6.4.1 Algemeen
6.4.2 Criminele inlichtingendiensten
6.4.3 Tactische recherche
6.4.4 Kernteams
6.4.5 Korps landelijke politiediensten
6.4.6 BVD
6.4.7 FIOD
6.4.8 Internationale samenwerking
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 12
11 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 11 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer B.J.A.M. Welten
Aanvang 16.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 28
25 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 25 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
prof. dr. F. Bovenkerk
Zie ook: Eerste verhoor prof. dr. F. Bovenkerk (red.)
Aanvang 16.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 44
9 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 9 oktober 1995 in de
vergaderzaal van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt mr. F.
Teeven
Aanvang 9.30 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 60
19 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 19 oktober 1995 in
de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
mr. T. de Waard
Aanvang 12.15 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 76
2 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 2 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer K. Langendoen
Zie ook: Eerste verhoor de heer K. Langendoen (red.)
Aanvang 10.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 92
9 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 9 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
mevrouw mr. W. Sorgdrager
Aanvang 15.00 uur
2.5. De voorvallen
2.5.1. Inleiding
Advocaten kunnen voor het karretje worden gespannen van een
criminele organisatie zonder dat zij het zich bewust zijn. Onbewust
en onbedoeld, dat wil zeggen: niet verwijtbaar, wordt een
bijdrage geleverd aan de misdrijven die deze groepen plegen. Ter
verduidelijking volgt een concreet voorbeeld van deze
niet-verwijtbare betrokkenheid.
LITERATUUR
Berends, M.,
NL Law. De dagelijkse gang van zaken,
Justitile Verkenningen, jrg. 18, nr. 6, 1992, pp. 64-75
Boekman, S.,
Het huidige advocatentuchtrecht,
Zwolle, Tjeenk Willink, 1993
Bruinsma, F., N. J. H. Huls,
De top-7 in de commercile advocatuur,
NJB 1990, pp, 851-859
Bijzondere Gedragscode NOB,
1995
Dijk, K. E. J.,
De notaris en de frauduleuze vennootschap,
SEC 1994, pp. 28-32
Domburg, P. J. M. van,
Over de grenzen van het verschoningsrecht,
Den Haag, VUGA 1994
Dubbeld, C. en F. A. van Schaik,
Accountants kiezen voor zelfregulering bij
fraudemelding,
NJB, afl. 42, 25 november 1994, pp. 1445-1449
Emanuels, J. A.,
Overwegingen van accountants bij beslissingen in
conflictsituaties, Den Haag, SDU, 1995
Gortemaker, J. C. A.,
Fraude in de Jaarrekening,
Dossier, 1992, nr. 9, pp. 162-165
Groot-Van Leeuwen de, L. E.,
De advocaat tussen clint en samenleving,
Justitile Verkenningen 1995, 4, pp. 107-118
Handleiding voor accountants bij de Verordening op de
Fraudemelding,
NIVRA,
1994 Hassel, W. G.,
Wat de advocaat betaamt,
Advocatenblad, 7 oktober 1992, pp. 509-513
Hogenboom, A. B., V. Mul, A. Wielinga,
Financile integriteit. Normafwijkend gedrag en (zelf)regulering
binnen het financile stelsel, Gouda Quint, Arnhem, 1995
Jacobs, F.,
Rechterlijke terughoudendheid bij een eerloze advocaat,
Trema 1995, no 4, pp. 118-120
Kwartaalbericht Rechtsbescherming en Veiligheid,
CBS, Den Haag, 1994/2
Klijn, A, J. G. C. Kester en F. W. M. Huls,
Advocatuur in Nederland 1952-1992,
Justitile verkenningen, jrg 18, nr 6, 1992, pp. 10-44
KPMG,
Kosten en opbrengsten van het notariaat,
Amstelveen 1994
Maurik, M. J. A. van,
De essentialia van het notarisambt,
NJB 19 mei 1995, pp. 731-737
Metselaar, F. J.,
De Federatie-belastingadviseur en criminaliteit,
NJB, afl. 42, 25 november 1994, pp. 1454-1456
Meurs, R. van,
De accountant wordt steeds kreukbaarder,
Vrij Nederland, 16 oktober 1993, pp. 42-47
Minkjan, E. E.,
Veertig jaar Nederlandse orde; vijftien dekens en hun
redes,
Justitile verkenningen, jrg 18, nr 6, 1992, pp. 45-63
Moleveld, W. P.,
Fraudemelding door accountants. Een overzicht van gebeurtenissen
vanaf 1987 tot heden, De Accountant, nr. 8, april 1992, pp.
