 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    prof. dr. C. Fijnaut
    Aanvang 10.00 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer A.A.M. Hellemons

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 17

    14 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 14 september
    1995 in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den
    Haag

    Verhoord wordt de heer A.A.M. Hellemons
    Aanvang 10.00 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer M. van Steeg

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 33

    29 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    vrijdag 29 september 1995 in
    de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    de heer M. van Steeg
    Aanvang 10.00 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. drs. J.A.M. van Blijswijk

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 49

    11 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    woensdag 11 oktober 1995 in
    de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mr. drs. J.A.M. van Blijswijk
    Aanvang 12.45 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer H. Wierenga

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 65

    20 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    vrijdag 20 oktober 1995 in de
    vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt de
    heer H. Wierenga
    Aanvang 14.00 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. E.M. d’Hondt

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 81

    6 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 6 november 1995 in
    de vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt mr.
    E.M. d’Hondt
    Aanvang 9.30 uur

    lees meer

    Bijlage X – 3.4. De kwetsbare positie van de notaris

    3.4. De kwetsbare positie van de notaris

    3.4.1. Onmisbaar en aantrekkelijk voor criminele
    organisaties

    De notaris is een onmisbare schakel in tal van dubieuze
    constructies. Of het nu gaat om de oprichting van BV’s waarmee
    gefraudeerd gaat worden, of om witwasoperaties waar onroerend goed
    mee is gemoeid of waarbij rechtspersonen worden gebruikt, de
    tussenkomst van de notaris is wettelijk voorgeschreven. In deze zin
    is er een grote mate van potentile betrokkenheid tussen het
    notariaat en de georganiseerde misdaad.

    lees meer

    Bijlage X – 2.2. De karakteristiek van het beroep

    2.2. De karakteristiek van het beroep

    2.2.1. Het evenwicht tussen onafhankelijkheid en
    partijdigheid

    Goede beroepsuitoefening is gebaat bij onafhankelijkheid.
    Onafhankelijke beroepsuitoefening betekent dat de beroepsbeoefenaar
    zich baseert op de eigen professionele, vaktechnische
    oordeelsvorming en professionele verantwoordelijkheid, zonder
    daarbij benvloed te worden door zijn omgeving (vgl. Emanuels, 1995,
    pp. 38-40). Onder de omgeving kunnen in het geval van de advocaat,
    de clint en de overheid worden begrepen.

    lees meer

    Bijlage X – 6.2. Aard en omvang van de schade

    6.2. Aard en omvang van de schade

    Het bepalen van de omvang van de schade die individuele
    benadeelden, ondernemingen, bedrijfstakken of, op het hoogste
    niveau, nationale en supranationale overheden ondervinden van
    fraudezaken is, om diverse redenen een heikel karwei. Zo is in
    fraudezaken waarin een symbiose bestaat met de wettige
    marktomgeving, vaak sprake van een driedeling: behalve
    meeprofiterende marktpartijen is er sprake van direct aanwijsbare
    gedupeerden en indirecte slachtoffers. De laatste groep bestaat uit
    wettige deelnemers wier marktpositie als gevolg van de fraude onder
    grote druk komt te staan. Een sprekend voorbeeld hiervan vormde het
    opkopen van eigen produkten door een multinational die als gevolg
    van een BTW-carrousel aanzienlijk in prijs waren gedaald. Deze
    produkten werden uiteindelijk met aanzienlijke korting via de eigen
    distributiekanalen op de markt gebracht. Het is een moeilijke, zo
    niet onmogelijke opgave om deze vorm van schade in geldbedragen uit
    te drukken.

    lees meer

    Bijlage X – 10.2. Fysieke verplaatsingen

    10.2. Fysieke verplaatsingen

    Het fysiek verplaatsen van geld door middel van weekendtassen of
    per post komt, blijkens de informatie die uit opsporingsonderzoeken
    is verkregen, geregeld voor. Deze wijze van transport kan
    plaatsvinden in het kader van betalingen binnen de drughandel.
    Herone en cocane die vanuit Nederland wordt uitgevoerd naar het
    Verenigd Koninkrijk, blijkt bijvoorbeeld veelal te worden betaald
    met het geld dat met de straathandel is verdiend. Dit straatgeld,
    merendeels bestaande uit kleine coupures, wordt in tassen gepropt
    en door geldkoeriers naar Nederland gebracht (Van Duyne, 1995, p.
    167).