459-462
Muis, J. W.,
Fraude en Accountant,
Dossier, 1992, nr. 7, pp. 135-142 NIVRA-Jaarverslagen, 1990/1991,
1991/1992, 1992/1993, 1993/1994
NIVRA,
Verordening Gedrags- en Beroepsregels
Registeraccountants,
1994
NOvAA,
Verslag van de Werkzaamheden,
1994
Quant, L. H. A. J. M.,
Advocaat en ethiek. Een inleidende beschouwing,
Advocatenblad, 6 januari 1995a, pp. 17-20.
Quant, L. H. A. J. M.,
Advocaat en criminaliteit,
Trema, nr. 6, 1995b, pp. 183-186
Regoort, C. J., A. Schilder, E. Boom,
5.3. De inbreng van derden
5.3.1. Onoorbare externe contacten bij de uitvoering van de
fraudeconstructie
Uit de bestudeerde fraudezaken kan worden afgeleid dat met enige
regelmaat een beroep wordt gedaan op personen die niet tot de
criminele organisatie gerekend kunnen worden, maar die van cruciaal
belang zijn voor de uitvoering van de fraudeconstructie. Zo zouden
de gevallen van oplichting van financile instellingen, zoals
beschreven in casus 4 en casus 17, niet mogelijk zijn geweest
zonder de medewerking van enkele bankemploys. Een ander voorbeeld
van verwijtbare betrokkenheid van een externe medewerker komt naar
voren in de volgende zaak.
8.2. De rol van tussenpersonen
Zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk, is er sprake van een
levendige handel in rechtspersonen. Die handel moet zeker niet
alleen worden gezien als een vorm van dienstverlening aan criminele
groepen. Ook wettige deelnemers aan het economische verkeer kunnen
baat hebben bij het afstoten van BV’s en/of het kopen van een
plank-BV. De particuliere handelaar A, die in dit hoofdstuk
centraal staat, kwam op de volgende wijze tegemoet aan de wensen
van zijn bonafide clinten.
12. SLOTBESCHOUWING
Onder de algemene noemer fraude is een scala van illegale
activiteiten in de reguliere economie beschreven. Deze
verschijningsvormen hebben n belangrijk kenmerk met elkaar gemeen:
er wordt misbruik gemaakt van het vertrouwen, dat de kurk is waarop
de interacties en transacties in het reguliere economische verkeer
drijven. Het rapport onderstreept eens te meer dat georganiseerde
criminaliteit meer behelst dan drughandel. Het feit dat fraude zich
in wettige bedrijfstakken en sectoren afspeelt, rechtvaardigt
misschien zelfs extra aandacht voor deze vorm van georganiseerde
criminaliteit. Het gevaar van verstrengeling van zakelijke en
criminele belangen is immers juist ten aanzien van fraudedelicten
aanwezig. Het rapport bestaat uit drie onderdelen: een analyse van
18 fraudezaken, een beschrijving van het misbruik van rechtsfiguren
om illegale activiteiten af te schermen en ten slotte een
beschrijving van de wijzen waarop misdaadgeld in de legale economie
wordt gesluisd. De in de beide laatste delen beschreven
afschermings- en witwastechnieken hebben naast fraude ook
betrekking op de drughandel.
-
4. GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT:
- OOK IN LEGALE BRANCHES?