    lees meer

    Bijlage X – 3.4. Recapitulatie

    3.4. Recapitulatie

    In dit hoofdstuk is een aantal verschijningsvormen van fraude
    beschreven. Daarbij is een onderscheid aangebracht tussen
    fraudevormen waarin de actoren op de wettige markt primair als
    slachtoffers moeten worden aangemerkt en fraudevormen waarin ook
    sprake is van verwijtbare betrokkenheid van (een deel van) de
    wettige nijverheid.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.6. Tot besluit

    4.6. Tot besluit

    Het besluit van deze rondgang door vier voor ons onderzoek zeer
    relevante economische branches kan betrekkelijk kort zijn. In drie
    van de vier sectoren vallen er geen sporen van georganiseerde
    criminaliteit te ontdekken. In n sector daarentegen – die van de
    horeca en het gokwezen – is volgens de politie en andere
    overheidsdiensten kennelijk een hele bedenkelijke ontwikkeling aan
    de gang. Hier zijn enkele criminele groepen, hoogstwaarschijnlijk
    door middel van geld dat vooral via de drugshandel is verdiend,
    monopolies aan het opbouwen die de gewone economische orde in een
    sector als deze in het gedrang brengen. En dit laatste niet alleen
    langs financile weg – door concurrenten gewoonweg uit de markt te
    prijzen -, maar ook door de toepassing van intimidatie. Deze
    ontwikkeling beantwoordt nog wel niet helemaal aan het model van
    racketeering, zoals we dat in Amerikaanse grootsteden
    kennen, maar zij is er niet veel minder discutabel om. Niet alleen
    op grond van principile overwegingen betreffende de relatie tussen
    vrije economie en democratische rechtsstaat, maar ook op grond van
    meer beleidsmatige overwegingen. Immers, criminele groepen die
    belangrijke delen van de horeca in een stad als Amsterdam in handen
    hebben, beschikken meteen ook over de nodige infrastructuur om
    allerhande (andere) criminele activiteiten te ontplooien – juist
    ook die activiteiten waaruit de geldmiddelen zijn voortgevloeid om
    zich in de horeca in te kopen: drugshandel, uitbuiting van
    prostitutie, illegale praktijken in verband met speelautomaten,
    koop en verkoop van gestolen goederen, witwassen van criminele
    gelden, ontduiking van belastingen en sociale premies, enzovoort.
    Deze vaststelling impliceert de erkenning dat ook in een stad als
    Amsterdam de georganiseerde criminaliteit niet als vanzelf beperkt
    blijft tot de (illegale) levering van (illegale) goederen en
    diensten, maar ook hier in n (of meer) economische sectoren vormen
    kan aannemen die gewoonlijk worden geassocieerd met steden waar
    deze criminaliteit algemeen als een ernstig maatschappelijk
    probleem wordt gekwalificeerd. Dit is dus niet per definitie
    uitgesloten. Wie nog meent dat dit wel zo is, strooit zichzelf zand
    in de ogen. De hiervoor beschreven ontwikkeling in de horeca toont
    naar onze mening in elk geval aan dat een dergelijk negatief
    scenario beslist tot de rele mogelijkheden behoort. En dus is het
    zaak om een ontwikkeling als deze scherp in het oog te houden.
    Speciaal ook om op langere termijn te kunnen bezien of zij toch ook
    niet de voorbode vormt van een veel bredere evolutie die de
    georganiseerde criminaliteit in de stad doormaakt, namelijk een
    evolutie waarbij vooral de drugshandelaren van vroeger zich (ook)
    ontpoppen als quasi-legale ondernemers, juist ook buiten de sector
    van de horeca.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>