4.1. Inleiding
Het belang van de rol die georganiseerde criminaliteit in een
samenleving speelt, kan aan meer worden afgemeten dan aan het
niveau van geweldgebruik, de omvang van zwarte markten en de
(on)leefbaarheid van bepaalde buurten. Dit belang wordt, algemeen,
namelijk ook afgemeten aan de mate waarin criminele groepen de
inkomsten die zij via illegale handel hebben verworven, ook uit
winstbejag omzetten in illegale, of toch op zijn minst
bedenkelijke, vormen van controle over op zichzelf hele reguliere,
legale sectoren van het economische leven. Is dit namelijk in
verregaande mate het geval, dan is er niet langer sprake van de
ontplooiing van zomaar illegale activiteiten, maar van de
afschaffing van een zo vrij mogelijke economische orde in die
sectoren, en dus van de opheffing van n van de basisbeginselen van
de maatschappij die wij kennen. En dit temeer omdat criminele
groepen die een dergelijke economische machtspositie hebben weten
uit te bouwen, veelal bereid zijn om hun monopolie in de
desbetreffende branches niet alleen met corruptie, maar
uiteindelijk ook met geweld – tegen wie dan ook – te verdedigen. De
voorbeelden van deze situatie liggen in Itali, in Japan, in de
Verenigde Staten en elders voor het oprapen! In een studie als deze
is het dus ook van groot belang om na te gaan of een dergelijke
situatie ook in Amsterdam is ontstaan, of aan het ontstaan is. Zou
zij hier inderdaad bestaan, dan zou het probleem van de
georganiseerde criminaliteit veel ernstiger zijn dan menigeen
momenteel denkt. Zou ze hier helemaal niet bestaan, dan betekent
dit dat er nog altijd een zr groot verschil is tussen het probleem
van die criminaliteit in steden als Tokyo, Kobe, Palermo, Napels en
New York, en dat in de hoofdstad van Nederland. Of ligt het niet zo
zwart-wit? Om deze vraag te kunnen
beantwoorden, hebben wij de liggende informatie over
(georganiseerde) criminaliteit in vier branches bij elkaar
gebracht: de horeca en het gokwezen, de textielnijverheid, de
bouwnijverheid en het particuliere vervoer. De keuze van deze
branches is zeker enigermate bepaald door het feit dat er reeds
enig onderzoek is verricht naar de mogelijke criminele kanten van
deze branches. Anderzijds is zij vooral ingegeven door wat
buitenlands onderzoek op dit gebied heeft opgeleverd. En dit is dat
ook de onderhavige branches om uiteenlopende redenen nogal vatbaar
zijn voor penetratie van criminele groepen. Met andere woorden: als
het probleem van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam – in
economisch opzicht – veel groter is dan gewoonlijk wordt gedacht,
dan moet dit aan de criminaliteit in de bedoelde branches te zien
zijn. Overigens moeten de beschrijvingen van de Amsterdamse
situatie die hierna worden gepresenteerd, worden bezien in relatie
tot de landelijke rapporten die over de desbetreffende branches
zijn geschreven.
6.4. Corruptie bij politie, justitie en bestuur
Onderzoek doen naar corruptie is om allerlei redenen een lastige
opgave. Niet alleen gaat het om gedrag dat door de betrokkenen
liefst zo geheim mogelijk wordt gehouden, maar ook hebben
instellingen er somtijds grote belangen bij om gevallen van
corruptie in de doofpot te stoppen. Hierom vangt deze paragraaf aan
met de resultaten van ons CID-onderzoek naar dergelijke gevallen.
Vervolgens wordt nader ingegaan op de corruptie bij de politie,
omdat vooral hier dit probleem het meest zichtbaar is geworden.
Tenslotte wordt bezien in hoeverre er in Amsterdam inderdaad sprake
is van corruptie in de politiek.
6. DE INVLOED VAN DE GEORGANISEERDE MISDAAD OP DE
STAD
6.1. Benvloeding van de overheid en
vrije-beroepsbeoefenaars
In welke mate wordt de integriteit van het overheidsgezag en van de
vrije-beroepsbeoefenaars in de drie steden bedreigd? Welke
aanwijzingen zijn er dat criminele organisaties pogen informatie te
verkrijgen waarmee zij hun voordeel kunnen doen of zelfs
beslissingen ten gunste van zichzelf kunnen benvloeden? Wij zullen
bij het beschrijven van de gesignaleerde gevallen overigens geen
onderscheid naar stad maken. Een tweede opmerking vooraf is dat de
meeste gevallen zich bij de politie afspeelden. Alle gevallen
hebben zich afgespeeld in de periode 1990-1994.
